• No results found

Generieke non-discriminatieverplichting

In document Marktanalyse ontbundelde toegang (pagina 86-89)

139 Reference offer for MDF access services, Service Niveaus voor Service en Instandhouding, 28 juni 2012

7.4 Non-discriminatieverplichting

7.4.2 Generieke non-discriminatieverplichting

301. In de ND-aanbeveling stelt de Commissie dat de meest doeltreffende bescherming tegen discriminatie bestaat uit een invulling van de non-discriminatieverplichting op basis van het zogenoemde ‘Equivalence of Input’ (ook wel: EoI) principe. Onder Equivalence of Input wordt verstaan het leveren van diensten en informatie aan interne en externe wholesaleafnemers onder exact dezelfde voorwaarden. Een uitgangspunt daarbij is dat interne en externe

wholesaleafnemers exact dezelfde systemen en processen gebruiken. Als de nalevingskosten van Equivalence of Input echter niet opwegen tegen de verwachte baten, dient volgens de Commissie de non-discriminatieverplichting ingevuld te worden op basis van het zogenoemde ‘Equivalence of Output’ (ook wel: EoO) principe. Met Equivalence of Output kunnen weliswaar verschillende systemen en processen worden ingezet voor interne en externe

wholesaleafnemers, maar de gereguleerde wholesalediensten dienen qua functionaliteit en prijs vergelijkbaar te zijn met de diensten die KPN aan zijn eigen downstreamorganisatie levert.

302. De Commissie overweegt daarbij dat Equivalence of Input minder snel proportioneel zal zijn voor gereguleerde koperdiensten:

“De Commissie beschouwt Equivalence of Input (EoI) in beginsel als doeltreffendste

bescherming tegen discriminatie, omdat toegangvragende partijen hierdoor de mogelijkheid hebben te concurreren met de downstreamondernemingen van de verticaal geïntegreerde AMM-exploitant door gebruik te maken van exact dezelfde reeks gereguleerde

wholesaleproducten, waarbij dezelfde tarieven gelden en dezelfde transactionele processen worden toegepast. EoI is geschikter dan het concept Equivalence of Output (EoO) om te zorgen voor transparantie en om het probleem van informatieasymmetrieën aan te pakken.

[…]

Als gevolg van de vereiste aanpassingen aan het systeem brengt het leveren van gereguleerde wholesale-inputs op EoI-basis waarschijnlijk hogere nalevingskosten met zich mee dan minder strenge verplichtingen inzake non-discriminatie. Bovendien zou een AMM-exploitant niet van een aantal verticale synergieën kunnen profiteren, omdat deze zelf enkel de

wholesaleproducten zou mogen gebruiken die deze aan zijn concurrenten levert of aanbiedt. Deze hogere nalevingskosten dienen echter te worden afgezet tegen de voordelen van zwaardere concurrentie op downstreamgebied.

[…]

Als gevolg van de hogere kosten van het opnieuw ontwerpen van bestaande voorzienings- en operationele ondersteuningssystemen om ervoor te zorgen dat deze aan de EoI-eisen voldoen, is het minder waarschijnlijk dat de verplichting voor de AMM-exploitant om via bestaande

8

7

/4

5

8

systemen op EoI-basis te voorzien in wholesalekopernetwerkinputs voldoende nettovoordelen oplevert om de evenredigheidstoets te doorstaan. Als de AMM-exploitant daarentegen verplicht wordt op EoI-basis in NGA-wholesale-inputs te voorzien, die veelal via nieuwe systemen worden geleverd, zal dat naar verwachting voldoende nettovoordelen opleveren en zijn de incrementele nalevingskosten om te waarborgen dat de nieuwe aangelegde systemen aan de EoI-eisen voldoen, lager, zodat er aan het evenredigheidsbeginsel wordt voldaan.

[…]

Indien nri’s concluderen dat de verplichting om gereguleerde wholesale-inputs op EoI-basis te leveren onevenredig is, dient er een EoO-model te worden toegepast waarbij wordt

gewaarborgd dat de aan alternatieve exploitanten geleverde wholesale-inputs wat betreft de functionaliteit en het tarief vergelijkbaar zijn met de inputs die de verticaal geïntegreerde AMM-exploitant zelf gebruikt, maar afwijken wat betreft de systemen en processen die worden toegepast.”151

303. ACM dient zo veel mogelijk rekening te houden met de ND-aanbeveling en wijkt hier alleen van af als daar voldoende zwaarwegende redenen voor zijn. Voor ODF-access FttH is daar volgens ACM geen sprake van. ACM onderschrijft de motivering van de Commissie dat Equivalence of Input in beginsel de meest geschikte invulling is van de

non-discriminatieverplichting. ACM constateert dat Equivalence of Input in het geval van ODF-access FttH en alle daarbij behorende faciliteiten niet alleen geschikt, maar ook proportioneel is. Daarbij overweegt ACM dat KPN reeds op basis van exact dezelfde systemen en processen diensten levert aan zijn eigen downstreamorganisatie en aan andere wholesaleafnemers. In antwoord op vragenlijsten van ACM stelt ook KPN dat Equivalence of Input een bruikbaar instrument is om in het bijzonder voor glasvezeldiensten non-discriminatie te borgen.

