• No results found

Gemeentebibliotheek van Rotterdam werd een kleine tentoonstelling over De Cneudt georganiseerd. De verzamelbundel Verzen die ter gelegenheid van het jubileum werd

In document ZL. Jaargang 2 · dbnl (pagina 139-143)

uitgegeven door De Wereldbibliotheek en De Sikkel lokte in de Nederlandse landelijke

periodieken echter geen respons meer uit. In 1939 vertrok Richard de Cneudt definitief

naar zijn

vader-land, maar feitelijk was zijn Nederlandse literaire carrière in 1914 al afgesloten. De

naamsbekendheid die hij voor de oorlog genoot kon hij nadien, ondanks zijn komst

naar Nederland, niet meer evenaren.’

56

Eindnoten:

1 Ondertussen is het product in die vorm van de markt gehaald. Met dank aan apotheker Piet Decan, hoofdapotheker UZ Wilrijk Paul Bruyneel en de Académie Internationale d'Histoire de la Pharmacie, apotheker L. de Causmaecker.

1 Richard de Cneudt aan Leo Simons, 19 augustus 1920 (Letterkundig Museum).

2 Zie over het activisme: Sophie de Schaepdrijver, De groote oorlog. Het koninkrijk België tijdens de Eerste Wereldoorlog. Atlas, Amsterdam/Antwerpen 1997, p. 255-288. De rol van Richard de Cneudt in het activisme wordt uitvoerig belicht door Daniël Vanacker in zijn Het aktivistisch avontuur. Stichting Mens en Kuituur, Gent 1991, p. 57 e.v. De Cneudt heeft zijn activistische pogingen tot vernederlandsing van het Brusselse onderwijs zelf vastgelegd in De vervlaamsching van het lager onderwijs in Groot-Brussel. Hessens, Brussel 1918.

3 Zie ook Wim Blockmans en Luc Vandeweyer, ‘Cneudt, Richard de’, in: Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse beweging. Lannoo, Tielt / Utrecht 1998, p. 753-754.

4 R.F. Lissens, De Vlaamse letterkunde van 1780 tot heden. Elsevier, Brussel / Amsterdam 1973, p. 134.

5 Richard de Cneudt, Wijding. C.A.J. van Dishoeck, Amsterdam 1902.

6 Een uitgave van Ad. Hoste. Ook De Cneudts debuutbundel, Gevoel en Phantazie, verscheen in 1895, toen De Cneudt dus nog maar 18 jaar oud was, bij deze Gentse uitgever.

7 Frits Lapidoth, ‘Nederlandsche verzen en Nederlandsch proza’, in: Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift deel XV (januari-juni 1898), p. 491-492.

8 Richard de Cneudt aan Albert Verwey, 20 oktober 1901. (AMVC-Letterenhuis). 9 Richard de Cneudt aan Albert Verwey, 16 augustus 1902. (AMVC-Letterenhuis).

10 Harry G.M. Prick [ed.], De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey. Deel III: april 1898 - januari 1905. Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag 1986 [Achter het boek 22 (3)], p. 204-211. Portret van De Cneudt op p. 213.

11 Zie hierover Joris Janssens en Arno Kuipers, ‘Van kleinschalige netwerken en institutionele verstrengeling’, in: Nederlandse letterkunde 4 (1999), nr. 2, p. 138-161.

12 Hans Vandevoorde, ‘“Een dichter van straks”. De verhouding van Karel van de Woestijne tot het tijdschrift Van Nu en Straks’, in: Spiegel der letteren 43 (2001), nr. 4, p. 285.

13 Zie G.H. 's Gravesande, De geschiedenis van het tijdschrift Vlaanderen. Manteau, Brussel / Antwerpen / Den Haag z.j. [1962]. Zie ook het register op het tijdschrift Vlaanderen in: Karel van de Woestijne, ‘Altijd maar bijeenblijven’. Brieven aan C.A.J. van Dishoeck 1903-1929. Bezorgd door Leo Jansen en Jan Robert. Letterkundig Museum, Den Haag / Bas Lubberhuizen, Amsterdam 1997, p. 243-256.

