• No results found

7 MEP/GEP voor habitatarealen op ecosysteemniveau

8.3 Aanpassing van de klassegrenzen voor Chlorofyl a in het zoetwater getijdengebied

De vraag is nu welke classificatie hieraan kan worden toegekend. Om deze vraag te beantwoorden is de link gelegd tussen vuilvracht en diversiteit. Een vuilvracht heeft immers een effect op de zuurstofvraag, en de notoire slechte zuurstofhuishouding van vele estuaria bepaalt het afwezig zijn van een aantal soorten. In het kader van de opmaak van Instandhoudingsdoelstellingen is de zuurstofconcentratie afgeleid die overeenstemt met een goede diversiteit, nl. 5 mg / L in de zomer en 6 mg / L in de winter (Adriaensen et al., 2005). De vuilvracht die met deze grenswaarde overeenstemt, is deze van het scenario 1950. Dat wil zeggen dat de chlorofylwaarden van het 1950-scenario overeenstemmen met een goede ecologische toestand. Wanneer deze bevinding vergeleken wordt met de classificatie die eerder was opgemaakt in Van Damme et al. (2003) (hernomen in Tabel 5), dan dringt een

Scenario Chl a (mg/m3) pristien 100 1950 221 1955 307 1960 264 1965 279 1970 300 1975 329 1980 314 1985 321 1990 286 1995 386 2000 236 2015 100

correctie hiervan zich op. Hierna wordt eerst de oude classificatie opgegeven en daarna worden de correcties uiteengezet.

Tabel 5. Kwaliteitscriteria voor fytoplankton in de zoete zone van overgangswateren volgens

Van Damme et al. (2003) (Chl a = chlorofyl a, DSi = opgelost silicium, Zm = mengdiepte, Zp = fotische diepte)

Gemeenschap Chlorofyl a t 1/2 uitspoeling Lichtklimaat Dsi depletie bloei

algen domineren (hinderlijke overvloedige algenbloei, schuim,

…) of geen fytoplankton

Chl a < 20 mg.m-3 of Chl a > 300 mg.m-3

t < 0,2d Zm/Zp geen belang DSi < 1 à 5 mM

algen domineren diatomeeën 300 mg.m-3 > Chl a > 200 mg.m-3 0,2d < t < 0,5d Zm/Zp > 6 DSi = 1 à 5 mM geen duidelijke dominantie 200 mg.m-3 > Chl a > 50 mg.m-3 0,5d < t < 1d Zm/Zp = 5 ± 1 DSi > 5 mM diatomeeën dominant over algen 50 mg.m-3 > Chl a > 20 mg.m-3 1d < t < 2d Zm/Zp < 4 N/P/Dsi = 16/1/16 diatomeeën dominant over algen Chl a < 20 mg.m-3 t > 2d Zm/Zp <3 N/P/Dsi = 16/1/16

N en P norm rivier gehaald

De nieuwe chlorofyl-resultaten die berusten op berekende bekken-emissies (Tabel 4) leiden tot een verrassende vaststelling. Onder pristiene condities kan de productie van fytoplankton dermate zijn dat tijdens de zomer een maximale concentratie van ongeveer 100 µg /L mogelijk is, zelfs indien lichtlimitatie optreedt. Dit kan verklaard worden door het feit dat een estuarium van nature de verzamelde vracht van het hele achterliggende bekken ontvangt en daardoor van nature een aangerijkt milieu is waarin productie weelderig kan optreden. Het scenario 1950 is het scenario waarbij de waterkwaliteit een voldoende diversiteit toelaat en kan dus als de goede ecologische toestand vooropgesteld worden. De periode rond 1975 betekent het na-oorlogse dieptepunt van de waterkwaliteit waarbij de Zeeschelde zwaar verontreinigd was. Dit scenario kan als de zeer slechte toestand doorgaan. De slechte en de matige toestand afleiden is moeilijker. De modelresultaten tonen immers aan dat de chlorofylwaarden van de verschillende scenario's (Tabel 4) dichter bij elkaar liggen dan volgens de oude classificatie was verondersteld (Tabel 5). Hier wordt de marge in de classificatie dan ook nauw, wat een risico inhoudt. De nieuwe classificatie (zie Tabel 6) is gebaseerd op modelresultaten en de werkelijke waarden kunnen daar dan ook van afwijken. Het is bijgevolg zeer riskant om de classificatie enkel en alleen aan chlorofyl op te hangen, tenzij de classificatie voor chlorofyl voorzien wordt van een ruime tolerantiebreedte. Daarmee vervagen alle classificatievelden in elkaar.

