• No results found

Veel instellingen verrichten naast hun vrijgestelde hoofdactiviteiten één of meerdere nevenactiviteiten om financiële steun te krijgen. Die nevenactiviteiten vallen vaak niet onder de vrijstelling zoals die geldt voor de hoofdactiviteiten (in het geval van zwembaden mogelijk de sportvrijstelling). Desalniettemin kunnen deze nevenactiviteiten alsnog zijn vrijgesteld, indien wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden die hieronder worden besproken. Als dat het geval is, kan de btw over de ingekochte diensten en goederen niet in aftrek worden gebracht.

De vrijstelling waarop wordt gedoeld is de vrijstelling voor fondswervende activiteiten.109 Door het bestaan van deze vrijstelling wordt voorkomen dat organisaties, zoals zwembaden, enkel voor hun fondswerving in de btw-heffing worden betrokken. De voorwaarden die gelden voor deze vrijstelling zijn uitgewerkt in artikel 7a uitvoeringsbeschikking van de Wet OB. De fondswervingsvrijstelling kan bij zwembaden toepassing vinden, indien de hoofdactiviteiten zijn vrijgesteld op grond van de sportvrijstelling.

9.1. Wat valt onder fondswerving?

De staatssecretaris van Financiën heeft aanwijzingen gegeven over de toepassing van de vrijstelling voor fondswerving.110 In deze aanwijzingen staat dat onder fondswerving moet worden verstaan: ‘het verrichten van leveringen en diensten van bijkomstige aard, voor zover die leveringen en diensten voortvloeien uit activiteiten ter verkrijging van financiële steun’. Als voorbeeld wordt onder andere genoemd: ‘entreegelden voor uitvoeringen, wedstrijden, toertochten of fancyfairs’. Zoals bleek in hoofdstuk 6 was het verlenen van toegang tot wedstrijden, demonstraties en dergelijke uitgesloten van de sportvrijstelling. Via de fondswervingsvrijstelling kan dit, onder voorwaarden, alsnog zijn vrijgesteld van btw. Ook indien een zwembad een vergoeding ontvangt voor het maken van reclame (sponsoring) kan die vergoeding onder deze vrijstelling vallen. Daarnaast kan de verkoop van eten en drinken (kantineactiviteiten) onder de fondswervingsvrijstelling vallen. Deze ‘kantine’ (eetgelegenheid) moet wel kwalificeren als normale nevenactiviteit van het zwembad. Dit is het geval als de kantineactiviteiten worden verricht in samenhang met de primaire activiteiten van de organisatie.111 Hiervan is geen sprake als spijzen en dranken worden verstrekt bij evenementen die in de persoonlijke sfeer van individuele leden of derden liggen, zoals

109 Art. 11 lid 1 sub v Wet OB juncto art. 132 lid 1 onder o Btw-Richtlijn.

110 Besluit van 18 december 2013, nr. BLKB2013/2001M, Strcrt. 2013, 35894 (laatst gewijzigd bij Besluit nr. 2018-25921). 111 Besluit van 18 december 2013, nr. BLKB2013/2001M, Strcrt. 2013, 35894 (laatst gewijzigd bij Besluit nr. 2018-25921) paragraaf 2.1.1.

47

bruiloften en andere feesten. Als daar sprake van is kunnen de kantineactiviteiten, voor dat deel, niet onder deze vrijstelling vallen. Van een dergelijke situatie zal bij een zwembad in de praktijk niet vaak sprake zijn. Indien het zwembad wordt verhuurd aan een derde, bijvoorbeeld een waterpolovereniging die daar een toernooi wil organiseren, kunnen de kantineverstrekkingen tijdens dat toernooi worden gezien als normale nevenactiviteit van het zwembad. Er moet dan echter wel aan de volgende drie voorwaarden zijn voldaan:

1. De sportieve activiteiten van die waterpolovereniging moeten overeen komen met de sport (zwemmen) waarvoor de sportaccommodatie (zwembad) is ingericht;

2. De openstelling van het zwembad moet rechtstreeks voortvloeien uit de tussen het zwembad en de waterpolovereniging aangegane verplichtingen; en

3. Deze openstelling vindt ten hoogste 12 dagen per kalenderjaar plaats.

In sommige gevallen wordt de ‘kantine’ van het zwembad beheerd door het zwembad zelf en in sommige gevallen wordt de ‘kantine’ verpacht aan een derde partij, die de kantine vervolgens exploiteert. Er is in de aanwijzingen, die de staatssecretaris van Financiën heeft gegeven, niet expliciet uitgewerkt of in beide gevallen de kantine kan kwalificeren als normale nevenactiviteit van het zwembad. Indien de kantine wordt beheerd door het zwembad zelf, kan dit als normale nevenactiviteit van het zwembad worden beschouwd, omdat het in samenhang wordt verricht met de primaire activiteiten die het zwembad verricht. Echter, indien de kantine wordt verpacht, wordt deze geëxploiteerd door een andere ondernemer dan het zwembad en kan dit niet meer worden gezien als nevenactiviteit van dat zwembad. Aannemelijk is dat voor de fondswervende vrijstelling een nevenactiviteit moet worden verricht door dezelfde ondernemer als de ondernemer die de primaire activiteiten (toegang verlenen tot het zwembad) verricht.

