• No results found

Toelichting van het verschil tussen de rekening van 2014 en de actuele begroting van 2014

(alleen bij verschillen in baten of lasten > 250 duizend euro)

In dit hoofdstuk worden de deelprogramma’s afzonderlijk toegelicht. Omdat de baten en lasten van het Participatiebudget over verschillende deelprogramma’s zijn verdeeld, geven we eerst een overzicht van en een toelichting op het totale Participatiebudget.

Participatiebudget

2014 is het laatste jaar dat de participatiemiddelen binnen komen via een doeluitkering van het rijk. Vanaf 2015 komen deze middelen binnen via het gemeentefonds als algemene integratieuitkering.

De inkomsten en uitgaven van het participatiebudget moeten in principe in evenwicht zijn. In principe, omdat er tot 2014 nog verschuivingen kunnen plaatsvinden tussen opvolgende jaren. Dit wordt ook wel de meeneemregeling genoemd. In 2013 hebben we middelen naar voren gehaald uit 2014 ter hoogte van 1,1 miljoen euro. In 2014 halen we 700 duizend euro naar voren uit 2015. Dit bedrag is 400 duizend euro lager dan waar we in de begroting 2015 rekening mee hebben gehouden. Dit wordt veroorzaakt door het lager uitvallen van de loonkosten gesubsidieerde banen (V 500 duizend euro), het nog niet volledig benutte deel van het budget voor intensivering van de begeleiding bij de afbouw van de gesubsidieerde banen (V 200 duizend euro), de hogere rijksvergoeding (V 100 duizend euro), meer inkoop van trajecten (N 600 duizend euro) en het nog niet benutte deel voor de cofinanciering van projecten Werk in Zicht (V 200 duizend euro).

1.1 Werk V 1,5 miljoen euro

Participatiebudget (geen afwijking) Zie hierboven

Actieplan Jeugd Werkloosheid (V 600 duizend euro)

In 2013 is door het Rijk 1,7 miljoen euro beschikbaar gesteld voor het tweede Actieplan Jeugdwerkloosheid. Bij de jaarrekening 2013 is hierop een voordeel gemeld van 1,4 miljoen euro. Dit bedrag is overgeheveld naar 2014 via een bestemmingsvoorstel. Het Actieplan jeugdwerkloosheid heeft een looptijd tot midden 2015. Niet alle projecten zijn afgerond en lopen nog door in 2015.

Overige bedrijfsvoering (N 200 duizend euro)

De overschrijding wordt voornamelijk veroorzaakt door kosten van boventallig /gedetacheerd personeel. Voor lopende reorganisaties heeft uw raad een frictiekostenbudget ter beschikking gesteld. Deze kosten hebben geen relatie met de lopende reorganisatie en kunnen daarom niet ten laste komen van het budget voor frictiekosten. In de begroting is onvoldoende ruimte om deze kosten te dekken.

Iederz (V 1,0 miljoen euro)

Het voordelige verschil kunnen we splitsen in een aantal grotere onderdelen, namelijk:

een hogere omzet en hogere productiekosten N 0,2 miljoen euro

een hogere gerealiseerde subsidie op de loonkosten V 0,9 miljoen euro

hogere loonkosten en overige kosten Wsw personeel N 0,1 miljoen euro

lagere loonkosten ambtelijk personeel V 0,3 miljoen euro

overige oorzaken V 0,1 miljoen euro

Dit voordeel leidt tot een vrijval van de extra beleidsmiddelen à 700 duizend euro die beschikbaar gesteld zijn bij de begroting 2014.

We zien een hogere omzet maar ook hogere kosten als gevolg van het feit dat we bij het opstellen van de begroting al rekening hebben gehouden met de verkoop van Business Post per 1 januari 2014. In werkelijkheid is de verkoop pas aan het begin van het 4e kwartaal bekrachtigd. Ook op het gebied van de individuele detachering, begeleid

werken en beschut werk is meer omzet gegenereerd dan begroot. Echter aan de hogere omzet zijn ook hogere productiekosten verbonden.

