• No results found

Geld en sturing voor duurzame duinnatuur

In document Natuurbalans 2005 (pagina 154-160)

THEMA GELDSTROMEN

9.3 Geld en sturing voor duurzame duinnatuur

De duinwaterbedrijven beheren ongeveer 20% van de duinen. Natuur is in deze bedrij- ven een integraal onderdeel van het beleid, en wordt gefinancierd uit het drinkwater. Dat kost zo’n 3,5 cent per kubieke meter drinkwater.

De overheden verlenen geen subsidie voor het beheer door duinwaterbedrijven en stu- ren (dus) ook niet hoe natuurdoelen gerealiseerd moeten worden. De praktijk laat zien dat dit geen probleem is en dat het beheer goed aansluit bij de (inter)nationale doelen die voor het duingebied gelden.

De binnenduinrand kan een belangrijke rol vervullen in het ecologisch functioneren van de duinen. Zowel als verbinding met het achterland, als hydrologische buffer en als opvang van de recreatiedruk. Hiervoor is een meer op natuurkwaliteit gerichte sturing nodig op de gebruiksfuncties van de binnenduinrand.

Drinkwatergeld voor duinnatuur

Staatsbosbeheer is de grootste beheerder in de Nederlandse duinen (figuur 9.2). De duinwaterbedrijven beheren ook een aanzienlijk deel ervan. De duinwaterbedrijven krijgen in tegenstelling tot Staatsbosbeheer geen geld van LNV voor hun beheer. De belangrijkste inkomende geldstroom voor het natuurbeheer van de duinwaterbe- drijven komt uit de levering van drinkwater. De kosten van natuurbeheer per onttrok- ken m3duinwater liggen rond de 3,5 cent. Dit betekent dat ongeveer 2,7% van het

9 DUINEN: VEILIGHEID, DRINKWATER EN NATUUR

154

Natuurherstel in de Amsterdamse waterleidingduinen. Kanalen voor waterwinning zijn gedempt. Daarmee is de verdroging van het duingebied verminderd en wordt verstuiving weer mogelijk gemaakt (foto: De Jong Luchtfotografie).

drinkwatertarief aan natuur wordt besteed. Bij Duinwaterbedrijf Zuid-Holland en Waterleidingbedrijf Amsterdam wordt 90% van de kosten voor natuurbeheer uit de wateropbrengsten gefinancierd. Daarnaast zijn er nog inkomsten uit kaartverkoop, verhuur van dienstwoningen en opbrengsten van campings. Vooral Provinciaal Waterleidingbedrijf Noord-Holland heeft veel extra inkomsten, in het bijzonder uit kampeeractiviteiten.

Ongeveer tweederde van de kosten van het natuurbeheer bij de duinwaterbedrijven bestaat uit personeelskosten. Daarnaast zijn de kosten voor uitbesteed werk van belang. De Groene Benchmark, uitgevoerd in 2001, heeft de duinwaterbedrijven bewust gemaakt van de kosten van het natuurbeheer.

Veel natuur, weinig sturing

Bij de duinwaterbedrijven is natuurbeheer een integraal onderdeel van het bedrijf (Van der Zee et al., 2005). Bij Waterleidingbedrijf Amsterdam is in 1957 natuurbeheer een onderdeel van het werkpakket geworden. In 1990 is natuurbeheer formeel vast-

DUINEN: VEILIGHEID, DRINKWATER EN NATUUR 9

Staatsbosbeheer Duinwaterbedrijven Domeinen Natuurmonumenten De Landschappen Defensie Overig

Beheerders van duinen 2004

Figuur 9.2 Staatsbosbeheer is de grootste beheerder van de duinen. Duinwaterbedrijven behe- ren bijna 20% van de duinen.