14 Geciteerd in: 's Gravesande, De geschiedenis van het tijdschrift Vlaanderen, p. 43. 15 Informatie uit een brief van De Cneudt aan Albert Verwey, 5 september 1902

(AMVC-Letterenhuis).

16 Richard de Cneudt aan Albert Verwey, 5 september 1902 (AMVC-Letterenhuis). 17 Richard de Cneudt aan Albert Verwey, 17 oktober 1902 (AMVC-Letterenhuis). 18 's Gravesande, De geschiedenis van het tijdschrift Vlaanderen, p. 41.

19 W.G. van Nouhuys, ‘Over literatuur’, in: Groot Nederland 1 (1903), deel 1, p. 243-244. 20 Frans Bastiaanse, ‘Onze leestafel’, in: Onze Eeuw 3 (1903), deel 1, 322-325, p. 322-323. 21 Willem Kloos, ‘Literaire Kroniek’, in: De Nieuwe Gids 18 (1903), p. 587.

22 Willem Kloos, ‘Literaire Kroniek’, p. 588.

23 Dat Kloos kon concluderen dat De Cneudts leed oprecht was komt natuurlijk voort uit zijn oncontroleerbare impressionistische, invoelende poëziekritiek waarbij de criticus de ziel van

de dichter probeert te peilen (zie J.J. Oversteegen, Vorm of vent. Atheneum-Polak & Van Gennep, Amsterdam 1969, p. 30-31 en W.J. van den Akker, Een dichter schreit niet. Veen, Utrecht 1985, p. 62-67). In de collectie van het Letterkundig Museum bevindt zich een kopie van Kloos' recensie-exemplaar van Wijding, waarin de aantekeningen heel aardig Kloos' lectuur en werkwijze weergeven. Zo tekende hij bij de laatste strofe van ‘Daar is op de wereld’ (Wijding, p. 65) aan: ‘dit is echt gevoeld, maar grappig gezegd’ en bij ‘Menschen in den stillen nacht’ (Wijding, p. 94): ‘óok gevoeld, maar niet gezegd’.

24 L. Leopold, Nederlandsche schrijvers en schrijfsters. Proeve uit hunne werken, met beknopte biographieën en portretten. Vierde, uitgebreide druk. J.B. Wolters, Groningen 1906. De Cneudt op p. 645-649.

25 Bedoeld is waarschijnlijk de roman Geluk, die in 1905 verscheen bij uitgeverij Slothouwer te Amersfoort. Ook uitgeverij W.L. & J. Brusse bracht proza van De Cneudt. In de reeks Een Boek verschenen bij deze Rotterdamse firma in 1905 De primus en De secretaris der dekenij, humoristische verhalen uit ‘het Vlaamsch klein-burgerlijk leven.’

26 Uitgeverij W.L.& J Brusse aan Richard de Cneudt. 30 oktober 1910 (Letterkundig Museum). 27 Richard de Cneudt aan C.A.J. van Dishoeck. 20 mei 1911 (Letterkundig Museum).

28 Richard de Cneudt aan C.A.J. van Dishoeck. 12 januari 1912 (Letterkundig Museum). 29 ‘Geachte heer Kloos, mag ik u verzoeken de ingesloten verzen (uit mijn nieuwe bundel, die

eind November of begin December bij CAJ van Dishoeck te Bussum en Ad. Herckenrath te Gent, verschijnen zal) nog te willen opnemen in de Nieuwe Gids, 't zij van ín November, 't zij, ten laatste van ín December?’ Aldus Richard de Cneudt aan Willem Kloos in oktober 1911 (Letterkundig Museum). De verzen verschenen wel in De Nieuwe Gids, maar pas in 1912. 30 Ook Raymond Vervliet noemt in retrospectief Naar lichtende wegen De Cneudts beste bundel:

‘Het hoogtepunt in zijn werk is evenwel de bundel Naar lichtende wegen (1912) waarin hij zijn geboortestad Gent bezingt en het natuurschoon van de Leie verheerlijkt met Gezelliaanse beelden.’ R. Vervliet, ‘Van Nu en Straks’, in: M. Rutten en J. Weisgerber [red.], Van Arm Vlaanderen tot De voorstad groeit. Standaard, Antwerpen 1988, p. 185.