Per saldo zien we een nadeel van 200 duizend euro op het totaal van omzet en productiekosten. Dit komt onder meer omdat een aantal activiteiten is afgebouwd. Ook is extra geïnvesteerd in het behouden van een aantal grote klanten. Dit brengt extra kosten met zich mee maar ook de zekerheid dat contracten met afnemers kunnen worden behouden. Voor wat betreft de afrekening van de subsidie zijn er 16 subsidie-eenheden meer zijn gerealiseerd dan waarmee in de begroting is gerekend. In de begroting is uitgegaan van 1168 subsidie-eenheden terwijl in werkelijkheid 1184 subsidie-eenheden zijn gerealiseerd. De meeropbrengst hiervan is ongeveer 400 duizend euro. Daarnaast is de rijksbijdrage geïndexeerd. Dit leidt tot een meeropbrengst van bijna 200 duizend euro.

Tenslotte hebben we over 2012 een bonus begeleid werken ontvangen van bijna 300 duizend euro. Met deze opbrengst was in de begroting geen rekening gehouden.

De hogere realisatie van subsidie-eenheden dan begroot heeft een gering effect op de loonkosten van het Sw-personeel. Dit komt doordat de gemiddelde loonkosten lager uitvallen dan verwacht. We schrijven dit toe aan de effecten van uitstroom van medewerkers met een hoger salaris en instroom van medewerkers met een lager salaris. Daarnaast zien we meer verhaalde loonkosten Sw-personeel en minder studiekosten. Per saldo resulteert dit in een nadeel van ongeveer 100 duizend euro.

Tenslotte resteert per saldo een incidenteel voordeel van 300 duizend euro op de loonkosten van ambtelijk personeel. Het voordeel is onder meer een gevolg van het feit dat medewerkers zijn vertrokken en de betreffende plekken in verband met de lopende reorganisatie niet weer zijn opgevuld.

Overige resultaten tellen op tot een voordeel van 100 duizend euro.

1.2 Inkomen V 7,8 miljoen euro

BUIG (V 5,9 miljoen euro)

De financiering van een viertal inkomensvoorzieningen (wet werk en bijstand (Wwb), inkomensondersteuning oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW) respectievelijk gewezen zelfstandigen (IOAZ) en het besluit bijstandsverlening zelfstandigen – starters (BBZ - starters)) is gebundeld in de wet bundeling uitkeringen inkomensvoorzieningen gemeenten (BUIG). In 2014 is op deze inkomensvoorzieningen een afwijking van per saldo 5,9 miljoen euro voordelig gerealiseerd. De stijging van de baten (9,9 miljoen euro) komt vooral door een hoger ontvangen budget van het rijk. De verklaring hiervoor is dat ten opzichte van de begroting het macrobudget en het aandeel van de gemeente Groningen daarin ten opzichte van de begroting fors zijn gestegen, onder meer op grond van de realisatiecijfers over 2013. De stijging van de lasten (4,0 miljoen euro) wordt veroorzaakt door hogere uitgaven in verband met een hogere gemiddelde jaaruitkering per Wwb-klant (5 miljoen euro), door een toename van de uitgaven voor de overige inkomensvoorzieningen IOAW en Bbz (2 miljoen euro) en door een meevallend gemiddeld aantal klanten Wwb (ruim 200 minder dan geraamd). Dit lagere gemiddelde aantal klanten heeft een positief effect op de uitgaven van 3 miljoen euro.

Inkomensvoorziening Bbz (V 160 duizend euro )

De terug-ontvangsten van zelfstandigen worden sinds 1 januari 2013 genormeerd op basis van een landelijk gemiddelde. Komen we met onze terug-ontvangsten boven dit gemiddelde uit dan mogen we die extra inkomsten behouden. Komen we lager uit dan komt het verschil tussen de norm en de werkelijke inkomsten voor rekening van de gemeente. Wij hebben aangegeven nog niet aan de landelijke norm te kunnen voldoen. Daarvoor is 440 duizend euro extra beleidsgeld toegekend. Wij zijn er in geslaagd om meer inkomsten binnen te halen dan eerder geraamd. Het verschil tussen de norm en de werkelijke inkomsten blijft beperkt tot 280 duizend euro. Dit betekent dat een bedrag van 160 duizend euro kan vrijvallen.

