• No results found

en 3.6 Gebouw 325 zuidzijde De tijdlijn behandeld de geschiedenis van Hembrug in tijden van oorlog en vrede aan de hand van electrakastjes en inkijken in het

Belang van het Zaans Museum

Afbeeldingen 3.5 en 3.6 Gebouw 325 zuidzijde De tijdlijn behandeld de geschiedenis van Hembrug in tijden van oorlog en vrede aan de hand van electrakastjes en inkijken in het

gebouw. Foto 3.5 gemaakt door Mike Bink (Zaandam 2018). Bronnen: LinkedIn

(https://www.linkedin.com/feed/update/urn:li:activity:6420340523428651008) en Stichting Liniebreed Ondernemen (https://forten.nl/forten/hembrug-museum/)

Afbeelding 3.7 en 3.8 Gebouw 325 noordzijde thema ‘Verboden Terrein’. Bron: Twitter Zaans (https://twitter.com/Zaanstreek/status/997388853324451841) Zaandam 18 mei 2018

59 Het tweede gebouw bestaat uit een noordzijde, oostzijde en zuidzijde. Aan de noordzijde worden in vijf ruimtes veel thema’s behandeld. De eerste ruimte staat in het teken van ‘Personeel gevraagd’. Hoe komt een directeur van een wapenfabriek aan personeel in de socialistische Zaanstreek? Door deze vraag ligt de nadruk dan ook vooral op de sociale voorwaarden bij indiensttreding op het terrein. Dit verhaal kwam niet voor in de oude tentoonstelling. Wat wel in beide tentoonstellingen voorkwam was de setting van een directeurskamer. In de nieuwe tentoonstelling is het bureau en stoel uit de oude

tentoonstelling overgenomen. In de oude tentoonstelling werd hiermee het verhaal van een directeur die zich verzette tegen de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog verteld. Dit verhaal is in de nieuwe presentatie veranderd, omdat er nu geen nadruk ligt op de persoon maar op ‘een directeur’ die van alle tijden kan zijn. Het verhaal van directeur Den Hollander is opgenomen in de tentoonstelling aan de zuidzijde van het tweede transformatorhuisje.

De tweede ruimte bestaat uit twee thema’s die De Vries ook tentoonstelde, namelijk de bedrijfsbrandweer en bewaking. De Vries had dit eerste thema uitgebeeld aan de hand van brandweeruitrusting en borden met betrekking tot brand- en explosiegevaar. Dit is in de nieuwe tentoonstelling zo overgenomen, maar is professioneler opgeluisterd door het gebruik van enorme foto’s als achtergrond. Daarnaast is er aan de buitenkant van het gebouw een knop die in verbinding staat met een knetterbox die tijdens oefeningen werd gebruikt door de bedrijfsbrandweer, waardoor er een element van interactie is. Voor het tweede thema geldt hetzelfde. Ook hier zijn bijna dezelfde objecten gebruikt, maar in een professionelere omgeving gemonteerd.

De derde ruimte omvat het thema van de personeelsvereniging met al haar subverenigingen. In de oude tentoonstelling was hiervoor een hoekje ingericht met het drumstel van de personeelsband en een schaakset van de schaakvereniging. In de nieuwe tentoonstelling zijn hier de losse personeelsprijzen aan toegevoegd. Het idee van

personeelsfoto’s aan de muur is ook meegenomen, maar dan in de vorm van honderden foto’s als behang. Ook hier is dus een professioneel sausje overheen gegaan.

De vierde ruimte bestaat uit een totaal nieuw thema in vergelijking met de oude tentoonstelling. Deze ruimte draait om aan wie de wapenfabriek op het terrein geleverd heeft en hoe personeel het vond om te werken in een (omstreden) wapenfabriek. Hiervoor is gebruik gemaakt van interviews uit een eerder oral history-project dat werd gehouden onder de gemeenschap. Het bestuur van stichting Hembrug Museum heeft tijdens de ontwikkeling van dit thema de ruimte gekregen om aanpassingen aan te dragen, vanwege de aard van het thema. Dit is uiteindelijk ook meegenomen in het definitieve concept.

