• No results found

Hembrug onthult. De participatie van een gemeenschap binnen de herontwikkeling van industrieel erfgoed

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hembrug onthult. De participatie van een gemeenschap binnen de herontwikkeling van industrieel erfgoed"

Copied!
84
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

HEMBRUG

ONTHULT.

DE PARTICIPATIE VAN EEN GEMEENSCHAP

BINNEN DE HERONTWIKKELING VAN INDUSTRIEEL ERFGOED.

Daphne Stechweij

MA scriptie Publieksgeschiedenis

Universiteit van Amsterdam 16 juli 2018 Scriptiebegeleider: dhr. dr. P. Knevel

(2)

1

Inhoudsopgave

Inleiding ... 2

Hoofdstuk 1 | Herontwikkeling ... 9

Niveaus van participatie ... 9

Het Rijksvastgoedbedrijf ... 12

Gemeente Zaanstad ... 14

ABC Planontwikkeling BV ... 22

Tussenconclusie ... 23

Hoofdstuk 2 | Het Hembrug Museum ... 24

Typeringen ... 25 Erfgoedproces ... 31 Collectiebeleid ... 34 Presentatie ... 37 Professionalisering ... 43 Tussenconclusie ... 44 Hoofdstuk 3 | Samenwerking? ... 46

Belang van het Zaans Museum ... 47

Erfgoedproces ... 48 Collectiebeleid ... 50 Presentatie ... 56 Tussenconclusie ... 61 Conclusie ... 62 Bronnenlijst ... 64 Literatuur ... 64 Online publicaties ... 67 Bijlages ... 73

(3)

2

Inleiding

Afbeelding 0.1. Gebouw 8 op Hembrug (Zaandam 2014). Foto gemaakt door Ben Rijks. Bron: www.benrijksfoto.nl

Industrieel erfgoed werd lange tijd gezien als het lelijke eendje van Nederland. Sommigen vonden de gebouwen onooglijk en ontoegankelijk, anderen hadden slechte herinneringen aan het werken in de fabrieken. Het herbestemmen van de oude fabrieken was daarnaast vaak niet eenvoudig vanwege de grootte van de gebouwen en terreinen.1 Industrieel erfgoed kende mede hierdoor lange tijd geen volwaardige plaats binnen de monumentenzorg. Het stond bekend als ‘industriële archeologie’ of ‘monumenten van bedrijf en techniek’. Pas in 1996 kreeg industrieel erfgoed een definitieve plek tussen de sinds 1960 wettelijk beschermde ‘monumenten van geschiedenis en kunst’. Het werd een nieuwe categorie, naast de

woonhuizen, molens, boerderijen, kastelen en kerken.2 Tegenwoordig is industrieel erfgoed uitgegroeid tot een mooie zwaan en wordt het gezien als hip en modern. Vele creatievelingen vinden er een plek voor hun bedrijf.

Participatie krijgt steeds meer een belangrijkere rol binnen het hergebruik van

industrieel erfgoed. Het is zeker belangrijk om de vroegere gemeenschappen, zoals arbeiders, te betrekken bij herontwikkeling. Gedurende de industriële periode stonden deze gebieden garant voor werk voor duizenden mensen en vormden hierdoor een ‘focal point’ in het leven van de arbeiders. Hierdoor weten postindustriële gebieden mensen en plekken met elkaar te verbinden. Ze bewaren de geschiedenis en herinneringen van mensen.3 Het is daardoor

1 K. Loeff, Industrieel erfgoed. Van buitenbeentje binnen de monumentenzorg naar boegbeeld van de

erfgoedzorg (Leiden 2003), 9.

2 Loeff, Industrieel erfgoed, 11.

3 N. Moore en Y. Whelan, Heritage, memory and the Politics of Identity – New Perspectives on the cultural

(4)

3 noodzakelijk om bij de totstandkoming van industrieel erfgoed ‘echtheid’ en zeldzaamheid van een plek als geestelijke structuur te behouden.4 UNESCO probeert daarom met richtlijnen landen te stimuleren om de participatie van ‘a wide variety of stakeholders’, waaronder ‘local communities’, te verzekeren om zo een duurzame ontwikkeling van industrieel erfgoed bereiken.5

Historiografisch kader

Het feit dat participatie binnen de herontwikkeling van industrieel erfgoed steeds belangrijker wordt, komt door een verschuiving van de betekenissen van een aantal concepten als

‘erfgoed’, ‘herinnering’ en ‘geschiedenis’. Zo worden erfgoed en herinnering steeds

belangrijker bij de omgang met het verleden. Ze vormen in wezen de herinneringscultuur van mensen als sociale wezens. Willem Frijhoff omschrijft dit in zijn boek De mist van de

geschiedenis als volgt: ‘Herinnering is de vorm waarin individuele personen, afzonderlijke

groepen en welomschreven gemeenschappen zich de sporen van het verleden als op henzelf betrokken toe-eigenen en ze zo tot hun eigen, geleefde geschiedenis maken’.6 Hij signaleert daarmee ook dat ‘herinnering’ steeds meer een wordt met ‘geschiedenis’.7

Dit onderzoek plaatst zich binnen twee debatten omtrent de herontwikkeling van (industrieel) erfgoed. Het eerste debat komt uit Erfgoedstudies en legt de focus op sociale en culturele processen die betrokken zijn bij erfgoed. De afgelopen jaren is de nadruk binnen dit debat verschoven van de materiele dimensie van erfgoed, zoals gebouwen, naar de

immateriële dimensie, bijvoorbeeld herinneringen, tradities en lokale kennis. Ook hier ligt dus steeds meer de nadruk op ‘herinnering’. Dit debat is gedeeltelijk verwoven met het Heritage

versus History-debat onder publiekshistorici. Laurajane Smith is een van de meest bekende

voorstanders van de verschuiving naar de immateriële dimensie. Zij stelt dat de waarde van erfgoed niet vastligt in fysieke objecten, maar ontstaat in gemeenschappen die objecten gebruiken.8 Hiermee bouwt ze voort op het idee van historicus David Lowenthal. Hij beargumenteert in zijn boek Possessed by the past: The Heritage Crusade and the Spoils of

War dat erfgoed een idee van identiteit kan geven aan indivduen, gemeenschappen of naties.9

4 S. Sutestad en S.Mosler, ‘Industrial heritage and their legacies: “Momento non mori: Remember you shall not

die”, in: Procedia – Social and Behavioral Sciences (volume 225, 14/07/2016), 321-336, aldaar 325.

5 UNESCO Guidelines for the Implementation of the World Heritage Convention (2013), 3, 30.

6 Willem Frijhoff, De mist van de geschiedenis. Over herinneren, vergeten en het historisch geheugen van de

samenleving (Nijmegen 2011), 11.

7 Frijhoff, De mist van de geschiedenis, 10-11.

8 Laurajane Smith, Uses of Heritage (New York 2006), 44.

(5)

4 Hiermee wordt er dus een hedendaagse invulling gegeven aan erfgoed, dat in eerste instantie lijkt te zijn gestoeld op geschiedenis. David Seamon, professor Architectuur aan de Kansas State University, is genuanceerder dan Smith. Hij argumenteert aan de hand van zijn theorie van time-space routines, dat op actie gebaseerd geheugen zorgt voor een emotionele band tussen mens en plek. Dagelijkse routines, zoals werk, vormen de basis van de hechting aan plekken, waardoor er een relatie tussen mensen en locatie ontstaat.10 Historicus Keir Reeves is echter van mening dat erfgoed niet alleen gaat om het werkende leven van arbeiders, maar ook om hun hoop en verlangens. Daarom zou erfgoed, dat dus in wel relatie staat met tastbare plekken, ook bestaan uit persoonlijke aanhechting ‘in which local knowledge, human

contacts, landscapes, memories and experiences are meaningfully maintained’.11 Hij ziet hier een rol voor zowel erfgoed als geschiedschrijving. Erfgoed zonder geschiedschrijving zal volgens Reevs leiden tot slecht ontworpen herontwikkelingsplannen die door de omgeving niet goed zullen worden ontvangen. Dit idee is gestoeld op de gedachte van Raphael Samuel. Samuel is een tegenstander om erfgoed en geschiedenis te zien al twee (tegenstrijdige) concepten. Hij beargumenteerde dat deze scheiding alleen tot stand is gekomen door de waardeoordelen die er van bovenaf zijn opgeplakt. Geschiedenis en erfgoed zouden volgens hem dezelfde waardering moeten krijgen: ‘if history was thought of as an activity rather than a discipline, then the number of its practitioners would be legion’.12

Het andere debat richt zich op stedelijke transformatieprocessen en de daarbij

behorende planningsprocessen. Dit debat legt daarmee de focus op de materiele dimensie van erfgoed. Niet alleen de historische waarde speelt hierbij een rol, maar ook de stedelijke

ontwikkeling is binnen dit debat belangrijk. De ontwikkelende organisatie of planner speelt op een gegeven moment de beslissende rol in het al dan niet conserveren van het erfgoed. Dit is tevens onderhevig aan allerlei factoren, zoals regionaal en stedelijk beleid en winstmarges.13

Binnen beide debatten is men het erover eens dat participatie van de lokale gemeenschap noodzakelijk is voor een duurzame ontwikkeling van (industrieel) erfgoed. Echter, men schenkt binnen dit debat weinig tot geen aandacht aan hoe deze participatie er in de praktijk uit ziet. Een klein aantal historici heeft hier wel onderzoek naar gedaan in eigen

10 D. Seamon, ‘Body-subject, time-space routines, and place-ballets’ in A.Buttimer en D. Seamon (red.), The

human experience of space and place (Londen 1980), 148-165, aldaar 158-159.

11 Keir Reeves, Erik Eklund, Andrew Reeves, Bruce Scates en Vicki Peel, ‘Broken Hill: rethinking the

significance of the material culture and intangible heritage of the Australian labour movement’, in: International

Journal of Heritage Studies (2011), 17:4, 301-317, aldaar 313.

