• No results found

lid zijner gemeente zoo veel mogelijk wenschte te bezitten, kwam tusschen hem en LOUISE D 'AVÉDOniet tot stand Zij bleef hem daardoor in vele opzigten een raadsel

en dit deed hem te vergeefs zoeken naar den weg, dien hij moest inslaan om dit

zedelijk zoo verwoeste hart voor zijn Zender te winnen. Hij vond bij haar niets dan

de grootste koelheid, waarvan hij zich echter in haar anders eerder hartstogtelijk

karakter geen rekenschap kon geven. Sprak hij met ingenomenheid, met liefde van

de dienst van God, van den Verlosser, van de hemelsche gelukzaligheid, zoo

bewonderde

LOUISE

somtijds de natuurlijke welsprekendheid, die zijne woorden dan

onderscheidde, doch overigens ging alle indruk te loor, om de eenvoudige reden, dat

zij nu eenmaal aan alle deze zaken niet geloofde. Ook werd

SÉNÉVAN

niet weinig

geschokt, toen zij hem in de rede vallende uitriep: ‘alles, wat gij zegt is goed voor

gelukkige menschen, maar wanneer men zooveel heeft geleden als ik, dan weet men

wel wat meer,’ en toen

SÉNÉVAN

zocht door te dringen in hetgeen die uitroep had

uitgelokt, werd vermoeidheid door

LOUISE

voorgewend om het gesprek af te breken.

Gedurende een jaar ging hij voort met

LOUISE

te bezoeken. Aan het einde van dien

tijd meende hij eenige verandering in haar gemoedsgesteldheid op te merken. Hij

kon zich namelijk niet herinneren in een zeer geruimen tijd een enkel woord van

haar lippen te hebben vernomen, dat weerzin of onverschilligheid ten opzigte der

godsdienst verried. Reeds begon de gedachte

SÉNÉVAN

te streelen, dat deze gunstige

verandering eenigermate het gevolg was van zijn omgang en gesprekken, toen het

bleek dat intusschen een andere hand in het spel was gekomen, waarop

SÉNÉVAN

in

het allerminst niet had gerekend en waarvan hij op geheel onverwachte wijze overtuigd

werd.

VIII.

Het kon omstreeks acht dagen geleden zijn sedert

SÉNÉVAN

zijn laatste bezoek aan

LOUISE

had gebragt. Hij nam zich dus voor, den dag niet te laten voorbijgaan, vóór

hij zijn belangwekkende patient had gezien. Nadat hij aan de deur van

LOUISE

geklopt

had, en, als naar gewoonte, naauwelijks het antwoord had afgewacht, trad hij binnen,

in de overtuiging van niemand anders te zullen zien, dan de lijderes en haar

verzorgster. Hij was niet weinig verwonderd, toen hij behalve

MÉLANIE

naast het

ziekbed nog iemand zag nederzitten, dien hij spoedig voor een R. Catholiek

geestelijke, en wel, aan zijn costuum, voor een uit de orde van

JEZUS

herkende.

S

ÉNÉVAN

dacht bij zich zelven: ‘vriend, van waar gij hier?’ doch liet van zijn

verwondering niets blijken en knoopte een gesprek aan, dat over onverschillige

onderwerpen liep.

Er zijn van die oogenblikken in het leven, waarin men bemerkt, dat men deftig en

met inachtneming van alle mogelijke vormen gefopt wordt. Wie dan boos wordt,

fopt er zich zelf bij.

De geestelijke, aan

SÉNÉVAN

volkomen onbekend, is ons geen vreemdeling meer.

Hij is niemand anders dan de eerbiedwaardige grijsaard, de Rector van het

Jesuiten-College, met wien wij te Lianre hebben kennis gemaakt en onder wiens

leiding wij den jeugdigen

THEODOOR LAROCHE

een vurigen aanbidder der H. Maagd

zagen worden. Reeds sedert den aanvang van

LOUISE

'

S

verblijf in het hospitaal had

men getracht den aalmoezenier met haar in aanraking te brengen, in de hoop van

daardoor de belangrijke kranke tot het geloof der R.C. Kerk te bekeeren. L

OUISE

had

het herhaald aanzoek niet langer willen afslaan en de pastoor van het gasthuis was

bij haar toegelaten geweest, doch was in zijn spreken op zulk een

onverstandige en onhandige wijze te werk gegaan, dat

LOUISE

vriendelijk had

verzocht, voortaan van zijne bezoeken verschoond te mogen blijven. Nu was sedert

eenige weken de Rector van Lianre, P.

BLANCA

, in zijn waardigheid opgevolgd,

waardoor ZEw., thands weder eenvoudig medebroeder der orde van

JEZUS

, terstond

kon uitgezonden worden tot een missie in de stad en omstreken van Wallain. Schier

elken avond beklom P.

BLANCA

den kansel en hij besteedde zijne dagen aan het

bezoeken van dezulken, die zijn leiding of raad hadden ingeroepen. Op hem, die

door de beminnelijkheid van zijn karakter, de beschaafdheid zijner manieren, zoowel

als door de overredingskracht zijner taal te Wallain reeds zoo gunstig bekend was,

moest de aandacht onmiddellijk vallen, toen men naar iemand omzag, die op

LOUISE

'

S

gevoelens en denkwijze den gewenschten invloed zou kunnen uitoefenen. Pater

BLANCA

werd dus spoedig door den pastoor van het gasthuis geraadpleegd en de

eenvoudige aalmoezenier aarzelde niet de hulp des Jesuits voor een taak in te roepen,

die voor zijne krachten en gaven te zwaar was bevonden. Er moge somtijds, omdat

zij menschen zijn, tusschen de verschillende priesters der R.C. Kerk afgunst ontstaan

wegens de uitmuntendheid van den een boven den ander in geleerdheid of in de

eereplaats, die hem in het bestuur der Kerk is aangewezen, wij gelooven niet dat die

afgunst ligt spreken zal, wanneer het er op aankomt een ziel voor de H. Moederkerk

te winnen. Men zal geen ziel laten verloren gaan, die men zelf niet heeft kunnen

redden, liever dan den bijstand te vragen van een, die bekwamer zij of met meer

gaven wierd toegerust. Tot bewijs daarvan strekt ook het bezoek van den aalmoezenier

aan P.