De exploitant van de kantine (een derde) heeft als primaire activiteit ‘het exploiteren van de kantine’ en dit kan niet als nevenactiviteit van het zwembad zelf worden gezien. Aldus is het relevant om vast te stellen wie de exploitant van de kantine is.

Bovenstaande prestaties kunnen in de praktijk voorkomen bij zwembaden, waardoor het relevant is om te weten hoe de fondswervingsvrijstelling moet worden toegepast.

9.2. Drempelbedrag

Voor deze vrijstelling gelden drie verschillende categorieën met daarbij geldende drempelbedragen; één voor leveringen, één voor diensten en één voor diensten van sportorganisaties. Het HvJ EU heeft bepaald dat de verstrekking van etenswaren of vers bereide spijzen voor onmiddellijke consumptie een levering van een goed is, als blijkt dat de dienst

48

waarmee de levering gepaard gaat niet overheerst.112 Hieruit kan worden geconcludeerd dat de verkoop van spijzen en dranken in een eetgelegenheid in een zwembad moet worden gezien als fondsenwervende levering; er is geen sprake van een bijzonder dienstbetoon, zoals in een restaurant wel het geval is.113

Indien bij zwembaden sprake is van de sportvrijstelling, kunnen onder andere sponsoring en toegang verlenen tot wedstrijden onder de categorie diensten van sportorganisaties vallen. In het geval dat het zwembad ook een eetgelegenheid heeft, kan dat onder de categorie van leveringen vallen.

Bij diensten van sportorganisaties geldt een drempelbedrag van €50.000 per jaar en bij leveringen geldt een drempelbedrag van €68.067 per jaar.114 Indien de ontvangen vergoedingen voor de fondswerving gezamenlijk binnen een jaar boven die grens uitkomen, is de vrijstelling niet meer van toepassing. Alle vergoedingen zijn in dat geval belast met btw. Dit zorgt er uiteraard voor dat recht ontstaat op hogere aftrek van voorbelasting. Het is dus een ‘alles-of- niets’-vrijstelling. Deze drempelbedragen gelden onafhankelijk van elkaar. Dat houdt in dat indien één van die drempelbedragen wordt overschreden, slechts de ontvangsten in die categorie in de heffing worden betrokken. Als het grensbedrag wordt overschreden als gevolg van bijzondere eenmalige omstandigheden, kan heffing in dat jaar alsnog achterwege blijven, zo blijkt uit het Besluit van 18 december 2013. Dat is het geval indien sprake is van een overschrijding die redelijkerwijs voor een bepaald jaar niet was te voorzien. Als zich vervolgens in het volgende jaar opnieuw een overschrijding voordoet, moet in dat jaar weer heffing plaatsvinden.

Deze grenzen zijn, volgens de wetsgeschiedenis, bedoeld om ernstige verstoringen van concurrentieverhoudingen te voorkomen.115 Zo worden commerciële bedrijven beschermd tegen concurrentieverstoring die anders zou kunnen ontstaan omdat deze onderneming zonder btw goedkoper kan zijn voor de consument.

112 Zie HvJ EU 10 maart 2011, ECLI:EU:C:2011:135, zaak C-497/09 & C-499/09 & C-501/09 & C-502/09 (gevoegde zaken).

113 Besluit van 18 december 2013, nr. BLKB2013/2001M, Strcrt. 2013, 35894 (laatst gewijzigd bij Besluit nr. 2018-25921). 114 Art. 11 lid 1 sub v Wet OB.

49

9.3. Deelconclusie

Indien een zwembad onder de sportvrijstelling valt met zijn hoofdactiviteiten - het toegang verlenen tot het zwembad - kunnen eventuele nevenactiviteiten die in beginsel wel belast zijn voor de btw, toch nog vrijgesteld zijn. Deze nevenactiviteiten kunnen onder voorwaarden onder de zogeheten fondswervingsvrijstelling vallen. Nevenactiviteiten die hiervoor in aanmerking komen zijn onder andere: het toegang verlenen tot wedstrijden, reclame maken en het (zelfstandig) exploiteren van een eetgelegenheid.

Wel moet ieder jaar opnieuw worden gekeken of de inkomsten voor die nevenactiviteiten onder de drempelbedragen blijven. Voor de eetgelegenheid geldt een ander drempelbedrag (leveringen) dan voor het reclame maken en toegang verlenen tot wedstrijden (diensten door een sportorganisatie). Deze categorieën moeten apart van elkaar worden beoordeeld. Indien de inkomsten boven het drempelbedrag uitkomen, moeten alle vergoedingen in de btw-heffing worden betrokken.

Er zijn uitzonderingssituaties waarin een overschrijding van zo’n drempelbedrag er toch niet voor zorgt dat btw verschuldigd wordt over de vergoedingen.

Het is goed denkbaar dat zwembaden de hierboven genoemde activiteiten verrichten, naast de hoofdactiviteiten. De fondswervingsvrijstelling is derhalve relevant voor de praktijk. Net als de sportvrijstelling, heeft ook deze vrijstelling effecten of de mogelijkheid tot aftrek van voorbelasting. Dit is inhoudelijk besproken in hoofdstuk 8.

50

10. Tegemoetkoming in verband met wijziging sportvrijstelling