12 Raphael Samuel, Theatres of Memory. Past and Present in Contemporary Culture (Londen 1994), 17. 13 Kristof van Assche en Martijn Duineveld, ‘The good, the bad and the selfreferential:

heritage planning and the productivity of difference’ in: International Journal of Heritage

(6)

5 land. Zo deed Chris Landorf onderzoek naar de betekenis van participatie binnen erfgoed management en duurzame ontwikkeling in het Verenigd Koninkrijk. Ze toont aan dat er grote veranderingen binnen processen en instituties nodig zijn om participatie in de praktijk

mogelijk te maken. Zo kwam er uit haar onderzoek naar de participatie van de verschillende stakeholders in de ontwikkeling van industrieel erfgoed in het Verenigd Koninkrijk naar voren dat de lokale gemeenschap onvoldoende betrokken was, ondanks dat de participatie van de gemeenschap in theorie werd aangemoedigd.14 Heike Oevermann richtte zich op de

participatie in de herontwikkeling van Oberschöneweide in Berlijn. Anders dan wat Landorf constateerde in haar onderzoek speelde in Duitsland de erfgoedwetgeving geen cruciale belemmering voor de participatie, maar deed communicatie dit wel.15 Het is daarom interessant om te onderzoeken hoe hier in Nederland wordt omgegaan met participatie bij grote herontwikkelingsprocessen.

Hembrug

Momenteel wordt het industriele terrein van Hembrug bij Zaandam herontwikkeld. Het terrein kent een unieke geschiedenis als enige munitiefabriek van Nederland. Vanaf 1895 was

Hembrug afgesloten voor de buitenwereld. Het was een groot publiek geheim wat daar allemaal gefabriceerd werd, want ondertussen werkten er duizenden mannen en vrouwen. Munitie was niet het enige product van de fabriek. Er werden ook draaibanken,

backschroeven, propellors, koemelkmachines en zonnecollectoren geproduceerd. De

munitiefabriek zelf kent een veel langere lange geschiedenis, dat teruggaat naar het rampjaar van de Nederlandse Republiek. De republiek bleek reddeloos en om dit in de toekomst te voorkomen werd door de regering in 1679 besloten tot de oprichting van een affuitmakerij in Delft. Deze affuitmakerij maakte in het begin onderstellen van kanonnen, maar breidde na verloop van tijd uit met de productie van munitie. De naam veranderde in Staatsbedrijf der Artillerie-Inrichtingen, of kortweg A.I.. Het bedrijf kreeg in 1895 de opdracht om het nieuwe Nederlandse standaardwapen, de Männlicher M1895, te produceren. Hiervoor was in Delft geen ruimte meer en er werd gekozen om te verhuizen naar Zaandam en daarmee binnen de

14 C. Landorf, ‘A framework for sustainable heritage management: a study of UK industrial heritage sites’, in:

International Journal of Heritage Studies (2009) 15:6, 499 en 506-508. Zie verder ook:

C. Landorf, ‘A future for the past: A new theoretical model for sustainable historic environments’, in Planning

Practice & Research 26 (2) (2011), 158-159 en 163.

15 Heike Oevermann, Jana Degenkolb, Anne Dießler, Sarah Karge & Ulrike Peltz, ‘Participation in the reuse of

industrial heritage sites: the case of Oberschöneweide, Berlin’ in:

(7)

6 verdedigingslinie van de Stelling van Amsterdam. Het terrein van Hembrug vormde een waar dorpje met een eigen voorzieningen, zoals een eigen medische dienst. Op het hoogtepunt werkten er ongeveer 8500 mensen op het terrein. In 1973 werd het bedrijf gesplitst in

Eurometaal en Gereedschap werktuigen Industrie "Hembrug". Het laatste bedrijf verhuisde

uiteindelijk naar Haarlem. Eurometaal moest door teruglopende opdrachten haar poorten in 2003 sluiten.

Al voor de splitsing van de A.I. in twee bedrijven was de vorming van een

gemeenschap bestaande uit werknemers begonnen. De werknemers bevonden zich op een afgelegen en afgesloten gebied, dat zelfvoorzienend was. Het kon gezien worden als een klein dorpje met een eigen medische dienst, tandarts en verdediging. De verplichte

geheimhoudingsplicht zorgde ervoor dat de werknemers nog meer op elkaar aangewezen waren. Buiten het terrein mocht er namelijk niet gepraat worden over het werk. Deze gemeenschapsvorming kreeg een extra impuls na de Tweede Wereldoorlog. De personeelsvereniging werd opgericht en er ontstonden vele subverenigingen, zoals de schietclub, schaakclub, kaartclub enz. Dit werd door de directie gesteund in de vorm van geldelijke bijdragen en of het ter beschikking stellen van ruimtes op Hembrug.

Het gemeenschapsgevoel was zo sterk geworden dat de gemeenschap na alle

reorganisaties in de jaren ’90 en de sluiting in 2003 zich grotendeels herstelde en bijeenkwam in het Hembrug Museum. Dit museum werd in 2005 opgericht door Peter de Vries, een voormalig expeditiemedewerker bij A.I. en Eurometaal. In 2016 sloot het Hembrug Museum een samenwerkingsovereenkomst met het Zaans Museum, een professioneel museum. Hiermee werd de collectie van de gemeenschap officieel overgedragen.

Introductie onderzoek

Dit onderzoek heeft een publiekshistorisch karakter. Dat wil zeggen dat het als waardevol wordt gezien om te onderzoeken hoe mensen buiten de academische wereld omgaan met het verleden. Dit onderzoek richt zich dan ook vooral op hoe de gemeenschap van het Hembrug Museum invulling geeft aan hun erfgoed en de (on)mogelijkheden daartoe binnen het ontwikkelingsproces. Deze ‘gemeenschap’ is gedefinieerd als alle vrijwilligers van het Hembrug Museum, die op enig moment in hun leven hebben gewerkt voor een van de bedrijven op Hembrug. Om bovenstaand vraagstuk te kunnen beantwoorden is dit onderzoek opgedeeld in drie componenten. Het eerste aspect bestaat uit het herontwikkelingsproject met in het bijzonder het participatieproces. Invloedrijke actoren binnen dit proces zijn het

(8)

7 Rijksvastgoedbedrijf als eigenaar van Hembrug, de Gemeente Zaanstad die Hembrug wil gebruiken als pilot voor de nieuwe Omgevingswet en als laatste de nieuwe eigenaar van Hembrug. Wat zijn de motieven van het Rijksvastgoedbedrijf en wat voor kansen biedt dit de gemeenschap van Hembrug? De Omgevingswet speelt een centrale rol in het

herontwikkelingsproces, vanwege de participatiemogelijkheden die de wet faciliteert. De Omgevingswet richt zich op de fysieke leefomgeving en komt in de plaats van in totaal 26 wetten, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Crisis- en Herstelwet, de Wet natuurbeheer, de Waterwet, grote delen van de Wet Milieubeheer en de Monumentenwet. Wat zijn de motieven van de Gemeente Zaanstad en wat voor invloed heeft dit op het participatieproces? En: is hierbij ook gedacht aan de

gemeenschap van Hembrug? Borduurt de nieuwe eigenaar voort op dit participatieproces? Het tweede component binnen dit onderzoek vormt het Hembrug Museum van de gemeenschap. Hoe geeft de gemeenschap via dit museum betekenis aan hun erfgoed? Hier spelen

erfgoedprocessen, de collectie en presentatie een belangrijke rol. Het derde component is de samenwerking tussen het Hembrug Museum en het Zaans Museum na de overname in 2016. Hoe zag deze samenwerking eruit? Welk museum had een dominantere rol binnen deze samenwerking en welke gevolgen heeft dat gehad op het Hembrug Museum?

Methodologie en opbouw

De keuze voor de gemeenschap van het Hembrug Museum voor dit onderzoek komt voort uit drie motivaties. Ten eerste is Hembrug op moment van schrijven de grootste

herontwikkelingslocatie van Europa. Het gaat hier dus om een unieke situatie, waarbij ook voor het eerst het overheidsbeleid is toegespitst op participatie. Ten tweede is er vaak een interessante spanning te vinden tussen een amateur- en een professioneel museum. Al helemaal als deze twee besluiten samen te werken. Ten derde is het Hembrug Museum voor een lange periode mijn werkplek geweest als stagiaire en later als tentoonstellingsassistente bij het Zaans Museum. Daar maakte ik voor het eerst kennis met de bijzondere geschiedenis, gebouwen en mensen. Mij bewust van mijn positie heb ik getracht een zo objectief mogelijke standpunt in te nemen, wetende dat geschiedschrijving hoe dan ook een constructie van het verleden blijft en daarmee in zekere zin subjectief.

Voor de analyse van participatie in het eerste hoofdstuk wil ik verder gaan dan de theorie die Oevermann hiervoor gebruikt in haar onderzoek. Een uitgebreidere theorie, die veelal door

(9)

8 overheidsinstanties wordt gebruikt, kan een veel completer beeld geven over het

participatieproces op Hembrug. Daarom gebruik ik hoofdzakelijk de methode van Ingo Pröpper. Zijn theorie focust zich op de interactie tussen actoren gedurende een proces. Met deze theorie kan ik vervolgens evalueren op welke manieren de overheid actoren betrekt in de voorbereiding, bepaling en uitvoering van beleid. Deze theorie pas ik vervolgens ook toe in het derde en laatste hoofdstuk om te analyseren in hoeverre er daadwerkelijk sprake was van een samenwerking tussen het Hembrug Museum en het Zaans Museum.