De duinwaterbedrijven financieren het merendeel van hun natuurbeheer uit de opbrengsten van het drinkwater (foto: Saxi- fraga-Jan van der Straaten).

gelegd als tweede hoofdtaak. In 2001 is een nieuwe beheervisie opgesteld, met in de basis een ecologische evaluatie. Het Waterleidingbedrijf beheert gronden die in eigendom zijn van de gemeente Amsterdam. Ook bij Duinwaterbedrijf Zuid-Holland gaat het naast waterwinning en taken op terreinen als zeewering en recreatie om natuurbeheer. Vanaf de jaren tachtig is er bij de provincie Zuid-Holland een omme- keer gekomen. Vroeger ging het meer om de waterwinning zelf. Langzamerhand is natuurbeheer steeds meer aan bod gekomen. Momenteel ziet de provincie veel meer kansen met een bedrijf dat zowel aan waterwinning als natuurbeheer doet. Ook bij het Provinciaal Waterleidingbedrijf Noord-Holland is natuurbeheer een integraal onderdeel.

In termen van sturing bevinden de duinwaterbedrijven zich in de luwte. Er is geen sprake van enige directe aansturing op natuurdoelen. Vanuit de overheden wordt geen subsidie verleend voor het beheer en (dus) ook geen aansturing gegeven op het realiseren van natuurdoeltypen, doelpakketten en dergelijke. De gemeenten en de provincies bemoeien zich meestal niet actief met het natuurbeheer. Omdat de finan- ciering van het duinbeheer uit de waterwinning komt is het een vorm van beheer die zich aan het oog van overheden onttrekt. De praktijk laat zien dat dit geen probleem is en dat het beheer goed aansluit bij de (inter)nationale doelen die voor het duinge- bied gelden (zie paragraaf 9.1).

Een vraag die bij duinwaterbedrijven leeft, is hoe de aansturing van het beheer van Natura 2000-gebieden vorm zal krijgen. Binnenkort zullen voor deze gebieden beheerplannen worden gemaakt (zie hoofdstuk 5). Mochten deze beheerplannen aan- vullende eisen met zich meebrengen voor het beheer, dan komt de vraag op wie de daaraan verbonden kosten voor zijn rekening zal (moeten) nemen.

Sturing en duinnatuur: meer aandacht voor de binnenduinrand

Planologisch gezien zijn de duinen zelf goed beschermd (zie paragraaf 9.1). Echter, aan de randen van de duinen wordt nog wel gebouwd. Als gevolg van een toename van de stedelijke druk in de omgeving van de duinen neemt de recreatiedruk in de duinen toe. Met zonering is een deel van deze druk op te vangen, maar de terreinen lopen tegen de grenzen aan van wat mogelijk is. De duinen worden steeds meer door- sneden door wegen (wandel- en fietspaden, ruiterpaden, strandslagen etc.). Duinbe- heerders zijn nauwelijks in staat dit soort ontwikkelingen tegen te houden of te keren. Doordat duinen relatief smalle natuurgebieden zijn en doordat ze worden doorsne- den in de lengterichting, is het voor beheerders lastig om een recreatieve zonering aan te brengen en daarmee gebiedsdelen te ontzien. Vooral de kritische soorten (onder andere bodembroeders) hebben last van een toename van de recreatiedruk. Het meer benutten van de binnenduinrand en het achterland voor opvang van de recreatiedruk kan de duinen ontlasten.

De binnenduinrand is ook om andere redenen van belang voor de natuurontwikke- ling in de duinen. In de binnenduinrand zou nieuwe natuur kunnen worden ontwik- keld die de duinen meer met het achterland verbindt. De meer natuurlijke bossen in

9 DUINEN: VEILIGHEID, DRINKWATER EN NATUUR

de binnenduinzone (landgoederenzone) zijn nu vaak van het duingebied ‘afgesne- den’. Maatregelen in de binnenduinrand zouden de samenhang tussen deze bossen en de duinen kunnen versterken.

Een belangrijk knelpunt voor de verdere ontwikkeling van duinnatuur is de sterke ontwatering van de binnenduinrand. In eenderde van het areaal van de duinwaterbe- drijven is naar de mening van de duinbeheerders het waterpeil niet optimaal omdat veel water ‘weglekt’ naar de binnenduinrand. De duinwaterbedrijven houden water- peilen hoog zodat het effect van het ‘weglekken’ naar de binnenduinrand wordt ver- minderd. Dit op peil houden van het waterpeil door aanvoer van water is iets wat andere duinbeheerders niet kunnen. Natuurmonumenten heeft bij het duingebied het Zwanenwater bijvoorbeeld nog grote problemen met verdroging vanwege de lage waterstanden in aangrenzende polders.