BLANCA

gebragt en deze, niet van oordeel, dat iets hoegenaamd buiten zijn

werkkring lag, wat het heil der zielen of den bloei der Kerk ook slechts in de verte

betrof, beloofde zijn medebroeder, zoo spoedig

mogelijk de gewenschte dienst te komen bewijzen. Wijsselijk werd het niet aan

LOUISE

gevraagd of zij den Jesuit ontvangen wilde. Hierdoor toch had men zich aan

een weigering al te roekeloos blootgesteld. Het gewigt der zaak die het gold zou zulk

een roekeloosheid onverantwoordelijk gemaakt hebben. Op een oogenblik, dat

LOUISE

niet te veel leed en helder was van geest, hetgeen door haar gedurig tot zich nemen

van een steeds aangroeijende hoeveelheid morphine niet dikwijls plaats greep, trad

de gewezen Rector van het Jesuiten-College te Lianre het ziekenvertrek binnen en

zette zich met al het a p l o m b , dat levenswijsheid en oude jaren in dergelijke gevallen

plegen te geven, aan de sponde der kranke neder. Wij hebben reeds in zijn omgang

met

THEODOOR

Pater

BLANCA

'

S

menschenkennis kunnen waardeeren. In zijn

betrekking tot

LOUISE

verloochende hij zijn karakter allerminst. Zijn innemend

uiterlijk, zijn welluidende stem, wisten al dadelijk

LOUISE

gunstig voor hem te

stemmen en de Rector, bekwamer, handiger dan

SÉNÉVAN

, gaf aan het gesprek dien

loop, dien hij verlangde en noodzakelijk keurde.

‘De krankheid des lichaams, zoo sprak hij onder anderen, is zelden buiten verband,

mijn dochter, met krankheid der ziele. God zendt ons vaak de eerste de krankheid

toe, om ons op de tweede opmerkzaam te maken. De krankheden der ziel zijn niet

minder verschillend dan die des ligchaams, en zoo deze laatsten dikwijls door

uitwendige omstandigheden worden veroorzaakt, ook de eersten zijn van onze

lotgevallen in geenen deele onafhankelijk. God weet dit, en daarom heeft hij

medelijden en daarom is hij toegevend voor de kwalen, waaraan ons hart lijden mogt,

even als voor de dwalingen, waarin onze geest mogt verkeeren. God is niet een

onregtvaardige, noch een harde meester die maait, waar hij niet gezaaid heeft;

integendeel, God heeft geduld met zijne schepselen en zij er voor alle ziekten des

ligchaams al geen kruid

gewassen, daar is geen krankheid der ziele zoo gevaarlijk, die niet kan worden

genezen. Ik ken uw toestand, Mevrouw, ging hij voort, ofschoon er hem niet meer

van verhaald was, dan aan

SÉNÉVAN

, ik ken uw toestand, ik begrijp dien volkomen,

gij lijdt veel, gij hebt reeds veel geleden: dit kan u niet anders dan aangenaam maken

in de oogen van God, maar hiervoor eischt hij dan ook van u, dat gij hem geheel

onderworpen en gehoorzaam zult zijn.’ In dien geest sprak Pater

BLANCA

, doch hij

bemerkte spoedig bij

LOUISE

de koelheid en onverschilligheid op, die ook aan

SÉNÉVAN

niet waren ontgaan. Zijn scherpziend oog bespeurde evenwel onmiddellijk,

dat die onverschilligheid wortelde in een volslagen gebrek aan geloof. De taak, die

hij had te vervullen, stond hem dus op eenmaal duidelijk voor den geest: hij aarzelde

geen oogenblik die taak op zich te nemen. Hij zag in dit hart, wij zeggen niet ongeloof,

maar volslagen gebrek aan geloof, dat wil zeggen, niet zoozeer een stelselmatig

ontkennen van bepaalde waarheden der Christelijke leer, dan wel een gemis van die

hoedanigheid, dien eigenaardigen toestand der ziel, dien men geloof noemt en die

uitsluitend bestaat in die zekere overgave des gemoeds, waarvan

LOUISE

de zaligheid

nooit had begrepen. Hoe meer de doornen der aarde haar wondden, des te meer had

zij zich teruggetrokken: als de bloem had zij hare kelken gesloten, toen het zonlicht

des voorspoeds verdwenen was; zij had nooit vermoed, dat er na het dalen dier zon

nog een koesterender licht kon verrijzen, waarvoor het wel der moeite waard is de

kelken weder te ontsluiten. Hij besloot dien overeenkomstig alle gezag, en wel zulk

een gezag, als vertrouwen niet vraagt, maar gebiedt, in zijn persoon te vereenigen

en de onbewaakte vesting van

LOUISE

'

S

hart alzoo met een onwederstaanbaren greep

te overrompelen.

Tevens opende zich hier een dier rijke gelegenheden voor den medebroeder van