60 Met de laatste ruimte aan de noordzijde hoopte het Zaans Museum om de persoonlijke kant van het oude Hembrug Museum in stand te houden. Dit idee is niettemin vanuit

conventies van een professioneel museum uitgevoerd, waardoor het idee van een community museum niet echt naar voren komt. Er is gekozen om een aantal personen uit de gemeenschap te koppelen aan objecten uit de collectie en hen daar een persoonlijk verhaal over te laten vertellen. Aanvankelijk was het idee om deze mensen zelf hun object te laten kiezen. Dit is deels gelukt. Zo heeft dhr. Christiani (meettechnicus) gekozen voor een huls met bijpassende bekkaliber. Het Zaans Museum heeft er echter voor gekozen om bepaalde verhalen te laten vertellen, wat invloed heeft gehad op persoon- en objectkeuze. Hierdoor hebben de overige personen weinig invloed gehad op de aan hen gekoppelde objecten. De ingesproken teksten bij de objecten werden geredigeerd door het Zaans Museum en Duinzand, zodat de teksten binnen een bepaald tijdslimiet bleven. Deze teksten werden overigens wel nader bewerkt door de gekozen personen, zolang het binnen de gestelde limiet bleef.

De oostzijde van het transformatorhuisje behandelt de verscheidenheid aan

voorwerpen die op Hembrug werden geproduceerd. Deze geschiedenis is niet onbekend in de oude tentoonstelling, maar het krijgt in de nieuwe tentoonstelling een prominentere plek toebedeeld. Het verhaal over de producten wordt verteld aan de hand van audio tijdens een voortbewegende productlijn. De audio is geschreven alsof een oud-medewerker trots vertelt over de producten. Om dit authentieker te laten klinken is er gekozen om het ook door een oud-medewerker in te laten spreken. De trots is daarmee niet gespeeld, maar de tekst is wel geredigeerd door Duinzand en het Zaans Museum waardoor ook hier een persoonlijk verhaal in een mal van een professioneel museum wordt gestopt.

Aan de zuidzijde van het gebouw is een nieuw element opgenomen, namelijk een tijdlijn. Geheel nieuw is dit idee niet, als je kijkt naar de hoofdthema’s van de oude

tentoonstelling, zoals beschreven in het vorige hoofdstuk. In beide gevallen wordt namelijk de geschiedenis van het bedrijf in tijden van oorlog en vrede behandeld. Een ander element dat ook is overgenomen van de oude tentoonstelling is die van de machinekamer, zoals

beschreven in het vorige hoofdstuk. In de tijdlijn zijn twee inkijken gemaakt naar de fabrieken in de tijd van de Eerste Wereldoorlog en de jaren 1950. Net als in de ruimtes aan de

noordzijde is hier gebruik gemaakt van grote foto’s als achtergrond, waardoor de machines ook daadwerkelijk in de fabriekshallen lijken te staan.

61

Tussenconclusie

Het Hembrug Museum is na de overname op sommige punten veranderd en op andere punten enigszins gelijk gebleven. Er is helaas geen sprake meer van een (natuurlijk) erfgoedproces zoals deze in het tweede hoofdstuk is beschreven. Rondleidingen zijn niet meer afhankelijk van de interesses en ervaringen van de gemeenschap, omdat deze nu zijn vastgelegd in een handleiding. Een deel van de gemeenschap dat rondleidt heeft wel toegang tot de nieuwe ruimte van het Hembrug Museum. Hierdoor raakt echter de gemeenschap verdeeld. Het is een door de korte periode tussen het onderzoek en de opening nog onduidelijk of er weer reünies worden georganiseerd. De toekomst zal uitwijzen of het Zaans Museum de gemeenschap ziet als de rest van zijn vrijwilligers of toch oog heeft voor het (voorlopig) onderbroken

