• No results found

2. Theoretisch kader

2.6 Genderverschillen

Hoewel er vrijwel geen eerder onderzoek bestaat naar de verschillen in effecten van

onbewerkte, realistisch-bewerkte en overduidelijk bewerkte foto’s op mannen en vrouwen, is er wel onderzocht of er genderverschillen bestaan in het bewerken van foto’s. Hieruit bleek dat zowel minder aantrekkelijke mannen als vrouwen hun foto’s vaker bewerken dan

aantrekkelijke mannen en vrouwen (Toma & Hancock, 2010). Uit ditzelfde onderzoek bleek echter wel dat vrouwen hun foto’s significant meer bewerken dan mannen.

Dit zou verklaard kunnen worden door het feit dat vrouwen doorgaans meer waarde hechten aan de eigen fysieke aantrekkelijkheid dan mannen (Buss & Schmitt, 1993). Zij maken zich vaker dan mannen druk om hun uiterlijk en hebben, ongeacht leeftijd, gemiddeld een lager zelfbeeld dan mannen (Pliner, Chaiken, & Flett, 1990). De verschillen in

tevredenheid over het eigen uiterlijk tussen mannen en vrouwen zijn het grootst onder jongvolwassenen (Pliner et al., 1990). Uit onderzoek van Block en Robins (1993) blijkt dat het zelfbeeld van mannen verbetert gedurende de transitie van puber naar jongvolwassene, terwijl het zelfbeeld van vrouwen in deze periode verslechtert.

Daarnaast zijn vrouwen eerder bereid te liegen in hun online zelfpresentatie dan mannen (Tyler & Feldman, 2004). Zij lijken sociale media-platformen ook vaker te gebruiken als middel voor zelfpresentatie en om zichzelf te vergelijken met anderen, terwijl het gebruik

14 van mannen veelal gemotiveerd wordt door het maken en onderhouden van vriendschappen (Haferkamp, Eimler, Papadakis, & Kruck, 2012). Een gelijksoortig resultaat werd gevonden in een studie over MySpace, waaruit bleek dat vrouwen zich op sociale media wenden tot anderen om bevestiging te krijgen over zichzelf en hun zelfbeeld hierdoor wordt beïnvloed (Magnuson & Dundes, 2008). Dit gold niet voor mannen: zij waren eerder geneigd hun individualiteit te behouden en zetten sociale media doorgaans niet in om hun zelfbeeld te verbeteren. Onderzoek naar genderverschillen onder jongvolwassenen op Facebook bevestigt deze conclusies: blootstelling aan Facebookfoto’s leidt bij vrouwen vaker tot een negatief zelfbeeld dan bij mannen (Thompson & Lougheed, 2012).

Pliner et al. (1990) stellen dat vrouwen meer waarde hechten aan de eigen fysieke aantrekkelijkheid en dat dit voor hen een centralere rol speelt in het leven dan bij mannen het geval is. Zij suggereren daarom dat het zelfbeeld van vrouwen in relatie tot het eigen uiterlijk makkelijker beïnvloed wordt dan dat van mannen. Volgens Oikawa et al. (2012) is de

zelfwaardering van het eigen gezicht gerelateerd aan de fysieke aantrekkelijkheid van

anderen. Wanneer beide geslachten blootgesteld worden aan realistisch-bewerkte foto’s die de ideal self van leeftijdsgenoten weergeven, wordt daarom verwacht dat het zelfbeeld van vrouwen meer beïnvloed wordt dan dat van mannen. Deze bevindingen leggen de basis voor de volgende hypothese:

H7: Vrouwen kennen gemiddeld lagere scores toe op stellingen omtrent zelfbeeld na het bekijken van realistisch-bewerkte foto’s dan mannen, maar mannen en vrouwen verschillen niet in de scores die zij geven aan onbewerkte en overduidelijk bewerkte foto’s op eigen zelfbeeld.

Verwacht wordt dus dat er een interactie-effect optreedt, waarbij het eigen zelfbeeld van beide geslachten beïnvloed wordt na het bekijken van realistisch-bewerkte foto’s, maar dit bij vrouwen sterker gebeurt dan bij mannen.

15 3. Methode

3.1 Onderzoeksdesign

Om te onderzoeken of onbewerkte, realistisch-bewerkte en overduidelijk bewerkte foto’s invloed hebben op de waargenomen sociale en fysieke aantrekkelijkheid van

jongvolwassenen en het eigen zelfbeeld van de beoordelaar is kwantitatief onderzoek uitgevoerd. Er is gebruik gemaakt van een experimentele survey met binnen-proefpersonen design.