304. ACM acht het – in lijn met de verwachtingen van de Commissie – niet proportioneel om Equivalence of Input aan KPN op te leggen voor de gereguleerde wholesalediensten op zijn kopernetwerk (MDF-access en VULA). KPN heeft al meerdere reguleringsperiodes voor externe en interne wholesaleafnemers op zijn kopernetwerk onderling verschillende systemen en processen ingericht voor de levering van MDF-access en alle daarbij behorende faciliteiten. MDF-access zal bovendien de komende reguleringsperiode in belang afnemen. Bij de implementatie van VULA zal volgens ACM eveneens zo veel mogelijk moeten worden aangesloten bij de bestaande systemen en processen van KPN voor de diensten op zijn kopernetwerk. Dit voorkomt enerzijds dat de implementatiekosten voor VULA hoog uitvallen. Anderzijds stijgen de kosten voor alternatieve aanbieders hierdoor niet onnodig. Toepassing van Equivalence of Input voor MDF-access en VULA zou dus leiden tot meer nalevingskosten voor KPN. Daarbij speelt ook mee dat KPN op basis van Equivalence of Input verplicht zou zijn om technisch VULA bij zichzelf in te kopen terwijl hij in werkelijkheid bij zichzelf MDF-access en

151

Europese Commissie, Aanbeveling over consistente verplichtingen tot non-discriminatie en kostenmethodologieën om de concurrentie te bevorderen en investeringen in breedband aantrekkelijker te maken, 2013/466/EU, 11 september 2013, randnummers 13 – 17.

8

8

/4

5

8

SDF-access inkoopt. Een dergelijke kunstmatige opsplitsing heeft niet alleen een

kostenopdrijvend effect voor de extern geleverde lijnen, maar ook voor alle lijnen die KPN aan zichzelf levert.

305. Op grond van het voorgaande wordt KPN verplicht tot Equivalence of Input voor ODF-access FttH. ACM omschrijft deze verplichting als volgt:

KPN dient ODF-access FttH, alle bijbehorende faciliteiten en alle informatie daaromtrent onder exact dezelfde voorwaarden aan te bieden en te leveren aan externe

wholesaleafnemers en zijn eigen downstreamorganisatie, met inbegrip van dezelfde prijzen en kwaliteit van dienstverlening, binnen dezelfde tijdschema’s, met gebruikmaking van dezelfde systemen en processen, en met dezelfde mate van betrouwbaarheid en dezelfde prestaties.

306. Voor MDF-access en VULA wordt KPN verplicht tot Equivalence of Output. ACM omschrijft deze verplichting als volgt:

“KPN dient MDF-access, VULA, alle bijbehorende faciliteiten en alle informatie

daaromtrent onder ten minste vergelijkbare voorwaarden (wat betreft functionaliteit en prijs) aan te bieden en te leveren aan externe wholesaleafnemers en zijn eigen

downstreamorganisatie, waarbij de gebruikte systemen en processen kunnen afwijken.”

307. ACM vult de non-discriminatieverplichting – ongeacht of deze wordt ingevuld op basis van Equivalence of Input dan wel Equivalence of Output – zo in dat deze in ieder geval betrekking heeft op de volgende voorwaarden:

a. de beschikbaarheid van de diensten en netwerken. Zowel de gegarandeerde als de gerealiseerde beschikbaarheid van de dienst en het netwerk voor zowel interne als externe leveringen dient op hetzelfde niveau te liggen;

b. de onderhoudsperioden. Voor zowel interne als externe leveringen dienen gelijke voorwaarden te gelden, in ieder geval ten aanzien van a) de duur van geplande dienstonderbrekingen, b) de frequentie, c) aankondigingstermijnen, en d) de planning van servicewindows over dagdelen (onder meer: binnen of buiten kantooruren);

c. de hersteltijden in geval van storingen. Voor zowel interne als externe afnemers dienen dezelfde respons- en hersteltijden voor dezelfde diensten te worden gehanteerd. Deze verplichting geldt zowel voor de passieve infrastructuur als voor de actieve apparatuur die benodigd is voor het leveren van de dienst;

d. het proces van ordering en levering. Interne en externe afnemers dienen gelijk te worden behandeld met betrekking tot ten minste: responstijden, levertijden, leveringsvoorwaarden, toegang tot ondersteunende systemen en

8

9

/4

5

8

communicatiemogelijkheden met betrekking tot afstemming om leveringsprocessen in tijd te plannen;

e. het proces van aankondiging van nieuwe of gewijzigde diensten. Voorafgaand en tijdens de aankondigingstermijn van nieuwe of gewijzigde diensten mag de betreffende wholesaledienst nog niet in downstreamproposities worden geoffreerd en/of geleverd; en

f. het proces van informatieverstrekking. Interne en externe afnemers dienen gelijk te worden behandeld met betrekking tot tijdige bekendmaking van (wijzigingen) in tarieven (waaronder mede begrepen eenmalige tarieven, actietarieven en kortingen), toegang tot informatiesystemen en alle voorwaarden (waaronder mede begrepen locaties waar de dienst beschikbaar is, dienstbeschrijving en order- en leveringsvoorwaarden). Onder gelijke behandeling met betrekking tot bekendmaking verstaat ACM tijdige en

gelijktijdige bekendmaking, alsmede bekendmaking op gelijke wijze.

308. Een uitwerking en precisering van alle voorwaarden, waaronder bovenstaande

elementen, moet KPN opnemen in zijn referentieaanbod. KPN dient daarbij ten minste ook alle wholesalediensten die hijaan zijn downstreamorganisatie levert in zijn referentieaanbod op te nemen (voor zover deze vallen binnen de reikwijdte van de verplichting tot het leveren van ontbundelde toegang).

309. De generieke non-discriminatieverplichting geldt voor alle voorwaarden waaronder tariefvoorwaarden. In de volgende paragrafen wordt de non-discriminatieverplichting specifiek ten aanzien tarieven uitgewerkt in een verbod op tariefdifferentiatie (paragraaf 7.4.3) en een verbod op marge-uitholling (paragraaf 7.4.4).

In document Marktanalyse ontbundelde toegang (pagina 86-89)