• No results found

Within ecotope scaleOverall indicator

9.6.3 Gemeenschap niveau (Waterlichaam A)

Er is geopteerd om voor de beoordeling enkel data te gebruiken uit de zone nabij de Belgisch/Nederlandse grens, de Beneden Zeeschelde tussen Liefkenshoek en de grens. Deze zone sluit qua typologie nauw aan bij de mesohaliene zone van de Westerschelde. Meer stroomopwaarts begint het macrobenthos sterk te veranderen, onder meer door de verdere afname van het zoutgehalte (zie verder).

In totaal zijn 481 monsters, verzameld tussen 1991 and 2001 op het Groot Buitenschoor, Paardenschor en Galgenschoor in de Beneden Zeeschelde, gebruikt voor het toetsen van de indicator op het derde niveau. Om de effecten van seizoen op de gemeenschap buiten beschouwing te houden is er, net als in de referentie, een selectie gemaakt van najaarsmonsters. Dit was ook de gekozen procedure tijdens onze eerdere beoordeling voor de Westerschelde.

Zes ecotopen zoals gedefinieerd door Escaravage et al. (2004) zijn vertegenwoordigd in deze selectie (Tabel 22, Figuur 36). Met een gemiddelde saliniteit lager dan 18 hoort de Beneden Zeeschelde tot het brakke gebied van onze ecotopenindeling. Op het ondiepe subtidale gebied na, zijn de zes andere ecotopen (1,2,3,4,6,7 in Tabel 22) uit het Westerschelde brakke gebied ook aangetroffen in de dataset van de Beneden Zeeschelde.

Tabel 22. De 6 ecotopen vertegenwoordigd in de monsterselectie van de Beneden Zeeschelde.

ECOTOPE_ID ECOTOPE Naam Aantal monsters

1 Brackish midlow-littoral[hdyn] 103 2 Brackish midlow-littoral[ldyn]_Muddy 38 3 Brackish midlow-littoral[ldyn]_Sandy 48

4 Brackish sub-littoral deep 61

6 Brackish upper-littoral_Muddy 94 7 Brackish upper-littoral_Sandy 136

Figuur 36. Aanduiding van de stations in de Beneden Zeeschelde met onderscheid van de

ecotopen.

9.6.3.1 Soortenaantal

Met de uitzondering van ecotoop 3, beoordeeld als MATIG, krijgen alle andere ecotopen een goede (GEP) tot zeer goede (MEP) beoordeling (Tabel 23). Gemiddeld over de zes ecotopen krijgt de indicator een waarde van 92 overeenkomstig met een GEP-beoordeling voor het aantal soorten gevonden in de Beneden Zeeschelde. Hieruit kan geconcludeerd worden dat in de brakke zone van de Zeeschelde eenzelfde aantal soorten wordt aangetroffen als in de brakke zone van de Westerschelde.

Tabel 23. Lijst van de ecotopen waargenomen in de Beneden Zeeschelde met, voor de

bemonsterde oppervlakte het aantal gevonden soorten en de minimale aantallen te vinden voor het bereiken van de MEP, GEP, MODERATE, POOR ecologische klassen.

9.6.3.2 Soortenlijst

In het algemeen halen de meeste van de gevonden soortenlijsten een goede tot zeer goede beoordeling (Tabel 24). Een matige tot zeer slechte beoordeling komt voor in de ecotopen 2, 3, 4 en 7, maar niet voor alle soortenlijsten. De indicator krijgt voor de aanwezigheid van karakteristieke soorten een gemiddelde waarde van 83 wat voldoende is voor het behalen van de GEP-beoordeling. Ook hier kan gesteld worden dat zowel de meer zeldzame soorten, als de algemene soorten waargenomen worden in de Zeeschelde.

Tabel 24. Bemonsterd oppervlak binnen elk van de zes ecotopen in de Zeeschelde dataset, (N

in list) aantal soorten te verwachten in de verschillende lijsten (trefkans=25%, 75%, 95%), (N in sample) het aantal soorten gevonden in de dataset, (N_..) het aantal soorten dat aanwezig moet zijn voor het behalen van de genoemde status en de toegekende Status en bijbehorende score die is gebruikt voor het berekenen voor de gemiddelde voor het hele monstergebied.

Eco# Surface list% N in list N in sample N_MEP N_GEP N_MOD. N_POOR Status Score

1 2.03 25 13 3 1 1 0 0 MEP 100.0 1 2.03 75 5 2 1 1 1 0 MEP 100.0 1 2.03 90 34 21 28 21 14 8 GEP 75.8 2 0.5 25 0 0 0 0 0 0 n.v.t. 2 0.5 75 11 2 6 4 3 2 POOR 36.3 2 0.5 90 17 17 13 10 7 4 MEP 100.0 3 0.54 25 9 1 0 0 0 0 MEP 100.0 3 0.54 75 10 1 5 4 2 1 BAD 20.7 3 0.54 90 21 15 17 12 8 5 GEP 90.7 4 2.09 25 26 4 3 2 2 1 MEP 100.0 4 2.09 75 16 6 9 7 4 3 MODERATE 67.0 4 2.09 90 25 14 20 15 10 6 MODERATE 70.1 6 0.72 25 4 1 0 0 0 0 MEP 100.0 6 0.72 75 6 3 2 2 1 1 MEP 100.0 6 0.72 90 12 12 9 7 4 3 MEP 100.0 7 0.53 25 5 2 0 0 0 0 MEP 100.0 7 0.53 75 6 1 2 2 1 1 POOR 48.5 7 0.53 90 18 18 14 10 7 4 MEP 100.0