3.2 Proefpersonen

Er hebben 150 proefpersonen deelgenomen aan het experiment met een gemiddelde leeftijd van 21.50 jaar (SD = .06). Aangezien het onderzoek gericht was op jongvolwassenen tussen de achttien en vijfentwintig jaar oud, zijn respondenten met afwijkende leeftijden uit de dataset gefilterd. Er hebben in totaal 64 mannen (43%) en 86 vrouwen (57%) deelgenomen.

De proefpersonen zijn geworven via snowball sampling. Van de respondenten had 12.4% de middelbare school (VMBO, HAVO of VWO) als hoogst genoten opleiding. Verdere

opleidingsniveaus van respondenten waren Middelbaar Beroepsonderwijs (16.4%), Hoger Beroepsonderwijs (31.9%) en Wetenschappelijk Onderwijs (39.3%).

3.3 Materiaal

In het onderzoek is gebruik gemaakt van een vragenlijst met foto’s van jongvolwassenen.

Deze jongvolwassenen werden gefotografeerd in een hal van Tilburg University. Alle foto’s werden gekenmerkt door een neutrale achtergrond. Tevens werden deze allen gemaakt in de portretmodus met flits van een mobiele telefoon (Iphone XR, 12 megapixel). De

jongvolwassenen kregen de instructie om hun eventuele bril af te zetten en te lachen zodat hun tanden zichtbaar waren. Aan hen werd voorafgaand aan de foto verteld dat deze gebruikt zou worden voor surveyonderzoek waarin leeftijdsgenoten hen zouden beoordelen. In totaal werden er 32 jongvolwassenen gefotografeerd.

Uiteindelijk zijn hier achttien personen, negen mannen en negen vrouwen, uitgekozen op basis van de mate waarin zij bewerkt konden worden. Dit omdat op basis van de

hypothesen verwacht werd dat de gefotografeerde jongvolwassenen in de realistisch-bewerkte conditie hoger zouden scoren op fysieke aantrekkelijkheid dan in de onbewerkte conditie.

Tevens werd verwacht dat foto’s in de overduidelijk bewerkte conditie juist lager zouden

16 scoren dan in de onbewerkte conditie. Het was dus belangrijk dat er genoeg kenmerken in het gezicht veranderd konden worden om tot drie verschillende condities te komen.

3.3.1 Onbewerkt

De conditie onbewerkte foto’s bestond uit de foto’s gemaakt zoals hierboven omschreven, zonder verdere aanpassingen. Een voorbeeld van de foto’s is te zien in Figuur 1.

Figuur 1. Voorbeeld van een onbewerkte foto voor beide geslachten.

3.3.2 Realistisch-bewerkt

De foto’s van de achttien jongvolwassenen zijn bewerkt op de website www.ribbet.com. Om de gezichten van de jongvolwassenen te idealiseren, zijn met behulp van deze website hun neuzen verkleind, gezichten meer symmetrisch gemaakt en oneffenheden in het gezicht weggewerkt. Daarnaast zijn wenkbrauwen die rommelig oogden strakker gemaakt

17 Na de bewerkingen op de computer zijn de foto’s opgeslagen en nogmaals bewerkt op een mobiele applicatie genaamd Perfect365 onder de optie ‘Tools’. Bij alle foto’s zijn de gezichten versmald en egaler gemaakt, de tanden gewit, de lippen vergroot, de wallen weggewerkt, de ogen vergroot en is het oogwit witter gemaakt. Daarnaast zijn bij de meeste gefotografeerden de wenkbrauwen in vorm gebracht. Al deze bewerkingen vonden met mate plaats, waardoor de foto’s realistisch-bewerkt waren en linkten naar de werkelijkheid. Een voorbeeld van de conditie realistisch-bewerkt is te zien in Figuur 2.

Figuur 2. Voorbeeld van een realistisch-bewerkte foto voor beide geslachten.

3.3.3 Overduidelijk bewerkt

Kopieën van de realistisch-bewerkte foto’s werden nogmaals bewerkt in de applicatie

Perfect365. Bovengenoemde bewerkingen werden nogmaals uitgevoerd, maar nu in extremere mate, waardoor deze niet meer overeenkwamen met de werkelijkheid. Met name de huid werd

18 onrealistisch egaal gemaakt, de tanden werden extreem gewit en lichaamsvormen werden overdreven vergroot (ogen, mond). Tevens kregen van de meeste participanten de ogen, lippen, wenkbrauwen of haren een kleur die van nature niet voorkomt of die compleet verschilde van de kleur van hun wenkbrauwen. Figuur 3 toont een voorbeeld van de conditie overduidelijk bewerkt. In Bijlage 1 zijn meerdere onbewerkte, realistisch-bewerkte en overduidelijk bewerkte foto’s weergegeven die gebruikt zijn in deze studie.