Met het tweede hoofdstuk bouw ik voort op onderzoek naar de verschillende particuliere musea. Tammy S. Gordon heeft voor de Verenigde Staten al goed in kaart gebracht welke dit zijn. In hoeverre zijn deze kwalificaties toepasbaar in Nederland? In Nederland is er recentelijk onderzoek gedaan door Camilla Nieman, die ook vanuit een publiekshistorisch perspectief heeft onderzocht hoe particuliere musea met het verleden omgaan. Haar onderzoek heeft hierbij geen aandacht besteed aan particuliere musea die een industrieel onderwerp als uitgangspunt hebben.16 In het tweede hoofdstuk bekijk ik of de theorie uit de Verenigde Staten toepasbaar is op het Hembrug Museum en geef ik daarmee aanvulling op het al bestaande onderzoek in Nederland. Daarmee wordt duidelijk met wat voor soort museum het Zaans Museum te maken kreeg na overname in 2016.

In het laatste hoofdstuk analyseer ik tevens de veranderingen van het Hembrug Museum na overname aan de hand van de theorievorming uit het tweede hoofdstuk. Op deze manier kom ik te weten wat er is overgebleven van het Hembrug Museum van het tweede hoofdstuk en in hoeverre het museum is aangepast aan een professioneel museum als het Zaans Museum. Daarnaast onderzoek ik hoe de samenwerking tussen de twee musea is verlopen in het kader van bovenstaande ontwikkeling.

Zodoende hoop ik aan het einde van dit onderzoek antwoord te kunnen geven op de vraag hoe de gemeenschap van Hembrug invulling heeft kunnen geven aan hun erfgoed en de wat de (on)mogelijkheden van participatie.

16 Camilla Nieman, Private Museums in the Netherlands. A Perspective (Amsterdam 2018). Online

(10)

9

Hoofdstuk 1 | Herontwikkeling

Het herontwikkelingsproces van Hembrug is nog in volle gang. Vandaar dat ik in dit hoofdstuk een tussenbalans opmaak. Een drietal actoren hebben het proces al in grote mate beïnvloed. Deze actoren bestaan grotendeels uit overheidsorganisaties, namelijk het

Rijksvastgoedbedrijf (voorheen Domeinen) en gemeente Zaanstad. In het verleden speelden dit soort overheidsorganisaties een belangrijke rol in het behoud of sloop van industrieel erfgoed. Zo had een groep oud-medewerkers van Moulinex in Alençon enkele jaren terug actiegevoerd voor een museum of herdenkingsplaats. Hun verzoek werd bij de lokale

gemeente, toen centrumrechts georiënteerd, als oubollig gezien. Niet veel later werd de oude fabriek van Moulinex gesloopt en verrezen er nieuwe gebouwen voor wonen en werken. Oud-medewerkers kregen het gevoel dat er een deel van hun industrieel erfgoed werd gewist door de overheid, toen bleek dat er in voorstellen van de gemeente voor een nieuw bedrijventerrein gebruik werd gemaakt van de geschiedenis van het industriële terrein door het terrein naar de oprichter van Moulinex te vernoemen.17 Dit hoofdstuk zal daarom vooral draaien om de eerder genoemde overheidsorganisaties. De nieuwe eigenaar van het terrein, ABC Planontwikkeling BV, zal ook aan bod komen, maar zoals eerder gezegd is het

herontwikkelingsproces nog in volle gang. Wat zijn de motieven van deze drie actoren? Is er sprake van werkelijke participatie? En hoe wordt er binnen participatie door de actoren omgegaan met de verschillende belangen en motieven? Allereerst zal ik hieronder de verschillende vormen die participatie kunnen aannemen bespreken.

Niveaus van participatie

Voor overheidsinstanties zijn er een aantal argumenten voor het toepassen van participatie binnen besluitvormingsprocessen. Het eerste argument is van juridische aard, dat zich richt op het voorkomen van onnodige aantasting van belangen van partijen in de samenleving. Ten tweede is er een moreel argument. Door burgers te betrekken in het besluitvormingsproces wordt het democratische gehalte van het te nemen besluit verhoogd. Hierdoor kan de overheid zowel de legitimiteit van het besluitvormingsproces verbeteren als (deels) aan de wensen van burgers voldoen. Als laatste zijn er met participatie ook een aantal inhoudelijke voordelen te

17 J. Clarke, ‘Afterlife of a factory’ (2018). Geschreven naar aanleiding van en in opdracht van The Public

Historian. Artikel online raadpleegbaar via de website van de National Council of Public History:

(11)

10 behalen.

Heike Oevermann gebruikte voor haar onderzoek een bovenstaande weergave van een participatiemodel (zie Figuur 1.1 ter illustratie). Binnen dit model zijn vier verschillende niveaus te onderscheiden, van weinig tot veel participatie. Het eerste niveau is het ontvangen van informatie, gevolgd door (2) samenwerking, (3) gedeeld beslissingen nemen tot (4) zelf beslissingen nemen. Hoe meer participatie, hoe meer tijd het zal kosten om dit niveau uit te voeren. Op het eerste niveau ontvangen participanten alleen maar informatie over een project van de besluitvormers via (publieke) kennisgevingen of bijeenkomsten. Bij het tweede niveau worden participanten uitgenodigd om hun eigen ideeën over het project aan te geven en ideeën aan te dragen betreffende de implementatie van het project. Hierbij hebben ze geen rol in het besluitvormingsproces. Binnen niveau drie daarentegen is het wel mogelijk, er worden gezamenlijke keuzes gemaakt over doelen en manieren van implementatie. Niveau vier is waar de meeste participatie mogelijk is. Participanten mogen zelf uit een aantal opties kiezen. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een referendum of een gezamenlijke beslissing over welke projecten geld krijgen toegewezen.18

Figuur 1.1 Niveaus van participatie volgens Oevermann. Overgenomen uit Oevermann e.a.,

‘Participation in the reuse of industrial heritage sites: the case of Oberschöneweide, Berlin’ in: International Journal of Heritage Studies (2016) 22:1, 43-58, aldaar 45.

Het model dat Oevermann gebruikt geeft een goede indruk van de mogelijkheden tot

participatie, maar is niet erg uitgebreid. Een meer uitvoerig model is die van bestuurskundige

18 Oevermann e.a., ‘Participation in the reuse of industrial heritage sites: the case of Oberschöneweide, Berlin’

(12)

11 Igno Pröpper.19 Zijn participatieladder bestaat uit zeven verschillende niveaus, variërend van geen participatie tot allesbeslissend, onderverdeeld in twee categorieën, namelijk die van participant en bestuur.

Rol van participant Rol van bestuur

Initiatiefnemer, beleidseigenaar, bevoegd gezag

Faciliterende stijl

Samenwerkingspartner Samenwerkende stijl

Medebeslisser Delegerende stijl

Adviseur beginspraak Participatieve stijl

Adviseur eindspraak Consultatieve stijl

Toeschouwer, ontvanger informatie, informant

Open autoritaire stijl

Geen rol Gesloten autoritaire stijl

Figuur 1.2 Verkorte weergave van de participatieladder van Pröpper. Bron: I. Pröpper, De

aanpak van interactief omgevingsbeleid: elke situatie is anders (Bussum 2013), 17

Bij geen communicatie over het project, heeft het bestuur een gesloten autoritaire stijl en de participant geen rol. Dit is in feite dan ook geen participatie. Mocht het bestuur eenzijdig over het project communiceren, heeft het bestuur een open autoritaire stijl, waarbij de participant enkel ontvanger en toeschouwer is. Bij tweezijdige communicatie is er meer sprake van participatie. Beslist het bestuur en adviseert de participant aan het einde van het proces, dan heeft het bestuur een consultatieve stijl. Mag de participant aan het begin van het proces zijn advies uitbrengen, dan heeft het bestuur een participatieve stijl. Naast adviseren, kan de participant ook beslissen. Mag de participant binnen door het bestuur gestelde kaders

beslissen, heeft het bestuur een delegerende stijl. Als participant en bestuur samen beslissen, is er sprake van een samenwerkende stijl. De meest uitgebreide vorm van participatie is volgens Pröpper als het beleid afkomstig is van burgers of partijen anders dan het bestuur. Het bestuur heeft in dat geval een faciliterende stijl.20

19 I. Pröpper, De aanpak van interactief omgevingsbeleid: elke situatie is anders (Bussum 2013), 17 20 Pröpper, De aanpak van interactief omgevingsbeleid, 18

(13)

12 Het Rijksvastgoedbedrijf

Met de sluiting in 2003 was Hembrug verlaten. Dit was voor Defensie een mooie kans om het terrein na meer dan 100 jaar af te stoten. Al sinds het einde va n de Koude Oorlog in 1991 is beleid van het ministerie van Defensie bezig om grond af te stoten. Het totale terreinoppervlak van Defensie is van 1992 tot en met 2009 met maar liefst 31% afgenomen.21 Door het einde van de Koude Oorlog krimpt de Nederlandse krijgsmacht en zit Defensie met overtollige grond. Het verkopen van grond, levert eenmalig veel geld op en daarnaast bespaart Defensie structureel op de vastgoedexploitatie. Dat is hard nodig, aangezien het budget van het ministerie van Defensie na de Koude Oorlog jaarlijks werd gekort. De gunstige ligging van Hembrug binnen de metropoolregio van Amsterdam zorgt ervoor dat het zeer gewilde grond is, waar Defensie veel geld voor kan vragen. Na de sluiting van Eurometaal ontstonden dan ook gauw plannen om de grond te verkopen. Ondernemers en de gemeente Zaanstad stonden klaar om er woningen te bouwen. Echter, door grote bodemverontreinigingen door asbest, TNT, lood, olie en mogelijk mosterdgas werden deze plannen stopgezet.22 Defensie kon het terrein niet zo verkopen en hield het in eigen bezit.