31 De bundel komt ook niet voor in de aanbiedingslij sten van het Nederlandse Nieuwsblad voor den Boekhandel van 1912.

32 Richard de Cneudt aan Leo Simons, 10 maart 1925 (Letterkundig Museum). Zie over de dichter-boekhandelaar Herckenrath: R. Vervliet, ‘In stilte en schaduw: Adolf Herckenrath, boekhandelaar, uitgever en dichter’, in: Marco Daane en Dirk Leyman [red.], Gent, de dubbelzinnige. Bas Lubberhuizen, Amsterdam 2000, p. 124-137.

33 Is. Querido, ‘Letterkundige kroniek’, in: Algemeen Handelsblad 26 juni 1913 (avondblad). 34 Zie Joris Janssens en Arno Kuipers, ‘Van kleinschalige netwerken en institutionele

verstrengeling’, p. 146-147

35 Willem Kloos, ‘Literaire Kroniek’, in: De Nieuwe Gids 32 (1917), deel 2, p. 309.

36 Zie voor de relaties van Leo Simons en de Vlaamse beweging: Willem van der Steene, Oog voor Vlaanderen. Leo Simons en de Vlaamse ontvoogdingsstrijd. Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, Gent 2001.

37 Zie Vanacker, Het aktivistisch avontuur, p. 350-351.

38 Richard de Cneudt aan Leo Simons, 30 november 1918 (Letterkundig Museum). 39 Richard de Cneudt aan Leo Simons, 14 december 1918 (Letterkundig Museum). 40 Richard de Cneudt aan W.L. & J. Brusse. 10 december 1918 (Letterkundig Museum). 41 Zie Vanacker, Het aktivistisch avontuur, p. 351-354

42 Richard de Cneudt aan W.L. & J. Brusse. 4 januari 1920 (Letterkundig Museum). 43 Dit blijkt uit een brief van Richard de Cneudt aan H.L. de Beaufort, 3 september 1921

(Letterkundig Museum).

44 zie E. Willekens en B. Decorte [eds], Schrijvenderwijs. Vijfenzeventig jaar Vereniging van Vlaamse Letterkundigen 1907-1982. Soethoudt, 1982, p. 26

45 Richard de Cneudt aan G.F. Haspels, 8 oktober 1906 (Letterkundig Museum).

46 Dit blijkt uit een brief van Richard de Cneudt aan Frans Mijnssen van 25 oktober 1906 (Letterkundig Museum). Ook later moet De Cneudt nog een beroep hebben gedaan op het Ondersteuningsfonds, want uit de studie van Van den Braber blijkt dat ook in 1907 nog steun aan De Cneudt werd overwogen (Helleke van den Braber, Geven om te krijgen. Literair mecenaat

50 Zie Jan Fontijn, Trots verbrijzeld. Het leven van Frederik van Eeden vanaf 1901. Querido, Amsterdam 1996, p. 482-484.

51 Richard de Cneudt aan Frederik van Eeden, 25 maart 1921 (AMVC-Letterenhuis). 52 Richard de Cneudt aan Frederik van Eeden, 25 maart 1921 (AMVC-Letterenhuis). 53 De brieven van De Cneudt aan Simons uit de periode 1921-1925 (Letterkundig Museum)

handelen voornamelijk over de uitgave van De stille bloei.

54 Jan R. Th. Campert, ‘Bibliographie’, in: De Nieuwe Gids 25 (1940), deel 2, p. 791.

55 J.C.W. Duncker, ‘Richard de Cneudt. Vlaming die Rotterdammer geworden is’, in: De Maasbode 17 december 1937.

48

Document AMVC-letternhuis

In document ZL. Jaargang 2 · dbnl (pagina 139-143)