• No results found

6. Resultaten

6.3 Gentrification en de creatieve stad

Culturele broedplaatsen, vormgegeven binnen het model van de urban container; dus met de integratie van alle stedelijke functies, lijken een centrale rol te spelen in de internationale uitwisseling van creativiteit, kennis en innovatie. Ze zijn daarmee essentieel voor iedere zichzelf respecterende metropool en de derde deelvraag die beantwoord wordt, luidt dan ook: welke rol speelt de NDSM-werf in de internationale

ambities van Amsterdam? Daarbij wordt een analyse gemaakt van de beleidscontext

waarin de NDSM-werf door de gemeente Amsterdam wordt gevormd en de manier waarop dit bijdraagt aan het internationaal gedragen idee van de creatieve stad.

Het exploiteren en intensiveren van het NDSM-terrein door de private sector zagen we in de eerste deelvraag al terugkomen; waarin grote ondernemingen een gebied ontdekken, koloniseren en commercialiseren; met het verdringen van alternatieve en ‘authentieke’ culturele manifestaties en evenementen naar andere (onontdekte) delen van de stad. De gemeente Amsterdam krijgt echter ook vat op de werf en heeft in de gaten dat hier, en op andere delen van de noordelijke IJ-oevers, een gebied ontwikkeld kan worden met internationale allure. Daarbij lijkt hoogbouw en ‘verdichting’ een belangrijke rol te spelen; termen die ook vaak gekoppeld worden aan het thema nieuwe stedelijkheid. Zo schrijft de gemeente in haar bestemmingsplan voor de NDSM-werf:

“Volgens de Structuurvisie 2040 is verdichting een belangrijke opgave voor de hele stad en voor bepaalde gebieden in het bijzonder. Hoogbouw is daarin een geschikt middel. Afhankelijk van de positionering kan hoogbouw

bijdragen aan de kwaliteit van de stad als metropool. De noordelijke IJ-oever is een van de genoemde gebieden waar in het bijzonder hoogbouw wordt gestimuleerd” (Bestemmingsplan, 2010: p. 59)

Vervolgens geeft zij stukken in erfpacht uit aan projectontwikkelaars. Dat hoeft geen probleem te zijn: “Als je maar zorgt dat veel verschillende partijen zich met die

gebiedsontwikkeling kunnen en mogen bemoeien”, zo meent Alsema. Hij vervolgt:

“Je mag hopen dat zoiets dus niet te snel gaat. En dat er geen groot

corporatie, die gemeenschappelijke fundamenten legt voor de wijk. Het is ook niet opgelegd vanuit de gemeente heel hoog. Eigenlijk zeggen ze nu “wat gaan jullie potverdomme hard. We hebben dit zelf helemaal niet bedacht en hebben de regie daarin niet”. Ze zijn de grip hier kwijt. Maar aan de andere kanten genieten ze daar ook van natuurlijk” (Alsema, persoonlijke communicatie)

De Klerk ziet dit op de NDSM-werf fout gaan. Doordat alleen ontwikkelaar Biesterbos er mag ontwikkelen, is daar sprake van “architectonische eenheidsworst” (De Klerk, persoonlijke communicatie). Alsema komt in dit licht terug op de reeds besproken kwestie rondom eigenaarschap, en weet dit te koppelen aan het veelbesproken idee van de urban container:

“Dat je een corporatie krijgt en een burgervereniging. En dat er

gemeenschappelijk bezit komt, of dat ieder een stukje bezit heeft. Verkaveling en zo. Zodat je veel meer de situatie krijgt van een stad. Die bestaat uit allerlei eigenaarschappen. Super ingewikkeld. Je moet dan met elkaar overleggen en samen tot oplossingen komen. Maar in ieder geval; het gaat erom dat je niet de schijn van eigendom hebt maar dat dat ook echt zo is en dat je er een bepaalde stem in hebt” (Alsema, persoonlijke communicatie)

De toenemende invloed die de gemeente Amsterdam uitoefent op de noordelijke IJ- oevers, en zeker in het specifieke geval van de NDSM-werf, moet geplaatst worden in de context van het streven naar een “culturele en economisch duurzame metropool, in

2040” (Bestemmingsplan, 2009).

De internationale reputatie van de NDSM-werf is reeds van een hoog niveau:

“delegaties van over de hele wereld bezoeken de werf, worden rondgeleid en doen de nodige inspiratie op” (Daas, persoonlijke communicatie). De Klerk -zelfbenoemd

‘bottom-up stadsontwikkelaar’- heeft op verzoek soortgelijke projecten in het buitenland helpen ontwikkelen, dankzij de reputatie die ze met de oprichting van Kinetisch Noord en de ontwikkeling van het NDSM-terrein internationaal gezien heeft opgebouwd:

“Je hebt dus een behoorlijke internationale reputatie met broedplaatsen? En Amsterdam als stad ook dus? R: Nou ja zeker, de manier waarop we hier een

broedplaats vorm hebben gegeven. En de ruimte die er lange tijd was om zelf projecten op te zetten. (…) juist dankzij onze kunststad; met jonge kunstenaars die weinig verdienen, lage huur en zo, dáármee staat de NDSM ondertussen op nummer zeven van een Amerikaanse lijst van hipste plekken van de wereld” (De Klerk, persoonlijke communicatie)

Culturele broedplaatsen, of andere plekken waar de creatieve klasse op succesvolle wijze samenkomt, vormen in deze vaak het noodzakelijke ‘vlaggenschip’ dat een stad gebruikt om internationaal aanzien te verwerven; “creatieve netwerken, kunst en

culturele evenementen en manifestaties zijn immers hot”, zo meent Bouwe Olij

(persoonlijke communicatie). De ambitieuze stad heeft in die zin behoefte aan een concrete plek die ingezet kan worden als strategie om uit te groeien naar het haast mythische idee van de creatieve stad, zo blijkt uit het gros van de geanalyseerde documenten. Zo wordt bijvoorbeeld gesteld dat “de icoonwaarde van het gebied in de

stad Amsterdam meer uitgebuit moet worden” (Strategiebesluit, 2011: p. 34).