De kredietcrisis, die van 2007 tot 2011 duurde, zorgde dat de verkoop van het terrein nogmaals werd uitgesteld. Na de crisis in 2013-2014 kwam het herontwikkelingsproces op gang. In 2014 kreeg het Rijksvastgoedbedrijf, toen nog Domeinen, van Defensie de taak om het terrein gereed voor verkoop te maken. Dat hield in dat de bodem van Hembrug nu wel grotendeels gesaneerd werd. De vijftig gemeentelijke monumenten (zie verderop ook Gemeente Zaanstad) werden met steun van provincie Noord-Holland en gemeente Zaanstad door de RVB wind- en waterdicht gemaakt. Ook is er stroom, water, riolering en (deels) glasvezel aangelegd. Om het terrein nog meer aantrekkelijk te maken voor mogelijke kopers, heeft de RVB een marketingcampagne opgezet dat Hembrug als merk neerzet: HEMbrug.23

21 C. van der Knaap, ‘Nr. 31. BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE’ in: Vaststelling van

de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2006 (Den Haag 14/11/2005). Online

raadpleegbaar via: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30300-X-31.html (laatst geraadpleegd op 20/06/2018).

22 Wil van der Schans/KRO-NCRV, Reporter Radio: De vervuiler betaalt, maar Defensie niet (Hilversum

17/09/2017). Online leesbaar en te luisteren via: https://www.nporadio1.nl/onderzoek/5800-de-vervuiler-betaalt-maar-deed-defensie-dat-ook (laatst geraadpleegd op 25/05/2018).

(14)

13 Afbeelding 1.1. Logo van HEMbrug in opdracht van Projectbureau HEMbrug

(Rijksvastgoedbedrijf) (2017). Bron: Projectbureau HEMbrug.

De RV probeert eenzelfde soort sfeer te creëren als bij de herontwikkeling van de Westergasfabriek in Amsterdam, een omgeving dat hip en aantrekkelijk is voor

creatievelingen. Dit blijkt onder andere uit hoe de RVB het terrein aanprijst: ‘een industrieel

landschap waar de verbeelding wordt geprikkeld. Waar verleden, heden en toekomst hand in hand gaan. Waar cultuur, design, werken en recreëren samenkomen in een bruisende en bosrijke omgeving’.24 Om dit idee te verwezenlijken heeft het Rijksvastgoedbedrijf voor langere en kortere periodes opgeknapte gebouwen verhuurd aan creatieve ondernemers, zoals GUNPOWDERSTUDIO, BIND en Dirk Vander Kooij.25 Binnen deze gedachte heeft het Rijksvastgoedbedrijf het oude hoofdkantoor van Eurometaal als anti-kraakpand aangeboden aan het Hembrug Museum. Hierbij sloeg het Rijksvastgoedbedrijf twee vliegen ineen: geen krakers en een goede culturele toevoeging voor het gebied.

Hoewel geld voor het Rijksvastgoedbedrijf de voorname drijfveer is bij de verkoop van Hembrug, heeft het Rijksvastgoedbedrijf het voornemen om het terrein niet zomaar aan de best betalende partij verkopen. Uit de verkoopbrochure van Hembrug blijkt dat het Rijksvastgoedbedrijf veel geeft om de cultuurhistorische waarde van het terrein.26 Dit is niet geheel vreemd, aangezien het ministerie van Defensie, de opdrachtgever, een lange en

uitzonderlijke geschiedenis op het terrein kent. Het was de enige plaats waar men namens het ministerie decennialang wapens en munitie produceerde voor het Nederlandse leger. Aan de andere kant is de genoemde cultuurhistorische waarde een goed verkooppunt. Een terrein zonder geschiedenis is als een leeg zielloos omhulsel, wat andere investeerders en kopers zal aantrekken dan een terrein met een spannende geschiedenis als Hembrug. Het

Rijksvastgoedbedrijf was dus ook op zoek naar een bepaald soort koper.

Het Rijksvastgoedbedrijf is daarom in 2016 een verkoopprocedure gestart.

24 ‘Welkom op HEMbrug’ (Zaandam). Online raadpleegbaar op

http://hembrugontwikkelt.nl/welkom-op-hembrug/ (laatst geraadpleegd op 25/05/2018).

25 Zie voor meer bedrijven de website www.hembrugterrein.com, tabblad ‘Organisaties’. Online raadpleegbaar

op http://www.hembrugterrein.com/terrein-info/organisaties/ (laatst geraadpleegd op 25/05/2018).

(15)

14 Geïnteresseerde partijen konden een strategie opstellen voor de ontwikkeling van Hembrug. De partijen die volgens het Rijksvastgoedbedrijf de beste plannen hadden, mochten

vervolgens een bod op het terrein doen. Hierna volgden drie fases. In de eerste fase moeten de partijen kunnen aantonen dat zij aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen en in staat zijn de herontwikkeling af te ronden (kwalificatie). De tweede fase is veel inhoudelijker. Partijen worden gevraagd een ontwikkelingsstrategie aan te leveren die door een commissie zal

worden beoordeeld. De ontwikkelingsstrategie wordt beoordeeld aan de hand van

aandachtspunten, met op één het behoud, beheer en hergebruik van monumentaal erfgoed. Volgende punten zijn het publiek toegankelijk maken van HEMbrug met het bos in het bijzonder; de integrale ontwikkeling op het gebied van ruimte en programma en de invulling van een succesvol ontwikkelproces.27

Het Rijksvastgoedbedrijf heeft voor en tijdens dit verkoopproces nauw samengewerkt met Gemeente Zaanstad om de cultuurhistorische waarde van het terrein te bewaren en randvoorwaarden voor de ontwikkeling van het terrein te scheppen.

Gemeente Zaanstad

Gemeente Zaanstad heeft zo haar eigen beweegredenen die invloed hebben op het

herontwikkelingsproces van Hembrug. De eerste bestaat uit economische motieven. Al jaren is een van de doelen van de gemeente om zich te profileren als een gemeente met een uniek karakter, door nadruk te leggen op onder andere het industriële verleden en heden. Daarnaast wil de gemeente meer banen creëren en de groei van de Zaanse toeristisch-recreatieve en culturele ondernemers stimuleren. Met deze doelen hoopt de gemeente economisch meer te profiteren van de nabije ligging van Amsterdam.28 Een ontwikkeld Hembrug past perfect bij deze doelen van de gemeente. Door een ontwikkeld Hembrug bestaat de kans dat er meer creatieve bedrijven zich zullen vestigen op Hembrug, wat ook meer banen zal opleveren. De gemeente verwacht een toename van ongeveer 350 banen. Meer bezoekers en banen op het terrein zorgen voor een stimulering van de lokale economie, die zich wellicht verspreidt naar de rest van de gemeente. Een tweede beweegreden komt voort uit een nood aan woningen in de Zaanstreek. Het is al enkele jaren een trend dat door de stijgende huurprijzen in

27 ‘Verkoopleidraad’ in: RVB, Verkoopbrochure Hembrug (Zaandam 2017), 39-41, aldaar 39.

28 Lex Kruijver, Zaanstad Marketing. Naar de volgende fase van citymarketing in Zaanstad 2016 – 2019

(Amsterdam 2016), 3. Online raadpleegbaar via:

(16)

15 Amsterdam, de omringende gemeenten een toename zien in het aantal woningzoekenden. Om aan deze vraag te voldoen is het noodzakelijk om in Zaanstad tussen de 15.000 en 20.000 woningen bij te bouwen.29 De gemeente Zaanstad heeft mede hierdoor haar visie veranderd en stimuleert nu ook wonen op industrieel gebied. Dennis Straat, voormalig wethouder

Ruimtelijke Ordening, Economie en Werk & Inkomen bij gemeente Zaanstad, zegt over de wonen-werken combinatie op Hembrug het volgende:

Het wonen zorgt bijvoorbeeld voor meer levendigheid, een betere aansluiting bij andere wijken in Zaanstad, grotere sociale veiligheid en voor een klantenkring voor de ondernemers op het terrein. Het samengaan van wonen en werken past ook prima bij de onlangs vastgestelde toekomstvisie MAAK.Zaanstad, waarin een grote ambitie voor binnenstedelijk bouwen en voor menging van functies op bedrijfsterreinen is opgenomen.30

De laatste beweegreden ligt besloten in de erfgoedvisie die gemeente Zaanstad heeft

opgesteld. De gemeente heeft een uitgebreide Erfgoedvisie 2011-2018 geformuleerd met als doel om de gebouwen van de voorouders van Zaankanters over 100 jaar in goede handen van hun (achter)kleinkinderen te geven.31 De erfgoedvisie bestaat uit vijf subdoelen, uitgaande van het idee dat Zaans erfgoed de zogenaamde Zaanse identiteit versterkt. De gemeente wil cultuurhistorie inzetten als kwaliteit en inspiratiebron voor de stedelijke ontwikkeling, de basis van het Zaanse Erfgoed op orde brengen (offensief in plaats van defensief beleid voeren), het hergebruiken en herbestemmen van erfgoed en het verhaal van de Zaanstreek versterken en uitdragen. Dit met als doel de stad beter op de kaart te zetten en het delen en verspreiden van kennis ten behoeve van de instandhouding van het erfgoed binnen de

gemeente Zaanstad.32 Om deze doelen te kunnen verwezenlijken heeft de gemeente Zaanstad de volgende definitie van erfgoed ontwikkeld:

29 Gemeente Zaanstad, MAAK.Zaanstad (Zaandam 2016). Online raadpleegbaar via:

https://maak.zaanstad.nl/system/attachments/files/000/001/460/original/Einddocument_Vaststelling_MAAK.Zaa nstad.pdf (laatst geraadpleegd op 20/06/2017).