8.4 Besluiten

Chlorofyl mag niet op zichzelf staan in een beoordelingssysteem voor fytoplankton. De chlorofylwaarden moeten beoordeeld worden in een ruimer kader, nl. dat van lichtklimaat, uitspoeling en nutriënthuishouding, zoals in Tabel 5 weergegeven. Indien deze parameters goed scoren, dan dient een tolerantievenster voor chlorofyl in acht genomen te worden. Met andere woorden, stel dat alle parameters goed scoren, en de chlorofyldata zouden erop wijzen dat chlorofyl slechts matig scoort, dan moet deze matige score genegeerd worden en zorgt het tolerantievenster voor de goede toestand ervoor dat chlorofyl ook goed scoort. Het tolerantievenster bedraagt 100 mg chl a . m-3.

Tabel 6. Voorgestelde correctie op bestaande classificatie voor Chla concentratie in zoete

overgangswateren (Van Damme et al., 2003): Voor het pristien en het 1950 scenario zijn de ecologische toestand, en dus de classificatiegebieden gekend, nl. het pristien scenario komt overeen met de zeer goede toestand (blauw) en het 1950 scenario komt overeen met de goede ecologische toestand (groen). De chlorofyl waarden zijn opgegeven volgens de oude klassificatie van Van Damme et al. (2003), met daarnaast de nieuwe classificatiebegrenzing op basis van de bekken-emissie.

Voor de brakke zone wordt geen classificatie voorgesteld vermits deze zone een mortaliteitszone is. Voor de zoute zone geeft het OMES-model voorlopig geen nuttige resultaten. Aan de oude classificatie voor chlorophyl a volgens Van Damme et al. (2003), vervolgens overgenomen door Van Wichelen et al.(2005), worden daarom geen wijzigingen voorgesteld. Daar blijft de classificatie op basis van bestaande data behouden met 5-20-50 en 100 mg.m-3 als klassegrenzen en kan voorlopig geen tolerantievenster aangegeven worden. Het monitoringprotocol voor fytoplankon in Vlaamse overgangswateren blijft ongewijzigd zoals voorgesteld in Van Damme et al (2003). Een sluitend beoordelingsprotocol voor een totaalscore per groeiseizoen kan in dit stadium echter nog niet voorgelegd worden. We stellen voor om voorlopig de chlorofyl a waarden (biomassa) en de soortensamenstelling te beoordelen volgens de methode van Van Wichelen et al (2005), met in achtname van de vernieuwde klassegrenzen voor chlorofyl a in de zoete overgangswateren zoals ze hier voorgesteld werden en het toepassen van het voorgestelde tolerantievenster indien lichtklimaat, uitspoeling en nutriënthuishouding goed scoren. Om de ruis die veroorzaakt wordt door klimaatschommelingen te onderscheiden van de werkelijke lange termijn evolutie stellen we voor om te werken met glijdende gemiddelden over de voorbije vijf groeiseizoenen.

scenario overeenstemmende correctie

ecologische toestand volgens bekken-emissie oude klassificatie nieuwe klassificatie

pristien zeer goed max 100 mg.m-3 Chl a < 20 mg.m-3 Chl a < 100 mg.m-3

1950 goed max 220 mg.m-3 20 mg.m-3 > Chl a > 50 mg.m-3 200 mg.m-3 > Chl a > 100 mg.m-3 1975 zeer slecht > 300 mg.m-3 Chl a < 20 mg.m-3 of > 300 mg.m-3Chl a < 100 mg.m-3 of > 300 mg.m-3

matig 300 mg.m-3 > Chl a > 200 mg.m-3 200 mg.m-3 > Chl a > 50 mg.m-3 250 mg.m-3 > Chl a > 200 mg.m-3 slecht 300 mg.m-3 > Chl a > 200 mg.m-3 300 mg.m-3 > Chl a > 200 mg.m-3 300 mg.m-3 > Chl a > 250 mg.m-3

De nieuwe klassificatie heeft een tolerantievenster van 100 mg chl a . m-3

chlorofyl a

9 Macrobenthos

Het macrobenthos of benthische macrofauna is een verplicht kwaliteitselement binnen de Kaderrichtlijn Water. Het betreft hier de macroinvertebraten of ongewervelden die in of op de bodem voorkomen. Het kan hier zowel gaan om harde als om zachte substraten.