9.6.3.3 Evaluatie van de indicator voor diversiteit

De ecologische status en overeenkomstige score voor de diversiteitindicator is berekend als de gemiddelde van de indicatoren voor het aantal soorten en de soortenlijst (Tabel 25). De uiteindelijke score is 87,5 en komt overeen met een GEP.

Tabel 25. Ecologische status en scores voor de sub-indicators van de diversiteit en van de

overkoepelende indicator.

Status Score

Aantal soorten GEP 92

Soortenlijst GEP 83

Diversiteitindicator GEP 87.5

9.6.3.4 Dichtheid en biomassa

De dichtheid voldoet in drie ecotopen aan het MEP (Tabel 26). Voor deze ecotopen wordt geen significant verschil waargenomen tussen de dichtheid die bij het MEP hoort en de waargenomen gemiddelde dichtheid. Voor vier andere ecotopen wordt een significant verschil waargenomen tussen de dichtheid die bij het MEP hoort en de geobserveerde dichtheid, wat resulteert in een GEP voor ecotoop 4, een matige toestand voor ecotoop 6 en een zeer slechte toestand voor ecotoop 1. Gemiddeld resulteert dit in een GEP voor de gemiddelde densiteit aan bodemdieren. De situatie voor de biomassa is slechter, met slechts twee ecotopen die aan het MEP voldoen en respectievelijk één en drie ecotopen met een matige en zeer slechte toestand (Tabel 27). Gemiddeld resulteert dit in een SLECHTE toestand voor de gemiddelde biomassa aan bodemdieren.

Tabel 26. Gemiddeld dichtheid (ind/m2) zoals verwacht voor de MEP en gemeten in de dataset, toegekende score en bijbehorende score gebruikt voor de berekening van de overkoepelende indicator.

Ecotoop# Density

in MEP

Density

in data t-test t 0.05 State Score

1 5751 1201 6.18 1.97 BAD 21 2 11500 12104 0.88 1.99 MEP 100 3 25291 11179 1.16 1.98 MEP 100 4 1154 901 2.71 1.97 GEP 78 6 11837 18390 3.24 1.98 MODERATE 55 7 17155 14269 0.46 1.98 MEP 100

Tabel 27. Gemiddelde biomassa (g AFDW/m2) zoals verwacht voor de MEP en gemeten in de dataset, toegekende score en bijbehorende score gebruikt voor de berekening van de overkoepelende indicator. Ecotoop # Biomass in MEP Biomass

in data t-test t0.05 State Score

1 2.05 0.35 5.91 1.97 BAD 17

9.6.3.5 Evaluatie van de indicator op het derde niveau (gemeenschap)

Het gemiddelde van de drie sub-indicatoren (diversiteit, dichtheid, biomassa) dient als de indicator geldig voor de Beneden Zeeschelde voor het niveau van de gemeenschap (Tabel

28). Met een waarde van 71 krijgt deze indicator een beoordeling van MODERATE.

Tabel 28. Ecologische status en scores voor de sub-indicators voor de macrobenthische

gemeenschappen in de beneden Zeeschelde en voor de overkoepelende indicator.

Status Score

Diversiteit GEP 87.5

macrofauna dichtheid GEP 76

macrofauna biomassa POOR 50

Indicator op gemeenschap schaal MODERATE 71

9.6.4 Gemeenschapsniveau (Waterlichamen B,C,D)

Momenteel beschikken we niet over een operationele beoordeling voor het zoetwatergetijdengebied. Wel zijn er referentielijsten beschikbaar uit andere watersystemen (Krieg, 2005; van der Molen, 2004). Beide studies hebben ook een maatlat uitgewerkt voor het beoordelen van de ecologische toestand van zoetwatergetijdengebieden op basis van macrobenthos conform de Kaderrichtlijn Water. Deze hebben volgens ons echter hun beperkingen (zie boven).

Uit de beschrijving van de huidige toestand van het macrobenthos in het zoetwatergetijdengebied van de Zeeschelde is echter duidelijk dat het gaat om een zeer verarmde bodemfauna. In vergelijking tot de referentielijsten uit Krieg (2005) en van der Molen (2004) komt in de Zeeschelde slechts één taxon dominant voor, de Oligochaeta. Van deze groep komen weliswaar wel 18 soorten voor, maar dit staat in schril contrast tot het groot aantal taxa en soorten die door Krieg (2005) en van der Molen (2004) beschreven worden (zie boven). De dominante soorten in het zoetwatergetijdengebied van de Zeeschelde zijn Tubifex tubifex en de soorten behorende tot het genus Limnodrilus (met als meest dominante Limnodrilus hoffmeisteri). Deze soorten worden beschouwd als zeer tolerante en opportunistische soorten (met name voor organische belasting), en worden dan ook door van der Molen (2004) geklasseerd als negatieve indicatoren.