30 ‘Meer ruimte voor woningbouw Hembrugterrein’ (25 augustus 2016). Online raadpleegbaar via:

https://www.ruimteenwonen.nl/meer-ruimte-voor-woningbouw-hembrugterrein (laatst geraadpleegd op 20/06/2017)

31 Gemeente Zaanstad, Erfgoedvisie 2011-2018. Erfgoed in ontwikkeling (Zaandam 2011), 2 32 Gemeente Zaanstad, Erfgoedvisie 2011-2018, 7

(17)

16

Erfgoed omvat die materiële, immateriële, zichtbare en onzichtbare overblijfselen van onze maatschappelijke ontwikkeling, die wij als samenleving of individu de moeite waard vinden voor ons gemeenschappelijke geheugen en identiteit.33

Deze drie drijfveren zorgen ervoor dat de gemeente een afweging moet maken, want in hoeverre wil de gemeente Zaanstad participatie als het gegarandeerd eigen doeleinden wil bereiken? Daarnaast impliceert de erfgoedvisie dat betreft erfgoed wel degelijk participatie uitgevoerd moet worden door de zinsnede ‘die wij als samenleving of individu de moeite waard vinden’. Ook wordt de gemeente praktisch gedwongen iets aan participatie te doen omwille van de nieuwe Omgevingswet. Een van de belangrijkste speerpunten binnen deze wet is namelijk participatie.34Aan de andere kant zijn er ook veel voordelen voor de gemeente bij de implementatie van participatie. Naast de al eerdergenoemde juridische en morele

voordelen, zijn er meerdere inhoudelijke voordelen. Pröpper noemt in zijn boek onder meer inhoudelijke verrijking, vergroten van het draagvlak en begrip en het verbeteren van het interne proces.35

Met de beweegredenen van de gemeente Zaanstad in het achterhoofd wordt het interessant om te zien in hoeverre participatie van toepassing is bij de herontwikkeling van Hembrug. En: hoe houdt de gemeente rekening met motieven en belangen van anderen? Allereerst heeft de gemeente bedacht op welke niveaus participatie kan zijn. Hierbij hebben zij zich sterk laten inspireren door de theorievorming van Pröpper. De gemeente houdt dezelfde niveaus aan als Pröpper, maar kent geen onderscheid in ‘adviseur beginspraak’ en ‘adviseur eindspraak’, waardoor een niveau wegvalt. Afhankelijk van de invulling van de participatie zal dit de consultatieve of participatieve stijl zijn.

Mate van Interactie

Rol bestuursorgaan Uitkomst interactieproces & mate van

invloed

Informeren Het college of de gemeenteraad voert geheel zelfstandig beleid en verschaft hierover informatie. Indien nodig tracht

De uitkomst is een geïnformeerde doelgroep/actor

33 Zaanstad, Erfgoedvisie 2011-2018, 5

34 Informatiepunt Omgevingswet, ‘Inspiratiegids Participatie Omgevingswet’. Online raadpleegbaar via:

https://aandeslagmetdeomgevingswet.nl/thema/inspiratiegids/ (laatst geraadpleegd op 20/06/2018)

(18)

17 het bestuursorgaan de doelgroep te

overtuigen.

Raadplegen Het college of de gemeenteraad vraagt de mening van de doelgroep.

De uitkomst is inzicht in hoe de doelgroep over een bepaald onderwerp denkt. Het bestuur neemt de inbreng mee in zijn bredere afweging

Adviseren Het college of de gemeenteraad vraagt een open advies waarbij er ruimte is voor inbreng en discussie

De uitkomst is een advies van de doelgroep aan het bestuur over de gewenste richting. Het bestuur moet argumenten geven waarom zij het advies wel of niet overneemt.

Meebeslissen Het college of de gemeenteraad geeft de deelnemer de bevoegdheid om binnen randvoorwaarden zelf beslissingen te nemen.

Vooraf is afgesproken van welke (deel)processen de uitkomsten worden overgenomen.

Coproduceren Het college of de gemeenteraad werkt op basis van gelijkwaardigheid met andere partijen samen.

Samen met een andere partij komt het voorstel inhoudelijk en/of financieel tot stand.

Faciliteren Het college of de gemeenteraad biedt ondersteuning zoals tijd, geld,

deskundigheid of materiële hulpmiddelen.

Het bepalen van de uitkomst is niet meer aan het gemeentebestuur.

Tabel 1.2. Participatiemodel van gemeente Zaanstad. Bron: Gemeente Zaanstad, Samen van

concept-ontwerp tot ontwerp omgevingsplan. Plan van aanpak participatie traject (Zaanstad 2016), 4

Ten tweede heeft de gemeente gedefinieerd wie in aanmerking kwamen voor participatie omtrent Hembrug. Groepen die tijdens dit proces een rol speelden, waren ondernemers op het terrein, ondernemers rondom het terrein, omwonenden, (toekomstige) gebruikers en wettelijke

(19)

18 overlegpartners.36 De tweede groep van ondernemers rondom Hembrug werden eerst

geanalyseerd om zo tot een relevante groep ondernemers te komen die de effecten van de nieuwe Omgevingswet het meest zou voelen. Hierbij werd gekeken naar ondernemers van Westpoort, Achtersluispolder en Zuiderhout. De groep omwonenden werd gedefinieerd als bewoners van de Hemkade en de Havenstraat tot aan de Den Uylbrug. Opmerkelijk feit is dat de gemeenschap van Hembrug niet specifiek genoemd wordt in dit rijtje. De enige reden dat de gemeenschap betrokken was in dit proces is dat zij dankzij het Rijksvastgoedbedrijf een plek op het terrein heeft gekregen. Hieruit blijkt dat de gemeente geen aanpassing heeft

gedaan om (immaterieel) industrieel erfgoed een meer prominente plaats te geven. Gezien hun derde beweegreden van erfgoed zou dit een belangrijkere rol moeten hebben gespeeld, maar de gemeente heeft de eerste twee beweegredenen (economisch en woningbouw) belangrijker gevonden.

Als derde heeft de gemeente voor iedere hierboven genoemde groep een

participatiegelegenheid aangereikt, afgestemd op hun behoeften. De gemeente maakte een start door bijna onderaan de ladder van Pröpper te beginnen: de open autoritaire stijl met informatievoorziening. De groep ondernemers op Hembrug, ongeveer dertig bedrijven, werden net als de omwonenden groep uitgenodigd voor de startbijeenkomst. Hier kwamen ongeveer zeventig mensen op af. Het doel was ten eerste om de omwonenden en ondernemers te informeren over de visie van de gemeente met betrekking tot Hembrug. Het tweede deel van de avond had een meer participatieve stijl en stond in het teken van het verkrijgen van inzicht in de vraagstukken die leven onder deze twee groepen.37 Onder begeleiding van een tafeldame of -heer van de gemeente gingen de omwonenden en ondernemers met elkaar in gesprek over welke subthema’s zij belangrijk vonden. Gemeente Zaanstad had van tevoren een viertal hoofdthema’s bedacht: (1) Evenementen en ondernemen, (2) Wonen, (3)

Verkeer/herinrichting Havenstraat – Hemkade en (4) Bos en groen.38 Daarmee waren de gesprekken grotendeels afgebakend voordat deze konden beginnen. Na deze startbijeenkomst zijn er nog vijf soortgelijke bijeenkomsten gehouden voor omwonenden en ondernemers op het terrein.

36 T. Koene e.a., Omgevingsplan Hembrug e.o. (Heerenveen 2018), 105. Online raadpleegbaar via:

https://www.zaanstad.nl/mozard/document/docnr/4386947 (laatst geraadpleegd op 20/06/2018).

37 Gemeente Zaanstad, ‘Verslag startbijeenkomst Hembrugterrein’ (2017), 1. Online raadpleegbaar via:

https://hembrugterrein.zaanstad.nl/system/attachments/files/000/000/353/original/Verslag_startbijeenkomst_He mbrugterrein_170219.pdf (laatst geraadpleegd op 20/06/2017)

(20)

19 Afbeeldingen 1.2 en 1.3. Startbijeenkomst 14 februari 2017. Bron: Gemeente Zaanstad

https://hembrugterrein.zaanstad.nl/system/attachments/files/000/000/353/original/Verslag_st artbijeenkomst_Hembrugterrein_170219.pdf (laatst geraadpleegd op 20/06/2017)

Gemeente Zaanstad heeft de participatieve stijl van Pröpper ook digitaal gebracht met de bedoeling hiermee toekomstige bewoners te betrekken bij het proces.39 Op basis van de hoofdthema’s en de onderwerpen die naar voren kwamen tijdens de startbijeenkomst voor omwonenden en ondernemers op Hembrug, is er een online platform ontwikkeld op de website praatmee.zaanstad.nl. De website zelf was in eerste instantie vooral bedoeld voor inwoners van Zaanstad, maar in principe kon iedereen meepraten, na registratie. Echter, waar de startbijeenkomsten redelijk goed bezocht werden, geldt dit niet voor de website. De meeste rubrieken, zoals ‘Infrastructuur aanpassen bij uitbreiding van wonen op het Hembrugterrein’ en ‘Houd het zo groen mogelijk’, zijn nog steeds leeg en de grootste discussie bestaat uit welgeteld vier argumenten.40 Dit komt mede door de korte periode die men kreeg om te reageren, namelijk van half maart tot half april. Mensen konden tot 15 april 2017 een eigen standpunt met toelichting aanmaken binnen de door de gemeente aangemaakte thema’s. Per standpunt kon men voor of tegen stemmen en zijn mening toelichten. Door de weinige

reacties op het platform heeft het weinig draagkracht voor het participatieproject. Het wordt in de evaluatie van het project door de gemeente Zaanstad dan ook slechts zeer kort genoemd.41

39 J. Duindam, ‘Samen van concept-ontwerp tot ontwerp omgevingsplan’ (Zaandam 09/01/2016), 3. Online

raadpleegbaar via:

https://zaanstad.raadsinformatie.nl/document/4952264/1/Bijlage_Aanpak_participatie_omgevingsplan_Nieuw_H embrug_e_o__Concept_ontwerpomgevingsplan_Nieuw_Hembrug_e_o_ (laatst geraadpleegd op 20/06/2018)

40 Gemeente Zaanstad, ‘Praat mee met Zaanstad’: https://praatmee.zaanstad.nl/p. Specifiek over het

Hembrugterrein: https://praatmee.zaanstad.nl/p/omgevingsplan-hembrugterrein (beide websites laatst geraadpleegd op 19/04/2017).