erfgoedproces. De collectie van werd in samenspraak met De Vries geprofessionaliseerd. Dit leidde tot een andere waardering van de collectie, met als gevolg dat er objecten uit de

collectie zijn verdwenen. Het Zaans Museum heeft bij de registratie van de resterende objecten gebruik gemaakt van de kennis van de gemeenschap. Ook hier waren de richtlijnen van een professioneel museum leidend en speelde het Zaans Museum de beslissende rol. Bij de ontwikkeling van de nieuwe tentoonstelling is de informele sfeer verloren gegaan, mede door de professionalisering en de type ruimtes. Aan de andere kant is het nu meer een

community museum geworden door de verbeterde toegankelijkheid. Maar dit is niet wat een community museum nu perse een community museum maakt. Wel heeft het Zaans Museum

het type kennis van een community museum kunnen handhaven en hier iets meer

academische kennis aan toegevoegd. Het nieuwe Hembrug Museum is hierdoor meer een kruising geworden tussen een entrepreneurial museum en een academisch museum in tegenstelling tot het beschreven museum in het tweede hoofdstuk.

62

Conclusie

Participatie binnen de herontwikkeling van industrieel erfgoed krijgt steeds meer aandacht. Beide debatten die zich vanuit hun eigen vakgebied richten op dit onderwerp zijn het erover eens dat participatie van de gemeenschap nodig is voor een duurzame ontwikkeling van industrieel erfgoed. Echter wordt er binnen de twee debatten weinig tot geen belangstelling getoond hoe deze participatie wordt uitgevoerd. Landorf heeft dit wel onderzocht in het Verenigd Koninkrijk. Oevermann deed dit in Duitsland. En hoe zit het dan in Nederland? Wat vertelt de casus van Hembrug over de (on)mogelijkheden van participatie?

Het eerste hoofdstuk laat duidelijk zien dat ook de uitvoer van participatie in Nederland nog een stap vooruit moet. De nieuwe Omgevingswet is niet één op één toepasbaar op industriele gebieden. Er is geen extra aandacht voor gemeenschappen die op deze terreinen hebben gewerkt. Daarnaast spelen de belangen van overheidsinstanties nog een te belangrijke rol. Daarom durven deze organisaties niet de teugels uit handen te geven, waardoor de participatie niet verder zal gaan dan de derde of vierde trede van Pröppers participatieladder. In het geval van Hembrug is het nog maar de vraag of de participatie die is voltrokken enige betekenis heeft gehad, door fouten van de gemeente en belangen van grote ondernemers op het terrein. De uitkomsten van participatie moeten dus ook goed vastgelegd worden.

Dat eigen belangen van overheidsorganisaties en participatie goed kunnen samengaan blijkt wel uit het Hembrug Museum. Buiten het participatieproces van Gemeente Zaanstad om heeft de gemeenschap van Hembrug toch weten te participeren en invulling kunnen geven aan hun erfgoed. Het Rijksvastgoedbedrijf faciliteerde de gemeenschap van Hembrug met een locatie en kon daarmee ook eigen belangen vervullen. Het is interessant om in een volgend casus-onderzoek te bekijken of dit Hembrug Museum daarmee een uitzondering was.

Hoe heeft de gemeenschap van Hembrug nu dit hoge niveau van participatie ingevuld? Het Hembrug Museum is een mengeling van een community- en entrepreneurial museum geweest. Het museum was gevestigd in het oude hoofdkantoor van Eurometaal en richtte zich vooral op de bedrijfsgeschiedenis en de persoonlijke ervaringen van oud-medewerkers. De gemeenschap gaf een extra betekenis aan het erfgoed van Hembrug door er nog steeds actief mee bezig te zijn.