Figuur 3. Voorbeeld van een overduidelijk bewerkte foto voor beide geslachten

3.4 Instrumentatie

Om de afhankelijke variabelen te meten, is gebruik gemaakt van verschillende stellingen. De afhankelijke variabelen fysieke aantrekkelijkheid en sociale aantrekkelijkheid zijn gemeten met behulp van schalen uit eerder onderzoek van McCroskey, McCroskey en Richmond (2006). De stellingen met betrekking tot het eigen zelfbeeld waren afgeleid van de Offer

Self-19 Image Questionnaire (1982), maar enigszins aangepast om binnen de lijnen van het huidige onderzoek te passen. De stellingen werden beantwoord op een Likerschaal, welke liep van 1 (zeer oneens) tot 7 (zeer eens). De betrouwbaarheid van de schalen werd gecheckt door middel van Cronbach’s Alpha. Deze toonde een goede betrouwbaarheid aan voor alle drie de afhankelijke variabelen (fysieke aantrekkelijkheid α = .90, sociale aantrekkelijkheid α = .92, zelfbeeld α = .74), waarna de vragen samengevoegd werden om tot een gemiddelde score te komen. De stellingen zijn weergegeven in Tabel 1.

Tabel 1

Te beoordelen stellingen per afhankelijke variabele

Stelling 1 Stelling 2 Stelling 3

Fysieke

Zelfbeeld Ik ben trots op mijn uiterlijk

Het onderzoek vond plaats in november 2019. De proefpersonen die deelnamen aan het onderzoek werden geworven via snowball sampling: de vragenlijst werd zowel online als offline gedeeld met bekenden, waarna hen gevraagd werd deze verder te verspreiden.

Na het openen van de vragenlijst kregen de proefpersonen allereerst instructies over het onderzoek. Om vooraf niet te vermelden dat de proefpersonen foto’s in verschillende condities zouden gaan beoordelen, stond een ander onderzoeksdoel omschreven in de inleiding. Dit doel was geformuleerd als ‘Inzicht krijgen in de beoordeling van foto's die jongvolwassenen op sociale media gebruiken door andere jongvolwassenen (18-25 jaar)’. Er

20 werd uitgelegd dat de proefpersonen negen foto’s van jongvolwassenen van hun eigen

geslacht zouden gaan beoordelen en steeds eerst een foto zouden zien, waarna ze geacht werden door te klikken om bij de stellingen te komen. Tevens werden zij geïnstrueerd om niet te lang na te denken over hun antwoord en de stellingen eerlijk te beantwoorden.

Na toestemming te hebben gegeven voor deelname aan het onderzoek, werden proefpersonen aan het begin van de vragenlijst gevraagd een aantal demografische gegevens in te vullen. Op basis van het geslacht dat de proefpersonen aanklikten, werden zij vervolgens willekeurig toegewezen aan een lijst met foto’s van jongvolwassenen van hetzelfde geslacht die zij moesten beoordelen. Per geslacht waren er drie verschillende lijsten met ieder negen foto’s. Na willekeurig te zijn toegewezen aan een van de drie lijsten van hun geslacht, werden de negen foto’s in die lijst in willekeurige volgorde getoond aan de proefpersoon. Van deze foto’s waren er steeds drie onbewerkt, drie realistisch-bewerkt en drie overduidelijk bewerkt.

Iedere vragenlijst bevatte een andere conditie foto (onbewerkt, realistisch-bewerkt of overduidelijk bewerkt) van de gefotografeerde jongvolwassenen. Zo bevatte de eerste

vragenlijst bijvoorbeeld een onbewerkte foto van man 1, de tweede vragenlijst een realistisch-bewerkte foto van man 1 en de derde vragenlijst een overduidelijk realistisch-bewerkte foto van man 1.

Proefpersonen kregen dus slechts een foto van iedere jongvolwassene te zien. De conditie van de foto was afhankelijk van de vragenlijst waaraan zij aselect werden toegewezen. Een

overzicht van de condities van de foto’s per vragenlijst is weergegeven in Tabel 2. De volgorde waarin de foto’s gepresenteerd werden aan de proefpersonen was willekeurig.