Naar alle waarschijnlijkheid zijn de referentielijsten van Krieg (2005) en van der Molen (2004) opgesteld op basis van gegevens uit alle aanwezige habitatten in het watersysteem, inclusief harde substraten zoals kribben en stortstenen oevers. De monitoring zoals die momenteel uitgevoerd wordt door het Instituut voor Natuurbehoud richt zich uitsluitend op het voorkomen van het macrobenthos op zachte substraten (slikken en subtidaal), gebruikmakend van relatief kleine sedimentkernen. Een aantal soorten zullen dan ook zeker gemist zijn (zie aanbevelingen monitoring). De zuurstofhuishouding in de Zeeschelde is momenteel echter zo slecht dat ook in de andere habitatten een lage diversiteit verwacht wordt. Het is enkel bij een minimale zuurstofconcentratie van 5 mg O2.l-1 dat er geen

problemen meer verwacht worden van zuurstof op de diversiteit (Adriaensen et al., 2005). Vanuit de huidige kennis van het systeem kunnen we echter stellen dat het macrobenthos momenteel niet in een goede toestand verkeert en geklasseerd kan worden als SLECHT tot ZEER SLECHT. Voor de zijrivieren is er geen reden om aan te nemen dat dit anders zou zijn. 9.6.5 Integratie van de indicatoren tot een algemene beoordeling voor de

waterlichamen in de Zeeschelde

9.6.5.1 Waterlichaam A (Nederlandse grens tot Kennedytunnel)

Voor het waterlichaam A is het niet wenselijk om een waarde toe te kennen aan de indicator op het ecosysteemniveau (zie boven). De integratie blijft dus beperkt tot niveau 2 en 3. Met een waarde van 70 is de geïntegreerde indicator op de schaal van het waterlichaam A beoordeeld als MATIG (Tabel 29).

Tabel 29. Integratie van de indicatoren op Niveau 2 en 3 in een algemene indicator voor het

waterlichaam A (beneden Zeeschelde).

Waterlichaam A Weging

factor Status Score

Niveau 1 (Ecosysteem) 1 n.v.t. n.v.t.

Niveau 2 (Habitat) 2 MODERATE 69.5

Niveau 3 (Gemeenschap) 2 MODERATE 71

Geïntegreerde indicator MODERATE 70

Het is aangewezen, zeker voor wat niveau 3 betreft, de mesohaliene zone van het Schelde-estuarium als één waterlichaam te beschouwen. Dit betekent dat in de toekomst de mesohaliene zone van de Westerschelde en de mesohaliene zone van de Zeeschelde moeten samengevoegd worden tot één waterlichaam.

9.6.5.2 Waterlichamen B, C en D

In het geval van de waterlichamen B tot D beschikken we momenteel niet over een uitgewerkte maatlat voor het derde niveau (gemeenschap). Vanuit de huidige kennis van het systeem, en dit vergeleken met referentiesoortenlijsten uit andere systemen, kan echter gesteld worden dat de bodemdiergemeenschappen in het zoetwatergetijdengebied van de Zeeschelde zich in een SLECHTE tot ZEER SLECHTE toestand bevinden. Arbitrair wordt dan ook een score toegekend van 30.

Op het niveau van het ecosysteem (niveau 1) is er geen individuele schatting mogelijk per waterlichaam maar wordt de waarde toegekend aan de volledige Zeeschelde (Kennedytunnel tot Gent, dus met uitzondering van waterlichaam A) gebruikt voor verdere integratie. De habitatindicator is wel bepaald voor elk waterlichaam afzonderlijk.

Tabel 30. Integratie van de indicatoren op Niveau 1 en 2 in een algemene indicator voor de

waterlichamen B tot D. Voor niveau 3 betreft het een arbitraire score (zie tekst)

Waterlichaam A Weg. factor Waterlich. (B) Waterlich. (C) Waterlich. (D) Niveau 1 (Ecosysteem) 1 5.85 Niveau 2 (Habitat) 2 40.5 28 16 Niveau 3 (Gemeenschap) 2 30 30 30 Gemiddelde score 29 24 20

Ecologische Status BAD BAD BAD

De integratie toont duidelijk aan dat alle waterlichamen in het zoetwatergetijdengebied van de Zeeschelde een ZEER SLECHTE status krijgen toegekend (Tabel 30). Verder is duidelijk dat er knelpunten zijn op alledrie de niveaus. Op het tweede niveau, het habitatniveau, is er duidelijk te weinig ruimte voor de rivier en is het areaal aan slikken en ondiep subtidaal onvoldoende. Dit manifesteert zich het duidelijkst in de meest stroomopwaartse gebieden. Op het derde niveau zien we ook, weliswaar op een arbitraire wijze, dat de macrobenthosgemeenschap die voorkomt, bestaat uit een arme fauna, gekenmerkt door de dominantie van opportunistische Oligochaeta-soorten.