Met de overname door het Zaans Museum vindt de participatie van de gemeenschap op een veel lager niveau plaats. Richtlijnen van een professioneel museum worden leidend en

63 de samenwerking lijkt bij nader inzien meer een participatieve stijl te zijn. Dit heeft zowel voor- als nadelen gehad voor de ontwikkeling van het Hembrug Museum. De gemeenschap is nu verzekerd dat hun erfgoed ook na hun overlijden een plek op Hembrug heeft. Het

Hembrug Museum is tijdens de herontwikkeling steeds meer in de mal geduwd van een professioneel museum. Dit heeft als gevolg dat het eerdere erfgoedproces (tijdelijk?) is verstoord, waardoor Hembrug een belangrijk deel aan betekenis verliest. Ook hebben niet alle objecten en informatie het gehaald. Bij de ontwikkeling van de nieuwe presentatie is nog gebruik gemaakt van de hybride vorm van kennis die typisch is voor community musea. De professionele vormgeving zorgt ervoor dat mensen onderweg willen stoppen om het museum te bekijken. Dit heeft als resultaat dat het nieuwe museum een mengsel is geworden tussen een community- en academisch museum. Ondertussen is een deel van de gemeenschap opgegaan in het Zaans Museum. In hoeverre zal het Zaans Museum de gemeenschap nog betrekken bij de ontwikkeling van het Hembrug Museum? Het lijkt erdus op dat de gemeenschap bijna klaar is met participeren en kan gaan genieten van het pensioen....

Op basis van deze casus is het wellicht interesant voor gemeentes om de mogelijkheid van een apart participatietraject voor gemeenschappen bij herontwikkelingen van industriele gebieden te onderzoeken. Dit kan bijvoorbeeld als aanvulling dienen op de Omgevingswet. Met dit aparte traject kunnen dan ook de eventuele erfgoedprocessen worden beschermd om zo die extra betekenis van industrieel erfgoed te waarborgen. Voor publiekshistorisch onderzoek zou je dit onderzoek veel breder kunnen trekken naar andere

herontwikkelingsprojecten, zoals het ENKA-terrein in Ede, de Lakfabriek in Oisterwijk of het Museum Kantfabriek in Horst aan de Maas. Ik hoop met dit onderzoek een aanzet tot verdere analyse te hebben gegeven.

64

Bronnenlijst

Literatuur

Alivizatou, M., Intangible Heritage and the Museum: New Perspectives on Cultural

Preservation Critical cultural heritage series (Walnut Creek 2016)

Assche, K. van, en Duineveld, M., ‘The good, the bad and the selfreferential:

heritage planning and the productivity of difference’ in: International Journal of

Heritage Studies, 19:1

Beardsworth, A., en Bryman, A., ‘Late modernity and the dynamics of Quasification’, in: The

Sociological Review, 47, nr.2 (1999)

Black, J., Using history (Londen 2005)

Broek, A. Van den., en Van Houwelingen, P., Gisteren Vandaag: Erfgoed belangstelling en

erfgoedbeoefening (Den Haag, 2015)

Clarke, J., ‘Afterlife of a factory’ (2018). Raadpleegbaar via de website van de National Council of Public History: http://ncph.org/history-at-work/afterlife-of-a-factory/

(laatst geraadpleegd op 27/04/2018)

Clifford, J., Routes: Travel and Translation in the Late Twentieth Century (Cambridge 1997) Danilov, V.J., Corporate museums, galleries and visitor centers: a directory (Westport 1991) Frijhoff, W., Ordelijk vergeten. Het museum als geheugen van de gemeenschap,

Goltziuslezing 1 (Venlo 1992)

Frijhoff, W., De mist van de geschiedenis. Over herinneren, vergeten en het historisch

geheugen van de samenleving (Nijmegen 2011)

Frisch, M., A Shared Authority: Essays on the Craft and Meaning of Oral and Public History (New York 1990)

Gordon, T.S., Private History in Public: Exhibition and the Settings of Everyday Life (Lanham 2010)