Wanneer een vrouw aselect werd toegewezen aan de derde vragenlijst, kreeg zij bijvoorbeeld eerst een realistisch-bewerkte foto van vrouw 6 te zien alvorens zij een overduidelijk

bewerkte foto van vrouw 1 zag.

Tabel 2

Condities van foto’s per vragenlijst

Vragenlijst 1 Vragenlijst 2 Vragenlijst 3

M/V 1 ON M/V 1 RB M/V 1 OB

21

M/V 7 ON M/V 7 RB M/V 7 OB

M/V 8 RB M/V 8 OB M/V 8 ON

M/V 9 OB M/V 9 ON M/V 9 RB

Noot: ON staat voor onbewerkt, RB voor realistisch-bewerkt en OB voor overduidelijk bewerkt.

De proefpersonen kregen steeds een foto te zien waarna ze door moesten klikken naar de volgende pagina. Op deze pagina stonden steeds negen stellingen: drie per afhankelijke variabele (waargenomen fysieke aantrekkelijkheid, waargenomen sociale aantrekkelijkheid en eigen zelfbeeld). Wanneer zij al deze stelling over de foto beantwoord hadden, volgde de volgende foto.

Na de negen foto’s werden de proefpersonen nog gevraagd of zij iemand van de gefotografeerde jongvolwassenen herkenden en, indien ja, welke persoon/personen dit was/waren. Deze beoordelingen werden uit de dataset gefilterd. Tevens werd hen gevraagd hun eigen uiterlijk te beoordelen op een schaal van 1 tot 10. Dit werd gedaan om eventuele effecten op de afhankelijke variabele eigen zelfbeeld beter te kunnen interpreteren.

Uiteindelijk is deze variabele vanwege een gesprek aan spreiding achterwege gelaten. Hierna volgde een debriefing. Alle gegeven antwoorden werden opgeslagen in Qualtrics, waarna ze in SPSS verwerkt en geanalyseerd konden worden. In Bijlage 2 is de complete survey opgenomen.

3.6 Analyse

De afhankelijke variabelen die getoetst werden in dit onderzoek waren waargenomen fysieke aantrekkelijkheid, waargenomen sociale aantrekkelijkheid en eigen zelfbeeld van de

respondent. De onafhankelijke variabelen waren de drie condities van de foto’s: onbewerkt, realistisch-bewerkt en overduidelijk bewerkt. Om te testen of specifieke condities van elkaar verschilden, is een ANOVA met planned contrasts uitgevoerd waarin participant

meegenomen werd als covariaat. Dit omdat iedere participant negen keer voorkwam in de dataset, aangezien er steeds negen foto’s beoordeeld werden, en deze continue variabele zo gecontroleerd kon worden.

Voor aanvang van de testen zijn eerst alle onbruikbare gegevens uit de dataset gefilterd: respondenten die niet binnen de leeftijdscategorie (18-25 jaar) van het onderzoek pasten en/of de antwoorden op stellingen bij foto’s van mensen die zij herkenden. Dit was in totaal 3% van alle respondenten, waarna de gegevens van de overige 150 respondenten

22 gebruikt konden worden. Vervolgens werden de negatief geformuleerde stellingen reverse gecodeerd. Hierna kon de ANOVA met planned contrasts uitgevoerd worden. Met behulp van het contrast ‘Differences’ konden de verschillen tussen de afhankelijke variabelen tegen elkaar afgezet worden. Zo werden de verschillen tussen de condities onbewerkt en realistisch-bewerkt weergegeven, evenals de verschillen tussen de conditie overduidelijk realistisch-bewerkt tegenover de andere twee condities. Dit sloot aan bij de hypothesen, waarin de verschillende condities op dezelfde manier tegen elkaar afgezet werden.

23 4. Resultaten

Om te onderzoeken wat de invloed van onbewerkte, realistisch-bewerkte en overduidelijk bewerkte foto’s op zowel waargenomen fysieke en sociale aantrekkelijkheid als het zelfbeeld van de beoordelaar is, is steeds een ANOVA met planned contrasts uitgevoerd. Er was sprake van zowel skewness als kurtosis in meerdere condities, waardoor er geen sprake was van een normale verdeling. De ANOVA is echter een robuuste test, waardoor deze afwijking geen grote veranderingen in de resultaten oplevert. Bootstrapping is toegepast bij het testen van alle afhankelijke variabelen.