41 Gemeente Zaanstad, ‘Persbericht Participatie Hembrug leidt tot aanpassingen omgevingsplan’ (6 juni 2017), 2.

Online raadpleegbaar op: https://www.zaanstad.nl/mozard/document/docnr/3263455 (laatst geraadpleegd op 20/06/2018).

(21)

20 Ook voor de tweede groep ondernemers werd een startbijeenkomst georganiseerd.42 Deze bijeenkomst stond ook in het teken van informeren en ondervinden welke vragen er spelen in deze groep belanghebbenden.43 Voor deze groep ondernemers werd geen tweede bijeenkomst georganiseerd. Het was voor de ondernemers wel mogelijk om tijdens een inloopspreekuur een gesprek aan te gaan met de gemeente.

Uiteindelijk hebben de bijeenkomsten voor omwonenden en ondernemers op het terrein vierenzestig ideeën opgeleverd, die door gemeente Zaanstad zijn afgewogen.44 Dit was geen gemakkelijke opgave door de soms tegengestelde belangen en motieven van de 350 participanten. De gemeente heeft besloten om dit terug te koppelen aan de belanghebbenden in de vorm van een brief en een informatieve bijeenkomst. In de brief aan de omwonenden en ondernemers licht wethouder Straat toe dat er bepaalde kwesties zijn geweest, waar de

participanten zo over verdeeld waren dat het lastig was om dit mee te kunnen nemen in de nieuwe omgevingswet. Hij noemt hierbij enkele voorbeelden, zoals de maximale hoogte van gebouwen, evenementen, gebruik van de haven en de door Amsterdamse bedrijven

verwachtte toename van reuk- en geluidsklachten door de toename van het aantal woningen. De gemeente heeft op dit soort punten in al haar wijsheid een middenweg gekozen na het horen van alle voor- en tegenargumenten, volgens de wethouder.45 Hierbij bestaat dus een grote kans dat de gemeente besluiten heeft genomen die de gemeente goed uitkomt en aansluit bij hun economische, woningbouw en erfgoed motieven. Zo is er ondanks bezwaren van de omwonenden toch voor hoogbouw gekozen door de gemeente, die hiermee voorziet in het streven om meer woningen te bouwen in Zaanstad. Na het voorleggen van een concept met voorwaarden voor Hembrug blijkt dat vooral de gemeente vooral ondernemers tegemoet wil komen.46

Al tijdens de eerste bijeenkomst van de bewoners en ondernemers op het terrein was er verwarring over in hoeverre alles al vast lag door de gemeente.47 De gemeente geeft middels het platform en de bijeenkomst de indruk dat alles nog bespreekbaar en dus veranderbaar is.

42 Koene e.a., Omgevingsplan Hembrug e.o., 105.

43 Gemeente Zaanstad, ‘Bijeenkomst ondernemers uit omgeving Hembrugterrein’ (Zaandam 27/02/2017). Online

raadpleegbaar via:

https://hembrugterrein.zaanstad.nl/system/attachments/files/000/000/502/original/Verslag_informatieavond_bedr ijven_Hembrugterrein.pdf (laatst geraadpleegd 20/06/2018).

44 ‘Omgevingsplan Hembrug: elke hoogbouwaanvraag vergt apart besluit’ (Stadszaken 25/09/2017). Online

raadpleegbaar via: https://www.stadszaken.nl/ruimte/groen/1147/omgevingsplan-voor-hembrug (laatst geraadpleegd op 20/06/2018).

45 Dennis Straat, ‘Terugkoppeling opbrengst gesprek over Omgevingsplan hembrugterrein’ (03/07/2017), 1-2 46 Zie voor een overzicht van deze reacties: https://hembrugterrein.zaanstad.nl/stukken (laatst geraadpleegd op

20/06/2018).

(22)

21 Een nota uit 2014 geeft echter het idee dat het merendeel al jaren vastligt.48 Van tevoren hebben de gemeente Zaanstad en het Rijksvastgoedbedrijf namelijk een omgevingsplan opgesteld. Dit is de voorloper van de nieuwe omgevingswet, waarvoor het Hembrugterrein een pilot vormt.49 De invulling van het terrein is flexibel en zal op een organische manier vorm krijgen. Er wordt gestreefd naar een ‘toelatingsbeleid’, waarbij alles kan, zolang het past bij de eigenheid van het gebied en een versterking voor de ruimtelijke kwaliteit biedt

(architectuur, openbare ruimte, stedenbouwkundige samenhang van de deelgebieden). In de gebiedspaspoorten (onderdeel van het omgevingsplan) zijn een aantal randvoorwaarden gesteld in verband met de ruimtelijke en cultuurhistorische kwaliteit. Dergelij/ke

gebiedspaspoorten geven uitgangspunten aan voor de vervanging, toevoeging en invulling per deelgebied. Ook geven gebiedspaspoorten richtlijnen voor de transformatie van monumenten, bestaande gebouwen, nieuwe gebouwen en de organisatie en inrichting van de openbare ruimte. Per deelgebied zijn de randvoorwaarden voor nieuwbouw vastgelegd (bouwhoogtes, rooilijnen, te behouden zichtlijnen, aan te houden tussenruimten en dergelijke); en worden uitgangspunten opgesteld voor stedenbouw, architectuur en buitenruimte. Dat nieuwe architectuur of de herinrichting van een buitenruimte zal moeten passen bij het historisch karakter van het ensemble is evident. De gebiedspaspoorten gaan een stap verder en geven aan hoe dat zou kunnen (en soms ook: hoe dat zal moeten en waarom). De gebiedspaspoorten zijn opgesteld op basis van de Cultuurhistorische Analyse HBT (2009), het

Beeldkwaliteitsplan HBT (2011) en de Nota van Uitgangspunten Omgevingsplan HBT

(2014).50De gemeente Zaanstad wil oude leegstaande fabriekspanden eerst herbestemmen, eer er aan nieuwbouw wordt gedacht. Vooral bij het Hembrugterrein is dit een speerpunt.

Hoewel de overheidsorganisaties de nodige maatregelen hebben getroffen voor het behoud van het erfgoed, kan de nieuwe eigenaar toch een hoop veranderen aan het terrein. In een opinieartikel in het Parool maakt Bas Kinsbergen, vormgever en maatschappelijk

ondernemer bij BIND, zich zorgen.51 Hij erkent dat de monumentale gebouwen bezoekers inspireren. Maar niet alleen de bezoekers worden geraakt, ook de projectontwikkelaars. Ook

48 Gemeente Zaanstad, Nota van uitgangspunten omgevingsplan Hembrug (Zaandam 28/11/2014). Online

raadpleegbaar via: http://hembrugontwikkelt.nl/wp-content/uploads/2016/07/2014-12-10-Nota-van-uitgangspunten-omgevingsplan-Hembrug-SG-en-BW.pdf (laatst geraadpleegd op 19/04/2017).

49 Steenhuismeurs i.o.v. Gemeente Zaanstad, Hembrugterrein Zaanstad. Gebiedspaspoorten omgevingsplan

(Paterswolde 2016), 3.

50 Steenhuismeurs, Hembrugterrein Zaanstad, 3.

51 Bas Kinsbergen, ‘Kan het Hembrugterrein magie behouden bij herontwikkeling?’ (Parool 27/12/2017). Online

raadpleegbaar via:

https://www.parool.nl/opinie/kan-het-hembrugterrein-magie-behouden-bij-herontwikkeling~a4550124/?utm_source=facebook&utm_medium=social&utm_campaign=shared%20content& utm_content=free (laatst geraadpleegd op 29/12/2017).

(23)

22 zij zien tal van nieuwe kansen en mogelijkheden. Echter, zij hebben een geheel ander doel dan de bezoekers en lokale ondernemers, namelijk een veel commerciëler doel. Kinsbergen is bang dat de balans doorslaat en het gebied teveel ontwikkeld zal worden, waardoor het zijn charme zal verliezen.

Naast deze wat schamele manier van participatie, waarbij de gemeente niet hoger dan de derde trede van de ladder van Pröpper is geklommen, is er nog een vorm van participatie. Dit komt niet vanuit de gemeente zelf, maar vanuit de gemeenschap van oud-medewerkers van Hembrug. Dit niveau van participatie is echter veel hoger dan het grote participatieproces dat hierboven beschreven is. De gemeente heeft namelijk samen met het Rijksvastgoedbedrijf de gemeenschap ondersteuning geboden in de vorm van geld en stenen om zo een nieuw Hembrug Museum te realiseren. Hiermee voldoet het aan het hoogste niveau van zowel de ladder van Pröpper als de participatieniveaus vastgelegd door de gemeente als de

participatieniveaus van Oevermann. Het Hembrug Museum zal in de komende twee hoofdstukken verder belicht worden.

ABC Planontwikkeling BV

Op 8 januari 2018 maakt het Rijksvastgoedbedrijf bekend dat Hembrug was verkocht. Het bedrijf ABC Planontwikkeling BV koopt voor 41 miljoen euro ongeveer 30 hectare van het terrein, inclusief de 70 gebouwen. Het resterende deel, namelijk het ‘plofbos’, komt in handen van gemeente Zaanstad en zal in de toekomst opengesteld worden voor bezoekers. Naar eigen zeggen heeft ABC Planontwikkeling ‘hoge ambities’ voor het behoud en versterking van de historische uitstraling van het terrein en het behoud van het milieu. Bestaande gebouwen blijven gehandhaafd en zullen in de toekomst ontwikkeld worden voor wonen en/of werken. Daarnaast zullen er 1000 nieuwe woningen worden gebouwd aan de westzijde van het terrein.