65 Hardy III, C., ‘A people’s history of industrial Philadelphia: Reflections on community oral

history projects and the uses of the past, in: The Oral History Review, 33:1 (2006) Hart, J. De, Zekere Banden: sociale cohesie, leefbaarheid en veiligheid (Den Haag 2002) Hogsden, C., en Poulter, E.K., ‘The Real Other? Museum Objects’ in: Digital Contact

Networks, Journal of Material Culture, September 2012 vol. 17 no. 3

Jordanova, L., History in practice (Londen 2000)

Kammen, C., On doing local history (2nd edition) (Walnut Creek 2003)

Landorf, C., ‘A framework for sustainable heritage management: a study of UK industrial heritage sites’, in: International Journal of Heritage Studies 15 (6) (2009)

Landorf, C., ‘A future for the past: A new theoretical model for sustainable historic environments’, in: Planning Practice & Research 26 (2) (2011)

Levin, A.K., ‘Nostalgia as epistemology’, in: Levin A.K., (red.), Defining Memory: Local

Museums and the construction of history in America’s changing communities

(Lanham 2007)

Loeff, K., Industrieel erfgoed. Van buitenbeentje binnen de monumentenzorg naar boegbeeld

van de erfgoedzorg (Leiden 2003)

Lowenthal, D., Possessed by the Past: The Heritage Crusade and the Spoils of History (New York 1996)

Moore, N., en Whelan, Y., Heritage, Memory and the Politics of Identity – New Perspectives

on the cultural landscape (Hampshire 2007)

Nieman, C., Private Museums in the Netherlands. A Perspective (Amsterdam 2018)

Oevermann, H., Degenkolb, J., Dießler, A., Karge, S., en Peltz, U., ‘Participation in the reuse of industrial heritage sites: the case of Oberschöneweide, Berlin’ in: International

Journal of Heritage Studies (2016) 22:1, 43-58

Pröpper, I., De aanpak van interactief omgevingsbeleid: elke situatie is anders (Bussum 2013) Rectanus, M., Culture incorporated: museums, artists, and corporate sponsorships

66 Reeves, K., Eklund, E., Reeves, A., Scates, B. en Peel, V., ‘Broken Hill: rethinking the

significance of the material culture and intangible heritage of the Australian labour movement’, in: International Journal of Heritage Studies (2011), 17:4

Robertson, I. J.M., ‘Heritage from below. Class, Social Protest and Resistance’, in: Kean, H., Martin, P. (red.), The Public History Reader (Londen/New York 2013)

Rosenzweig, R., en Thelen, D., The presence of the past: Popular uses of history in American

Life (New York 1998)

Rigney, A., ‘Plenitude, scarcity and the circulation of cultural memory’, in: Journal of

European Studies (35, 2005)

Samuel, R., Theatres of memory. Past and present in contemporary culture (Londen 1994) Seamon, D., ‘Body-subject, time-space routines, and place-ballets’ in: Buttimer, A., Seamon,

D., (red.), The human experience of space and place (Londen 1980)

Smith, L., Uses of heritage (New York 2006)

Surowiecki, J., The wisdom of crowds (New York 2005)

Sutestad, S., en Mosler, S., ‘Industrial heritage and their legacies: “Momento non mori: Remember you shall not die”, in: Procedia – Social and Behavioral Sciences (volume 225, 14/07/2016)

Wenger, E., Community’s of practice: A brief introduction (2015). Online raadpleegbaar via

http://wenger-trayner.com/introduction-to-communities-of-practice/

Yin, T, ‘Museum and the safeguarding of Intangible Cultural Heritage’, in: The Ethic Arts (2006)

Zeijden, A. van der, ‘Betrokkenheid van onderop: de centrale rol van ‘communities’ in de Immaterieel Erfgoed Conventie’, in: Zeijden, A. van der (red.), Immaterieel Erfgoed, themanummer Levend Erfgoed, 7 (2010)

67