In Tabel 3 is een overzicht weergegeven van alle gemiddelde scores en bijbehorende standaarddeviaties op alle afhankelijke variabelen en voor alle condities. Tevens zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen hierin verwerkt.

Tabel 3

Overzicht van gemiddelde scores (SD) op de afhankelijke variabelen per conditie en geslacht

Onbewerkt Realistisch-bewerkt Overduidelijk bewerkt

Algemene score

Noot: FA staat voor waargenomen fysieke aantrekkelijkheid, SA voor waargenomen sociale aantrekkelijkheid en ZB voor eigen zelfbeeld.

24 De eerste hypothese luidde als volgt ‘Afgebeelde personen in realistisch-bewerkte foto’s scoren hoger op waargenomen fysieke aantrekkelijkheid dan diezelfde personen in onbewerkte foto’s’. Levene’s test toonde aan dat er geen sprake was van homogeniteit F(5, 1364) = 13.84, p = <.001. Uit de ANOVA bleek dat er een hoofdeffect van conditie aanwezig was op waargenomen fysieke aantrekkelijkheid, F(2, 1364) = 125.24, p <.001, ηp2= .155.

Resultaten van de contrastanalyse lieten zien dat de personen op realistisch-bewerkte foto’s (M = 4.86, SD = 1.17) significant als fysiek aantrekkelijker beoordeeld werden dan op

onbewerkte foto’s (M = 4.10, SD = 1.27), p < .001, CI 95% [.586, .910]. Dit ondersteunt H1 . De tweede hypothese was ‘Afgebeelde personen in realistisch-bewerkte foto’s scoren hoger op waargenomen sociale aantrekkelijkheid dan diezelfde personen in onbewerkte foto’s’. Er was wederom geen sprake van homogeniteit F(5, 1364) = 7.65, p <.001. Uit de ANOVA kwameen hoofdeffect van conditie op waargenomen sociale aantrekkelijkheid naar voren, F(2, 1363) = 103.16, p < .001, ηp2= .131. Uit de resultaten van de contrastanalyse bleek dat de personen op realistisch-bewerkte foto’s (M = 5.01, SD = .98) significant hoger

scoorden op waargenomen sociale aantrekkelijkheid dan op onbewerkte foto’s (M = 4.86, SD

= 1.06), p < .001, CI 95% [.012, .292]. Dit bevestigt de tweede hypothese.

Hypothese drie luidde ‘Het bekijken van realistisch-bewerkte foto’s leidt tot een lagere score op het eigen zelfbeeld dan het bekijken van onbewerkte foto’s’. Ditmaal toonde

Levene’s test aan dat er wel sprake was van homogeniteit F(5, 1364) = .673, p = .644. Er bleek echter geen hoofdeffect van conditie te zijn: F(2, 1363) = .524, p = .592. H3 kan dus verworpen worden: scores op eigen zelfbeeld waren hetzelfde voor realistisch-bewerkte en onbewerkte foto’s.

De volgende hypothesen hadden betrekking op de conditie overduidelijk bewerkt ten opzichte van de realistisch-bewerkte en onbewerkte foto’s. Hypothese vier, ‘Afgebeelde personen in overduidelijk bewerkte foto’s scoren lager op waargenomen fysieke

aantrekkelijkheid dan diezelfde personen in realistisch-bewerkte en onbewerkte foto’s’, kan op basis van de contrastanalyse aangenomen worden. Er was sprake van een hoofdeffect van conditie op waargenomen fysieke aantrekkelijkheid. De gemiddelde score op fysieke

aantrekkelijkheid voor overduidelijk bewerkte foto’s (M = 3.54, SD = 1.44) lag significant lager dan de gemiddele score van onbewerkte en realistisch-bewerkte foto’s (M = 4.44, SD = 1.22), p <.001, CI 95% [-1.073, -.792].

De vijfde hypothese luidde ‘Afgebeelde personen in overduidelijk bewerkte foto’s scoren lager op waargenomen sociale aantrekkelijkheid dan diezelfde personen in realistisch-bewerkte en onrealistisch-bewerkte foto’s’. Op basis van de contrastanalyse kan deze hypothese ook

25 aangenomen worden. De gemiddelde score op sociale aantrekkelijkheid lag significant lager voor de conditie overduidelijk bewerkt (M = 4.04, SD = 1.23) dan voor onbewerkte en realistisch-bewerkte foto’s (M = 4.94, SD = 1.02), p = .001, CI 95% [-1.001, -.758].

