‘Het zijn heusch heel geschikte lui!’ paaide Bella hem. Maar George bleef
argwanend. ‘Wie? Wat voor menschen zijn het?!’ Zijn vraag was haast beleedigend.
Ferri haalde zijn schouders op, bleef voor de kast stilstaan en rookte daar met
haastige, lange halen. ‘Kennissen van Bella.’
‘Vrienden van jou, Bella?’ vroeg George.
Nu trok Bella even met haar schouders. ‘Vriénden!’ herhaalde ze gerekt.
‘Kennissen.... Een mensch moet menschen kennen. Als je zoó in het leven staat, als
Ferri en ik staan, dan weet je nooit, wat je nog eens overkomt. Je moet tegenwoordig
van alles kunnen aanpakken en om van alles te kunnen aanpakken, moet je van alles
op de hoogte zijn. Weten, wat er zooal omgaat. Dat kun je alleen door veél menschen
en allerlei soorten menschen te kennen. Voornamelijk díe menschen, die oók van
alles kunnen aanpakken en van alles aangepakt hebben. Dáár leer je van. Niet van
die oude kennissen van jullie! Daar heb je niets aan. Die laten je ten eerste stikken,
- of hebben ze Ferri soms niet laten stikken?! - en ten tweede weten die niets en
kunnen die niets, want die hebben het veel te goed. En zoolang ze het dat hebben,
weten ze niet eens wat het is om het niet goed te hebben. Hoe zouden die je dan
kunnen helpen? En wat heb je dan aan ze?!’
‘Wat je aan ze hebt?’ vroeg George cynisch, ‘vriendschap om de vriendschap, is dat
iets, wat geen waarde heeft?!’
Bella haalde weer haar schouders op. ‘Vriendschap om de vriendschap!’ zei ze en
er klonk lichte spot in haar stem, ‘als er zoo iets heusch bestond....! Nou goed, laten
we zeggen, dat het bestaat! Maar dan is het nog een luxe, die niet voor ons is
weggelegd, hoor! Van vriendschap kunnen we niet leven. Dat hebben we al lang
gemerkt. Wij moeten connexies hebben en zulke kennissen, waar je wat van kunt
afkijken!’
George antwoordde niet. Hij tuurde op zijn knieën, zijn gezicht stond verstoord,
hij voelde zich opeens weer overmand door de omstandigheden, walging en angst
hoopten zich in hem op. Ferri sloeg hem ongerust gade en blikte verstolen naar Bella.
Zij ging naar George toe, streek hem vluchtig over zijn haar. ‘Blijf een uurtje,
George, kijk het aan. Je kunt toch weg, wanneer je wilt. We maken er een gekke
avond van, zeg! Een beetje wijn, een beetje muziek, dan vergeet je je zorgen! Als je
kniest, wordt alles erger. Denk je niet? Kom, help me even met dat raam open te
zetten!’ Ze trok hem aan zijn arm op. Hij stond dralend op. Misschien had ze gelijk!
- ‘Maar bij de eerste gast, die me niet bevalt, verdwijn ik onherroepelijk!’ zei hij
grimmig.
‘Dat is goed, hoor!’ lachte Bella en trok hem aan een oor. Toen lachte hij ook,
over zijn kribbigheid heen....
*
**
Het werd al ochtend, toen hij, een beetje licht in zijn hoofd, naar zijn hotel terugliep.
Een milde lentedag begon aan te breken. De hemel was wijd en zeegroen, de
straatlantaarns werden uitgedaan, er hing een langzaam
klarende schemering tusschen de aschgrauwe, besmookte gevels. De huizen stonden
nog gesloten, met neergelaten rolluiken en dichte poorten.