In hoeverre wil ABC Planontwikkeling het participatieproces aanhouden? Tijdens de selectieprocedure van het Rijksvastgoedbedrijf, heeft het bedrijf naar eigen zeggen als zoveel mogelijk contact gezocht met ondernemers en anderen die gevestigd zijn op Hembrug. Bij ABC Planontwikkeling is de wens aanwezig dit voort te zetten nu het eigenaar is geworden.52 Dit is op moment van schrijven nog afwachten welke vorm de participatie zal krijgen.

52 ABC Planontwikkeling BV, ‘Hembrugterrein Zaandam verkocht aan ABC Vastgoed’ (2018). Online

(24)

23

Tussenconclusie

In hoeverre is er de mogelijkheid geboden om te participeren in het herontwikkelingsproces van Hembrug? De gemeente Zaanstad heeft in theorie de omwonenden en ondernemers tot de vierde trede van de ladder van Propper laten klimmen. Maar uit eerdere plannen blijkt dat er al zoveel van tevoren vastlag, dat je kan afvragen of dit dan werkelijke participatie was. Daarnaast heeft de gemeente de gemeenschap van oud-medewerkers geen aparte rol

toebedeeld binnen het participatieproces. Dit is apart omdat dit ingaat tegen de huidige trend om duurzaam industrieel erfgoed te ontwikkelen. Naast deze twee keerzijdes van het

participatieproces is er nog een derde. Gemeente Zaanstad heeft door een fout namelijk nog niet officieel het omgevingsplan ingediend. Hierdoor kan het gehele participatieproces voor niets zijn geweest. Bedrijven zoals The Next en Amerborgh International hebben grootse plannen met hun pand, de voormalige .50 hulzen- en kogelfabriek, wat door het huidige omgevingsplan wordt belemmerd. Momenteel zijn bijna alle 83 bezwaren die door de advocaat van Amerborgh International en The Next zijn ingediend, ingewilligd door de gemeente. Een andere onzekere factor voor het behoud van het karakter van Hembrug is de eventuele doorverkoop van terrein door ABC Planontwikkeling. Op 3 april 2018 had de juridische overdracht van Hembrug moeten plaatsvinden, maar dit is tot nader orde uitgesteld. ABC Planontwikkeling is van plan om een deel van het terrein door te verkopen. Hiervoor is toestemming nodig van gemeente Zaanstad, die overweegt om enkele voorwaarden aan deze doorverkoop te binden.53De toekomst zal uitwijzen hoe het Hembrug er dus uiteindelijk uit zal komen te zien.

Afbeelding 1.4. Eerste schetsontwerp voor de voormalige .50 hulzen- en kogelfabriek door

Rem Koolhaas.

53 ‘Hembrugterrein wordt doorverkocht’ (De Orkaan Zaans Nieuws 17/04/2018). Online raadpleegbaar op

(25)

24

Hoofdstuk 2 | Het Hembrug Museum

Alles werd weggerauscht hier. Ik kon het niet aanzien. Dit fabrieksterrein was zo’n groot onderdeel van mijn leven, en ook dat van vele anderen. Ik besloot te redden wat er te redden viel.54

Peter de Vries werkte ruim tweeëndertig jaar voor het metaalbewerkings- en wapenbedrijf Eurometaal, toen er in 2003 werd besloten om het bedrijf op te heffen. Voor De Vries was pijnlijk om te zien hoe het grote terrein van Hembrug werd leeggehaald. Zijn emotionele band was zo groot dat hij, met ‘min of meer toestemming’ van de directie, zoveel mogelijk spullen probeerde te redden. Van al deze spullen zette De Vries uiteindelijk een eigen museum op, het Hembrug Museum. Dankzij het Rijksvastgoedbedrijf krijgt het museum een plek in het oude hoofdkantoor van Eurometaal. Samen met oud-collega’s organiseerde hij rondleidingen door zijn museum en op het terrein van Hembrug. Er waren dan ook meer dan genoeg mensen die hem hiermee wilde helpen, dankzij de sterke sociale cohesie binnen het bedrijf.

In dit hoofdstuk zal het Hembrug Museum worden geanalyseerd vanuit een

publiekshistorisch perspectief. Hierbij ligt dus niet de nadruk op wat een particulier museum goed of fout doet met betrekking tot bijvoorbeeld collectiebeheer, maar op hoe

niet-academisch geschoolde mensen invulling geven aan het concept van het museum. Wat voor soort museum is het Hembrug Museum en waaruit blijkt dit? Hoe geeft de gemeenschap invulling aan het (natuurlijke) erfgoedproces? Hoe gaat de gemeenschap om met haar geschiedenis? Met deze vragen hoop ik een beeld te kunnen schetsen van wat voor soort museum het Zaans Museum te maken kreeg in 2016. Om te onderzoeken welk soort museum het Hembrug Museum is en op welke manieren dit blijkt uit het erfgoedproces, het

collectiebeleid, de presentatie en de toekomstige samenwerking met het Zaans Museum wordt hieronder de verschillende typen musea verder uitgelicht.

54 Marijn Heemskerk, Van Zaanse meisjes en de dingen die voorbijgaan (Zaandam 2016). Online raadpleegbaar

via: http://www.hembrugmuseum.nl/van-zaanse-meisjes-en-de-dingen-die-voorbij-gaan/ (laatst geraadpleegd op 16-03-2017).

(26)

25

Typeringen

Binnen particuliere musea zijn verschillende ondersoorten musea te onderkennen.

Publiekshistorica Tammy S. Gordon heeft in de Verenigde Staten onderzoek gedaan naar de verschillende soorten particuliere musea. In haar boek Private History in Public: Exhibition

and the Settings of Everyday Life onderscheidt zij vier verschillende types private musea: corporate, entrepreneurial, vernacular en community museums.55 Een aantal karaktertrekken hebben deze drie types met elkaar gemeen. Ten eerste zijn de private collecties van deze types musea onderhevig aan indigenous curation.56 Objecten binnen deze collecties zijn geërfd, gevonden of zelfs geleefd. Vervolgens wordt er aan de hand van deze objecten een verhaal vanuit persoonlijk perspectief verteld, niet vanuit een academisch perspectief. De presentaties delen het eigen verleden met bezoekers. Een grote rol binnen dit soort private collecties is weggelegd voor de verzamelaar. Zo biedt hij of zij de collectie ter beschikking aan publiek in tegenstelling tot andere verzamelaars. Daarnaast is deze verzamelaar vaak niet alleen maar een verzamelaar, maar heeft hij meerdere functies, zoals oprichter, conservator, docent en ontwerper.

Ten tweede benaderen particuliere musea hun bezoekers persoonlijker dan

professionele musea. Dit soort musea zijn dan ook veelal informeel van aard.57 Particuliere musea zijn hierdoor aantrekkelijker voor bezoekers dan professionelere musea, omdat bezoekers het gevoel hebben dat dit soort musea persoonlijker, minder formeel en daardoor meer intiem zijn.58 De persoonlijke manier van communiceren zorgt ervoor dat bezoekers zich makkelijker kunnen identificeren, sympathiseren of empathiseren met de mensen die verhalen over hun eigen leven of die van hun voorouders vertellen. Deze informele methode is vooral gefocust op de eigen (subjectieve) ervaring en geringe context, wat door academisch

opgeleide historici als nadeel kan worden gezien. Tegelijkertijd biedt juist die informaliteit andere kansen, zoals tot het aangaan van dialogen. Daarbij zouden bezoekers nooit zomaar ergens stoppen, bij iemand aanbellen en vragen naar de persoonlijke geschiedenis van diegene. Dit gebeurt echter wel bij een lokaal museum.59 Gordon maakt in haar boek een vergelijking tussen de bezoekersbeleving in professionele musea en private musea. Bezoekers

55 Tammy S. Gordon, Private History in Public: Exhibition and the Settings of Everyday Life (Lanham 2010),

35.

56 Gordon, Private History in Public, 36. 57 Ibidem, 35.

58 Ibidem, 36. 59 Ibidem, 37.

(27)

26 van de eerste ‘see the past as something to be learned’, terwijl bezoekers van de laatste ‘see the past as something to be felt or even experienced’.60

Museumtype Fysieke omgeving

Bron van kennis

Doel Personeel Bron van

financiën

Academic Museum Academisch/

Internationaal Bemiddelen tussen verschillende standpunten en een breed gedragen publieke dialoog bevorderen Professioneel getraind in bijbehorende opleiding Overheid, bedrijven, bezoekersgelden, schenkingen Corporate Losstaand museum of hoofdkantoor bedrijf Academisch/ markt onderzoek Marketing/publieke relaties Professioneel getraind Bedrijf

Community Museum Hybride:

academisch, ervaring, oral tradition, religie Etnografische berging, uitoefening van lokale controle op erfgoedbronnen Mix van professioneel en non-professionele vrijwilligers Kleine overheden (provincie, gemeente, stad/dorp), privé donaties, bezoekersgelden, erfenissen Entrepreneurial Museum bevestigd aan klein tot middelgroot bedrijf Voornamelijk ervaring, academisch Ambacht laten overleven Niet professioneel getraind, vrijwilligers Bedrijf en bezoekersgelden

Vernacular Bar, restaurant, schoonheidssalon of ander Retail of service bedrijf Hybride, lokale ervaring, religie, oral tradition,

Creëren van sfeer, uitoefenen van lokale controle op erfgoedbronnen Niet professioneel getraind, vrijwilligers Afhankelijk van klein bedrijf of organisatie 60 Ibidem, 77.