Hypothese zes had betrekking op het eigen zelfbeeld van de respondenten. Zoals hierboven aangegeven werd er geen hoofdeffect van conditie gevonden op zelfbeeld. H6, ‘Het bekijken van overduidelijk bewerkte foto’s leidt tot een hogere score op het eigen zelfbeeld dan het bekijken van realistisch-bewerkte en onbewerkte foto’s’, wordt dan ook verworpen, p

= .796, CI 95% [-.125, .096].

Tevens werd verwacht dat vrouwen meer beïnvloed zouden worden door realistisch-bewerkte foto’s dan mannen. De laatste hypothese luidde: ‘Vrouwen kennen gemiddeld lagere scores toe op stellingen omtrent zelfbeeld na het bekijken van realistisch-bewerkte foto’s dan mannen, maar mannen en vrouwen verschillen niet in de scores die zij geven aan onbewerkte en overduidelijk bewerkte foto’s op eigen zelfbeeld.’. Hoewel er geen hoofdeffect van conditie was, was er wel een hoofdeffect van geslacht, F(1, 1363) = 31.62, p = <.001, ηp2 = .023.

Mannen gaven zichzelf gemiddeld een 5.25 (SD = .94), vrouwen scoorden iets lager met 4.96 (SD = .99). Een interactie-effect bleef uit, F(2, 1363) = .003, p = .997, ηp2 <.001. H7 dient dus ook verworpen te worden: mannen en vrouwen verschilden dus niet in de scores die ze

zichzelf gaven bij de stellingen over het eigen zelfbeeld na het bekijken van realistisch-bewerkte foto’s.

26 5. Discussie

5.1 Bevindingen

In dit experiment is onderzocht wat de effecten zijn van blootstelling aan onbewerkte, realistisch-bewerkte en overduidelijk bewerkte foto’s op waargenomen fysieke en sociale aantrekkelijkheid van afgebeelde jongvolwassenen en het eigen zelfbeeld van leeftijdsgenoten die deze foto’s beoordeelden. Dit is een zeer actueel onderwerp: jongvolwassenen spenderen veel tijd op sociale media-platformen, waar zij in toenemende mate worden blootgesteld aan bewerkte foto’s (Van der Veer et al., 2019).

In overeenstemming met H1 en H2 bleek dat afgebeelde jongvolwassenen als fysiek en sociaal aantrekkelijker beoordeeld werden op realistisch-bewerkte foto’s in vergelijking met onbewerkte foto’s. Deze bevindingen zijn in lijn met eerder onderzoek van onder andere Sirgy (1982) die stelt dat Westerse schoonheidsidealen de ideal self representeren. Het realistisch bewerken van foto’s maakt dat de ideal self van de afgebeelde persoon

weergegeven kan worden (Fineman, 2012). Tevens sluiten deze resultaten aan bij eerdere bevindingen met betrekking tot sociale aantrekkelijkheid van onder andere Langlois et al.

(2000), die beschrijven dat positieve karaktereigenschappen eerder worden toegeschreven aan fysiek aantrekkelijke personen. Fysiek aantrekkelijke personen worden daarnaast als

geloofwaardiger beschouwd (Brownlow, 1992). Volgens Tesch en Martin (1983) is

vertrouwen een belangrijke voorspeller van sociale aantrekkelijkheid voor jongvolwassenen.

De overduidelijk bewerkte foto’s scoorden lager op waargenomen fysieke en sociale aantrekkelijkheid dan onbewerkte en realistisch-bewerkte foto’s, zoals voorspeld in H4 en H5.

Dit sluit aan bij eerder onderzoek van Knochel (2016), die stelt dat overduidelijke bewerking van foto’s afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de afgebeelde personen. Daarnaast zou zichtbare bewerking van foto’s geassocieerd worden met narcisme en zelf-objectivering (Fox

& Rooney, 2015).

De mate van digitale beeldbewerking bleek geen invloed te hebben op het zelfbeeld van de respondenten, wat in contrast stond met H3 en H6. Hoewel op basis van onderzoek van Chung et al. (2014) voorspeld werd dat blootstelling aan realistisch-bewerkte foto’s zou leiden tot lagere scores op het eigen zelfbeeld dan blootstelling aan onbewerkte foto’s, bleven verschillen in de score op zelfbeeld uit. Tevens werd op basis van onderzoek van Wan et al.

(2013) verwacht dat zelfbeoordeling na het bekijken van overduidelijk bewerkte beelden

(2013) verwacht dat zelfbeoordeling na het bekijken van overduidelijk bewerkte beelden