Hij liep alleen over straat, zijn overjas los, zijn hoed juist iéts te scheef op. Hij
zwaaide een beetje, zijn voetstappen weerklonken hol en hard, hij liep heelemaal
alleen in een lange, leege straat. Er stond zelfs geen politie-agent en ook de trams en
autobussen reden nog niet. Hij had veel wijn gedronken en gedanst. Met Bella en
met alle andere vrouwen. Met al die vrouwen, die hij onuitstaanbaar, waardeloos en
schadelijk vond. Ze waren niet eens bijzonder knap. Bella was de knapste. Er was
er een, die op Susanne leek. Met die had hij ook gedanst. En hij had zich verbeeld,
dat hij vrede had gesloten met Susanne. Het geruststellende daarbij was, dat hij
voortdurend zoo heel zeker was geweest, dat het niet Susanne was.
Bella had hem veel wijn laten drinken, te veel. Maar dat was goed. Het was een
zoodje, die kennissen van Bella! Een zoodje?! Een rotzooi! Maar het heele leven is
een rotzooi! Alles.... tegenwoordig! Die vrouw, die op Susanne leek, had hem
gevraagd of hij getrouwd was. Nee, hij was niet getrouwd! Of hij haar dan eens kwam
opzoeken, zij was tegenwoordig ook niet getrouwd! Zeker! heel graag! ze moest
maar zeggen, waar ze woonde. Waar ze woonde....? ha, ha, nee maar, die was goed!
waar ze woonde? hier in huis immers! hier in dezelfde woning immers!.... In dezelfde
woning?! - Hij had gedacht, dat hij al dronken was, maar hij was niet dronken, hij
was alleen maar een idioot! Want die vrouw woonde in onderhuur bij Bella en Ferri....
- Wist hij dat niet? grappig!.... Nee, dat wist hij niet! reuze grappig!
Nee, werkelijk, dat wist hij niet. Het had hem een
blik ontsteld en ontnuchterd. En in dat oogenblik van ontnuchtering, had hij
onmiddellijk weer gevoeld, hoe er overal afgronden waren, waar hij op zijn
onverwachts in verzonk. Natuurlijk: Ferri en Bella bewoonden immers maar één
kamer, dat had Bella toch duidelijk gezegd: ‘We hebben maar één kamer, we eten
ook hier.’ En ze sliepen daar ook, daarvoor stond er die dubbele divan. Natuurlijk
had die woning minstens nog een kamer, waarschijnlijk nog meer zelfs. Waarom
had hij, toen hij binnenkwam, dat niet direct begrepen?.... Hij moest zich aanpassen
aan het veranderde leven, niemand had er schuld aan, dat hij sommige dingen niet
wist, dat in hem nog vormen en begrippen voortbestonden uit het vroegere leven.
Hij moest al die vormen en begrippen herzien, een dam voor ze opstellen, want anders
zouden ze doorgaan te bestaan, eigenmachtig, en hij zou daardoor telkens in die
onverwachte afgronden wegzakken. Hij moest zich nog oriënteeren in dit nieuwe
leven, dat gistermiddag, vóór de leege Drogeria een aanvang had genomen.... Dus:
Ferri verhuurt kamers. Dat wil zeggen: Bella verhuurt kamers. Van die huur leven
ze zoo'n beetje, want dat drogisterijtje brengt haast niets op... Als hij nu maar uit zijn
oogen keek en logische gevolgtrekkingen maakte, dan zou hij alles weldra begrijpen
en doorzien.
- Grappig, dat hij dat alles nog niet wist, - had die vrouw gevonden. Grappig!
Jawel! Hij had er een glas wijn bovenop gedronken en verder gedanst. Wat hinderde
het ook? Desnoods kon hij haar zelfs gaan opzoeken! Ze was immers Susanne niet!
Maar ze leek op Susanne.... Susanne in de kamer naast Ferri en Bella.... Hij met
Susanne in onderhuur bij Ferri, dat wil zeggen, bij Bella.... ha, ha, reusachtig grappig!
In document
M.H. Székely-Lulofs, Het laatste bedrijf · dbnl
(pagina 77-80)