• No results found

5. Door instellingen zonder winstoogmerk

7.1. Gelegenheid geven tot sportbeoefening

De Hoge Raad heeft aangegeven dat de nationale terminologie ‘het gelegenheid geven tot sportbeoefening’ veronderstelt dat personen slechts in de gelegenheid zijn om sport te beoefenen doordat die dienst wordt verleend. 85 Hoewel het woord ‘sportaccommodatie’ niet als zodanig staat benoemd in de Nederlandse wettekst, geeft de Hoge Raad in hetzelfde arrest aan dat er sprake moet zijn van het recht om gebruik te maken van een sportaccommodatie,

82 Art. 9 lid 1 Wet OB. 83 Art. 9 lid 2 Wet OB.

84 Zie o.a. HvJ EU 6 mei 2010, ECLI:EU:C:2010:253, zaak C-94/09 (Commissie-Frankrijk), r.o. 29 & HvJ EU 9 november 2017, ECLI:EU:C:2017:846, zaak C-499/16, r.o. 24.

36

zoals dat bleek uit categorie 13 van Bijlage H bij de Zesde Richtlijn.86 In de huidige Btw- richtlijn staat in artikel 98 bijlage 3 post b14 weergegeven dat het moet gaan om ‘het recht om gebruik te maken van sportaccommodaties’. De Nederlandse wettekst lijkt tekstueel ruimer dan de Btw-richtlijn door het ontbreken van de term ‘sportaccommodatie’, maar moet niet ruimer worden uitgelegd. Er moet alsnog sprake zijn van een sportaccommodatie, zo heeft de Hoge Raad aangegeven. Ook staat in het sportbesluit dat het moet gaan om het ‘verlenen van het recht om gebruik te maken van een sportaccommodatie die dient voor de actieve sportbeoefening door de mens.87

Wanneer sprake is van een sportaccommodatie, is reeds behandeld in paragraaf 3.2.2. Zoals aldaar aangegeven, zal een zwembad in de meeste gevallen kunnen worden aangemerkt als sportaccommodatie. In paragraaf 3.1. is behandeld wanneer sprake is van (actieve) sportbeoefening.

7.1.1. Verhuur of gelegenheid geven tot sportbeoefening

Indien de sportvrijstelling niet van toepassing is rijst nog wel de vraag of sprake is van een ‘gewone’ verhuursituatie of het gelegenheid geven tot sportbeoefening. Indien sprake is van een gewone verhuursituatie, is de prestatie alsnog vrijgesteld op grond van artikel 11 lid 1 sub a Wet OB en komt men niet toe aan de tarieftoepassing. Dit onderscheid is aldus relevant. Uit het sportbesluit blijkt dat er sprake is van het gelegenheid geven tot sportbeoefening als:88

- de exploitant, die gelegenheid geeft tot sportbeoefening, ervoor zorgt dat het gebruik van de accommodatie voor de afnemer van de prestatie is beperkt tot het daarin beoefenen van sport;

- de afnemer de accommodatie gebruikt om zelf te sporten of om anderen onder zijn leiding te laten sporten. Het verlaagde tarief is ook van toepassing als de afnemer een (sport)vereniging is die haar leden gelegenheid geeft tot sporten of als de afnemer een school is die de leerlingen laat sporten. Een sporter hoeft niet het exclusieve recht te hebben om de accommodatie te gebruiken, de accommodatie kan aan meerdere sporters tegelijk beschikbaar worden gesteld;

- de exploitant een aantal aanvullende diensten verricht. Daarbij kan worden gedacht aan het beheer, onderhoud, schoonmaken en de beveiliging van de accommodatie. Deze

86 HR 10 augustus 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3758, zaak 43 169, r.o. 3.6. 87 Besluit van 4 september 2014, nr. BLKB2014/123M, Strcrt. 2014, 26112. 88 Besluit van 4 september 2014, nr. BLKB2014/123M, Strcrt. 2014, 26112.

37

mag hij zelf verrichten of door een derde laten verrichten, zolang de persoon of instelling die de accommodatie gebruikt dit niet grotendeels zelf hoeft te doen.

Indien is voldaan aan bovengenoemde punten, is er geen sprake van vrijgestelde verhuur van de onroerende zaak; er is in dat geval meer dan de enkele passieve verhuur van een onroerende zaak. Deze punten zijn onder meer gebaseerd op het arrest ‘Stockholm Lindöpark’ van het HvJ EU, waarin onder andere is aangegeven dat diensten die verband houden met de sportbeoefening zoveel mogelijk als één geheel moeten worden beschouwd en dat het beheer van een terrein waarop sport wordt beoefend in het algemeen niet alleen het passief ter beschikking stellen van een terrein behelst. 89

De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in een arrest verwezen naar de vereisten uit het sportbesluit, waarbij het ging om de terbeschikkingstelling van voetbalvelden. De rechtbank gaf aan dat de eigenaar in casu er actief zorg voor droeg dat de accommodatie voor sportdoeleinden kon worden gebruikt. Daarbij was de eigenaar in belangrijke mate betrokken bij het beheer van de accommodaties en kon deze beperkingen opleggen aan de gebruiker van de accommodatie. Op grond van die omstandigheden was de rechtbank van mening dat de terbeschikkingstelling geen passief karakter had en het verder ging dan verhuur van een onroerende zaak.90

Op grond van de punten uit het sportbesluit, het arrest ‘Stockholm Lindöpark’ en nationale jurisprudentie, kan worden geconcludeerd dat de terbeschikkingstelling van een zwembad (zijnde een sportaccommodatie) meer is dan de enkele ‘kale’ verhuur van een onroerende zaak en dat er geen sprake is van de verhuur-vrijstelling. Dit is evenals het geval indien de gemeente eigenaar is van de accommodatie en deze ter beschikking stelt aan de exploitant die zorgt voor de aanvullende diensten (het beheer, onderhoud en de beveiliging etc.). De aanvullende diensten worden in dat geval uitbesteed aan een derde (de exploitant) en niet aan de ‘huurder’, waardoor is voldaan aan het sportbesluit. De terbeschikkingstelling van een sportaccommodatie is voor de btw dus een btw-belaste prestatie naar het verlaagde tarief.

89 HvJ EU 18 januari 2001, ECLI:EU:C:2001:34, zaak C-150/99 (Stockholm Lindöpark), r.o. 26. 90 Rb Zeeland-West-Brabant 12 januari 2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:2195, zaak AW 14/490.

38