(28)

27 populaire

cultuur

Tabel 2.1. Overzicht van de verschillende soorten musea op basis van onderzoek van Tammy

S. Gordon. Bron: Tammy S. Gordon, Private History in Public: Exhibition and the Settings of Everyday Life (Lanham 2010), 17

Naast deze gemeenschappelijke kenmerken, zijn er ook een aantal verschillen tussen de types particuliere musea. Victor Danilov, voormalig directeur van het Chicago Museum of Science

and Industry, omschreef corporate museums als ‘a corporate facility with tangible objects

and/or exhibits, displayed in a museum-like setting, that communicates the history, operations, and/or interests of the company to employees, guests, customers, and/or the public.’61 Belangrijk verschil ten opzichte van andere private musea is dat publiek in corporate museums soms niet eens wordt toegelaten, maar specifiek open is voor eigen medewerkers en/of zakenrelaties. Binnen deze categorie onderscheid Danilov drie types, die van ‘corporate museums and exhibits’, ‘corporate art museums, galleries, and sculpture gardens’ en ‘corporate visitor and information centres’. Binnen deze corporate museums is er vaak weinig tot geen zelfkritiek in de vorm van evaluatie. Dit soort musea hebben vaak hun oprichter als onderwerp, andere musea tonen de collecties van hooggeplaatste medewerkers, zoals directeuren. Zowel de objecten als de presentatie staan niet centraal. Het gaat

voornamelijk om het beeld dat ermee geschetst kan worden van het bedrijf met haar

medewerkers en klanten. Het museum is dan ook vooral een marketinginstrument.62 Hierin zit ook het grote verschil met andere (private) musea. Doel van het corporate museum is om de publieke opinie over het bedrijf en/of controversiële kwesties in het voordeel van het bedrijf te veranderen en als etalage voor de bedrijfscollectie en/of producten te dienen.63

De entrepreneurial museum is vooral gericht op handelsgeschiedenis in combinatie met persoonlijke geschiedenis. Hierdoor is het toegankelijker dan corporate museums. Net als bij corporate museums is dit type museum gelieerd aan een bedrijf, van klein tot middenstand. Ambacht speelt een belangrijke rol binnen deze musea. Bedrijfseigenaren willen dit graag in ere houden en bekostigen dan ook vaak het museum. Dit heeft ook te maken met de trots van bedrijfseigenaren die het bedrijf graag willen verbinden met de traditie van een ambacht.

61 Victor J. Danilov, Corporate museums, galleries and visitor centers: a directory (Westport 1991), X

62 Mark Rectanus, Culture incorporated: museums, artists, and corporate sponsorships (Minneapolis 2002), 239. 63 Danilov, A planning guide, 5

(29)

28

Entrepreneurial museums zijn daardoor vaak te vinden in de omgeving van deze bedrijven of

hebben zelfs een aparte ruimte binnen het bedrijf gekregen. Door de opzet van deze musea is er vaak persoonlijk contact met de eigenaar van het bedrijf en bestaat het vaak uit kleine ruimtes.64

Entrepreneurial museums ontstaan soms vanuit vernacular museums. Ook bij

vernacular museums is het museum gelieerd aan een bedrijf, maar is het museum gevestigd in

het actieve deel van het bedrijf. Dit soort museum wordt vaak ingezet om sfeer te creëren. Denk hierbij aan vitrines of planken met objecten bij kapsalons en restaurants. Klanten kunnen tijdens het knippen van het haar of eten de objecten bediscussiëren, iets wat door ongeschreven regels binnen academische musea niet zo snel zal gebeuren.65 De objecten hebben een persoonlijke betekenis voor de eigenaar van het bedrijf. De eigenaar is, net als bij voorgaande type museum, leidend in de totstandkoming van de presentatie.

Het laatste type particulier museum is een community museum en is, zoals de het begrip al zegt, sterk afhankelijk van de gemeenschap. Het begrip gemeenschap is met de tijd meer gaan betekenen dan alleen het behoren tot een bepaalde groep, gebonden aan de plek waar je woont. Door globalisering voelen mensen zich niet meer thuis in de ooit voor hen bekende structuren. Het zoeken naar een gemeenschap is voor veel mensen de manier om zich zekerder en verbonden te voelen in een wereld die geen verbondenheid meer lijkt te kennen.66 Sociale patronen die verbonden zijn aan het gezinsleven, de kerk, het beroepsleven of de nationale identiteit zijn in Nederland niet meer vanzelfsprekend. In het multi-etnische, ontzuilde en individualistische Nederland lijkt juist de diversiteit in opvattingen en

levensstijlen een kernwaarde geworden.67 Community musea worden opgericht en gecreëerd door mensen die het historische onderwerp heeft beleefd of die afstammen van degenen die het hebben beleefd, of zich sterk identificeren met het erfgoed. Door de sterke verbinding tussen erfgoed en gemeenschap ontstaat er een wisselwerking. Erfgoed is onderdeel van de identiteit van de gemeenschap. Dit erfgoed versterkt op zijn beurt de identiteit van de gemeenschap, omdat het herinnert aan een gedeeld verleden, waar ze met trots op terugkijken.68 Ook geeft het die gemeenschap een gevoel van continuïteit in historische

64 Gordon, Private History in Public, 24-26

65 Alan Beardsworth en Alan Bryman, ‘Late modernity and the dynamics of Quasification’, in: The Sociological

Review, 47, nr.2 (1999), 228-257, aldaar 240.

66 A. van der Zeijden, ‘Betrokkenheid van onderop: de centrale rol van ‘communities’, in: A. van der Zeijden

(red.), Immaterieel Erfgoed (themanummer Levend Erfgoed), 7 (2010) 1, 24-27, aldaar 24.

67 J. de Hart (red.), Zekere Banden: sociale cohesie, leefbaarheid en veiligheid, (Den Haag 2002), 6. 68 De Hart (red.), Zekere Banden, 218.

(30)

29 processen.69 De collectieve toe-eigening van het verleden schept en versterkt zodoende de identiteit van een gemeenschap.70 Het erfgoed is sterk afhankelijk van de herinneringen de gemeenschap heeft. Herinneringen dienen zodoende als reservoir of als werkplaats van het zelfbewustzijn van de gemeenschap.

Een ander kenmerk van een community museum ligt in de manier waarop de gemeenschap interpretatie geeft aan objecten en daaruit volgend de tentoonstellingen. De interpretatie van objecten en foto’s komt op meer manieren tot stand dan die in een

academisch ingesteld museum. Herinneringen, nostalgie, ervaring werken mee bij de duiding. Dit sluit academische kennis overigens niet buiten. Afhankelijk van het object komt de kennis erover tot stand via academische kennis of via ervaringskennis of oral history. Het is dus een hybride vorm van kennisvergaring, die we niet vaak tegenkomen in professionele musea. Deze vorm is net als andere vormen onderhevig aan de economische, politieke en sociale omstandigheden. Amy Levin concludeerde in een onderzoek naar hoe lokale musea in de Verenigde Staten geschiedenis construeren dat dit voornamelijk gebaseerd is op nostalgie:

(…) nostalgia can privilege the past over the present, and it has a complicated

relationship with narratives of success and the American Dream. Nostalgia fosters the ideals of the American Dream and the self-made man, even as it gestures at a happier, halcyon time, an age of innocence before the fall into the knowledge of urbanism and industrialism.71

Nostalgie is een laagdrempelige manier om mensen meer enthousiast te maken voor het verleden. Het maakt het mensen namelijk mogelijk om eigen herinneringen aan de collectie en presentatie te toetsen of om het eigen verleden af te sluiten door de verwerking van persoonlijke en/of collectieve herinneringen die objecten bij hen oproepen. Het kan daarbij gaan om een roemrijk verleden dat doet denken aan verloren tradities, gebruiken en

ambachten. Vaak gaat het om een nostalgische geschiedenis dat niet overeenkomt met de werkelijkheid. ‘Nostalgie is in wezen een vorm van aandacht voor het verleden die om nadere sturing en zingeving vraagt’, zei Willem Frijhoff al in zijn rede ‘Ordelijk vergeten’.72

69 UNESCO, ‘The roles of museums in safeguarding Intangible Cultural Heritage’ (2004), 8. 70 Gordon, Private History in Public, 17

71 Amy K. Levin, ‘Nostalgia as epistemology’, in: Amy K. Levin (red.), Defining Memory: Local Museums and

the construction of history in America’s changing communities (Walnut Creek 2007), 94. Zie ook in Defining Memory: Jay Price, ‘The small town we never were: Old cowtown museum faces an urban past’, 97-108; Stuart

Patterson, ‘The dream then and now’: Democratic nostalgia and the living museum at Arthurdale, West-Virginia’, 109-126; en Heather R. Perry, ‘History lessons: selling the John Dillinger Museum’, 127-142.

72 Willem Frijhoff, ‘Ordelijk vergeten. Het museum als geheugen van de gemeenschap’ (Venlo 1992),

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit zijn onderzoek blijkt, dat de negatieve effecten op de huizenprijzen van voor de herontwikkeling kunnen worden verholpen door middel van renovatie.. Hierna stijgen de prijzen

De polygonen ter hoogte waarvan in de huidige situatie de locatie met het hoogste GR ligt, zijn in de toekomstige situatie met de herontwikkeling van het

Reactie CPD: Er worden op maaiveldniveau – in het huidig ontwerp – 16 (Zandoogjes) en 24 (Alwel) parkeerplaatsen in het plan gerealiseerd die onder meer door bezoekers van

Iedereen doet wel zijn zegje, maar je bent toch niet echt samen, je bent niet echt met elkaar.. Mijn tip is, stel voor

Om de achteruitgang in de fysieke staat van monumenten tegen te gaan en deze monumenten voor de toekomst te bewaren, wordt er door het rijk, provincie, gemeenten en andere

In het onderhavige geval gaat het om de toetsing van de geluidsbelastingen op de nieuwe woningen vanwege de bestaande Groeneweg met een geluidszone van 250 meter

Daarbij wordt bij deze herontwikkeling de monumentale kerkzaal behouden en wordt de herontwikkeling ingepast met aandacht voor de groene omgeving.. 1.3

hardheidclausule: aanvragen die locaties betreffen die niet zijn opgenomen in het MOP en het vigerende Uitvoeringsprogramma Bodemsanering kunnen voor subsidie in aanmerking