GKB (V 100 duizend euro)

Het resultaat van de GKB bestaat uit 176 duizend euro nadeel in verband met lagere opbrengsten en 273 duizend euro lagere lasten. Deze lagere lasten worden veroorzaakt doordat twee medewerkers van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) zijn vertrokken. Ook worden de werkzaamheden op het gebied van deze wet niet meer door ambtenaren van de gemeente uitgevoerd. Hierdoor ontstaat vacatureruimte die niet is opgevuld. Daarnaast is sprake van vrijval binnen de overige uitvoeringskosten (waaronder vorming en opleiding).

De lagere opbrengsten worden grotendeels veroorzaakt doordat met het vertrek van de medewerkers van WSNP ook de bijbehorende inkomsten zijn komen te vervallen (170 duizend euro). Door het voordelige resultaat kan de incidentele bijdrage extra beleid van 70 duizend euro komen te vervallen.

Bijzondere Bijstand (V 1,0 miljoen euro)

Het grootste deel van deze afwijking wordt veroorzaakt door de individuele bijzondere bijstand (700 duizend euro) en het resultaat op de stadjerspas (200 duizend euro). Tevens is er vrijval op de budgetten voor de Tegemoetkoming Ouderbijdrage en verstrekte adviezen door de GGD (100 duizend euro). Het resultaat op de individuele bijzondere bijstand van 700 duizend euro wordt veroorzaakt doordat het budget via de algemene uitkering van het

gemeentefonds met ongeveer 500 duizend euro is opgehoogd als gevolg van een verwachte toename van het aantal klanten en uit een vrijval (130 duizend euro) op de uitkering voor de koopkrachttegemoetkoming 2014. Uiteindelijk is het beroep op de regeling vrijwel gelijk gebleven. Het genoemde voordeel is tevens gunstig beïnvloed door de aanscherping van het beleid voor de witgoedregeling. Met ingang van 1 maart 2014 worden binnen de regeling niet langer nieuwe, maar tweedehands apparaten vergoed. Ook zijn de vergoedingen per soort apparaat aan maxima gebonden.

Via het gemeentefonds hebben wij bijna 1,2 miljoen euro ontvangen voor een eenmalige uitkering in het kader van koopkrachttegemoetkoming. Daarvan hebben wij voor 1,07 miljoen euro aan uitkeringen toegekend. Het verschil tussen beide bedragen is toegerekend aan het resultaat op de bijzondere bijstand.

De stadjerspas is omgebouwd naar een webshop van waaruit bijvoorbeeld vouchers worden verstrekt die kunnen worden ingewisseld voor kortingen. We zien vanaf oktober een duidelijke toename van het gebruik van de webshop. Wellicht hebben de onbekendheid met de website, de aanloopproblemen en het feit dat veel verstrekte vouchers niet zijn ingewisseld ertoe geleid dat 200 duizend euro van het beschikbare budget niet is uitgegeven.

Wet Kinderopvang (N 200 duizend euro)

Het nadeel op de kinderopvang valt volledig toe te rekenen aan de kinderopvang op basis van sociale medische indicatie. Op begrotingsbasis is hiervoor 500 duizend euro beschikbaar. In 2014 hebben we ruim 700 duizend euro uitbetaald aan vergoedingen. Bij voortgangsrapportage 2014-2 gingen we nog uit van een nadeel van 300 duizend euro. Met ingang van 2014 loopt de indicatiestelling meer gestroomlijnd via de gemeente-arts en wordt als richtsnoer gewerkt met een maximum aantal te declareren uren voor kinderopvang op basis van sociaal medische indicatie.

Nieuw armoedebeleid (V 1 miljoen euro )

Naast de bestaande middelen hebben wij extra middelen ontvangen van het Rijk voor het armoedebeleid. Dit geld is gedeeltelijk bij raadsbesluit in februari beschikbaar gesteld (600 duizend euro) en voor een deel in juli (1,2 miljoen euro). Wij zijn in 2014 gestart met diverse nieuwe armoedeprojecten. Doordat het grootste deel van de extra middelen later in het jaar beschikbaar is gesteld, hebben we hiervan slechts 850 duizend euro kunnen besteden aan meerdere projecten. Een deel van deze projecten loopt door in 2015.

PROGRAMMA 2 Economie en werkgelegenheid

PROGRAMMA 2