Het basisidee bij het ontwikkelen van een broedplaats zou echter de goedkope huisvesting voor lokale kunstenaars, ambachtslieden, jongeren en alternatieve scenes moeten zijn, zo meent De Klerk (Persoonlijke communicatie). Pas in een veel later stadium komt vervolgens het idee van stedelijke ontwikkeling en exploitatie, waarbij dergelijke creatieve subculturen goed van pas komen, zo stellen diverse respondenten:

“Nu worden kunstenaars ingezet voor stedelijke gebiedsontwikkeling en het creëren van culturele hotspots en meerwaarde ten aanzien van grondgebied, huurprijzen, erfpacht. En over onze rug, en dat vind ik goed hoor, wordt de stad opgebouwd; creatief interessant gemaakt; waardoor er op allerlei, tal van vlakken natuurlijk voordelen ontstaan voor Amsterdam (...). Je moet niet het gevoel hebben dat je wordt misbruikt als kunstenaar, om hier een gebiedje mooi en hip te maken en dan ‘dankjewel en floep; weg ermee’” (Koolen,

persoonlijke communicatie)

“Je weet het natuurlijk nooit zeker maar ik heb wel vaak het idee dat ik een

paard ben dat af en toe voor een kar gespannen is om een bepaald gebied zo aantrekkelijk te maken dat iedereen er opeens graag wil wonen. (Van der

Lokale kunstenaars en ondernemers op de werf geven aan dat ze daar graag wat voor terug zouden willen krijgen van de gemeente. “Een normale bedrijfsvoering die je de

mogelijkheid geeft om te ondernemen, te organiseren”, stelt Koolen, “of een toekomstgarantie van de gemeente, zodat je in je atelier of op je stuk grond op de werf kunt blijven zitten”. De gemeente Amsterdam lijkt zich er terdege van bewust dat de

‘pioniers’ op de werf, die zich eind jaren ’90 organiseerden in Stichting Kinetisch Noord, voor een groot deel verantwoordelijk zijn voor de huidige internationale positie die de werf in de afgelopen jaren heeft verworven:

“Door de inspanningen van Kinetisch Noord levert de NDSM-werf een belangrijke bijdrage aan de culturele en innovatieve uitstraling van

Amsterdam. Niet voor niets vestigen bedrijven die zich graag identificeren met jongerencultuur, reclamebureaus en aanverwante bedrijven, zoals MTV, en studenten zich op de NDSM-werf” (Projectverslag, 2006: p.3)

Daarbij moet aangemerkt worden dat de economische crisis van 2008 een groot deel van de geplande ontwikkelingen, zoals in hoofdstuk 3 waarneembaar, zijn gestagneerd of uitgesteld:

“Vanwege de unieke ligging aan het IJ en de korte afstand tot het centrum heeft de gemeente al geruime tijd plannen om de werf te transformeren naar een hoogstedelijk gemengd gebied voor wonen, werken en voorzieningen. Vanwege de financiële en economische crisis gaat dit transformatieproces langzamer, waarbij het oostelijk gedeelte van de NDSM-werf grotendeels pas na de looptijd van dit bestemmingsplan wordt herontwikkeld”

(Bestemmingsplan, 2010-2014: p. 7).

Frank Alsema ziet de crisis in deze als een “zegen voor de stad”. Immers, organische groei -dus zonder vastomlijnd einddoel en op een lokaal schaalniveau- blijft zo centraal staan in de ontwikkeling van nieuwe stedelijke gebieden, zo beargumenteerd de oud-directeur van Stichting NDSM, die momenteel meebouwt aan een zelfvoorzienende wijk in Buiksloterham, naast de werf.

De werf lijkt desalniettemin een voorname rol te spelen in de internationale ambities die Amsterdam nastreeft. De gemeente ziet de stad idealiter uitgroeien tot een creatieve en economisch duurzame metropool, met 2040 als streefjaar. Het NDSM-terrein straalt dankzij haar imponerende fysieke structuur internationale allure uit, zo bevestigen diverse respondenten. De gemeente Amsterdam stelt dat de werf icoon kan staan voor de ambitieuze plannen; zoals ‘Amsterdam 2040’; op mondiaal niveau. Niet in de laatste plaats door de mogelijkheden die het terrein biedt als interdisciplinaire hotspot; waar wonen, werken, cultuur, vrije tijd en toerisme bij elkaar komt. Uit de resultaten blijkt echter dat vooral de oorspronkelijke opzet van de werf door Kinetisch Noord -met organische groei, bottom-up ontwikkeling en cascobouw als uitgangspunt- grote internationale belangstelling wekt.