Ook wat stikstofdepositie betreft kan de binnenduinrand een rol spelen. Het gaat dan vooral om het voeren van een beleid dat intensivering van de landbouw in deze zone tegengaat. Overigens geldt evenals elders in Nederland dat met name het generiek milieubeleid moet leiden tot terugdringen van de stikstofdepositie. Daarnaast speelt het internationale aspect een bijzondere rol in het duingebied. Aangezien meer dan 50% van de stikstof die op het duingebied neerdaalt vanuit het buitenland komt, is het

DUINEN: VEILIGHEID, DRINKWATER EN NATUUR 9

In de binnenduinrand en het achterland liggen veel stedelijke en agrarische gebieden, waar- door herstel van de waterstanden voor bijvoorbeeld de verdere ontwikkeling van natte duinval- leien, beken en rellen vrijwel onmogelijk is of heel erg kostbaar. Wellicht kan in sommige delen van de duinrand de ontwikkeling van de daar geplande EHS soelaas bieden (foto: De Jong Luchtfotografie).

belangrijk om internationale afspraken te maken over de beperking van de depositie. Een belangrijk knelpunt voor de duinen is de emissie door de scheepvaart op de Noordzee. Deze wordt in het geheel niet geregeld door internationale afspraken en neemt nog steeds toe. Het is een van de grootste bronnen van depositie in de duinen van Zeeland en het Waddengebied.

9 DUINEN: VEILIGHEID, DRINKWATER EN NATUUR

GROTE RIVIEREN: VEILIGHEID EN NATUUR 10

10

GROTE RIVIEREN: VEILIGHEID EN NATUUR

Het rivierengebied is de laatste decennia sterk aan verandering onderhevig. De natuur in het rivierengebied begon zich in de jaren zeventig te herstellen toen de waterkwali- teit beter werd. Die is inmiddels aanzienlijk verbeterd door gezamenlijke inspanning met de buurlanden.

In het Natuurbeleidsplan (LNV, 1990b) en de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (VINEX; VROM, 1992) werden de grote rivieren opgenomen in de Ecologische Hoofd- structuur (EHS) en werd begonnen om terreinen te verwerven en in te richten voor natuurontwikkeling.

In 1993 en 1995 beleefde Nederland twee jaren met extreem hoge waterstanden in Rijn en Maas, en de evacuatie van een groot deel van het rivierengebied. Sindsdien ligt het accent in het beleid op de verbetering van de veiligheid, met programma’s als het ‘Deltaplan grote rivieren’ en de Planologische Kernbeslissing (PKB) ‘Ruimte voor de Rivier’ (V&W, 2000).

In deze Natuurbalans komt al het buitendijkse gebied aan bod langs de Rijn en de Rijntakken en langs de bedijkte Maas. Het gaat om de rivieren en de uiterwaarden vanaf Lobith tot aan de Biesbosch, Schoonhoven en de IJsselmonding, en vanaf Cuijk tot aan de Biesbosch.

Op diverse plaatsen in het rivierengebied is een start gemaakt met natuurontwikkeling. Een van de eerste projecten was de Blauwe Kamer, hier te zien bij hoogwater (foto: Tom Buijse).

Dit hoofdstuk gaat eerst in op de voortgang van het beleid voor natuurontwikkeling (paragraaf 10.1). Paragraaf 10.2 sluit aan bij het thema ‘geldstromen’ van deze Natuur- balans en gaat in op de vraag in hoeverre de gelden voor veiligheid ook ten goede komen aan natuurontwikkeling. Ten slotte gaat paragraaf 10.3 in op de aansturing van het beleid voor de grote rivieren.

In document Natuurbalans 2005 (pagina 154-160)