• No results found

natuur- en milieubeleid

2.2.7 Gebiedsgerichte studies

2.2.7.1 Inrichtingsplan Leie-eiland Menen-Halluin (Witab, 1994) In het kader van het Interreg-II project werd door Witab (1994) en in overleg met de

gemeentebesturen van Menen en Halluin (Frankrijk) een aantal grensoverschrijdende projecten voorgesteld inzake de inrichting van de oude Leie-arm van het eiland Menen-Halluin. Hier

www.inbo.be Verkennende ecologische gebiedsvisie voor de vallei van de Gouden Leie (Wervik-Deinze)

83 werden drie grote zones voorzien: een zone voor KMO’s, één voor industrie en een oostelijke park- en recreatiezone met o.m. een jachthaven.

2.2.7.2 Gemeentelijk Algemeen Plan van aanleg Arrondissement Kortrijk (GAPAK, Leiedal,1995)

Dit werd opgemaakt op initiatief van de twaalf gemeenten van het arrondissement Kortrijk, maar werd nooit goedgekeurd. Dit plan geeft wel de belangrijkste opties weer voor ruimtelijke ontwikkeling in de komende vijftien jaar. In het GAPAK werd gesteld dat de Leievallei moet behouden blijven als open ruimte binnen het stedelijk gebied Menen-Kortrijk-Waregem en ingericht worden als open gebied in functie van de recreatieve betekenis.

2.2.7.3 Ontwikkelingsvisie stadsrandbos Kortrijk (Dumortier, 1996) Dit bevat de mogelijkheden rond bebossing en recreatie in de Kortrijkse regio. Binnen het projectgebied te Menen (rechteroever) werd voorgesteld om bebossing binnen het valleigebied enkel toe te laten langs beken en de open ruimte als dusdanig te behouden.

2.2.7.4 Inrichtingsplan Leiemeanders West-Vlaanderen (Econnection, 1997) In opdracht van Aminal afd. Bos en Groen en de Provinciale Visserijcommissie West-Vlaanderen werden voor de oude Leiemeanders in de provincie West-Vlaanderen voorstellen geformuleerd tot een meer natuurvriendelijke inrichting van deze meanders, waarin ook de visserij een belangrijke plaats krijgt. Daarnaast werd ook een inventaris opgemaakt van de eigenaars van de aanpalende gronden, in functie van het realiseren van de inrichtingsmaatregelen.

2.2.7.5 Geïntegreerde gebiedsvisie Leievallei sectie Wervik-Kortrijk (Leiedal, 2004)

Verder bouwend op de Studie Leievallei Menen- Wevelgem (Leiedal, 1994), de Landschapsvisie Leievallei Wevelgem (Econnection, 1999) en de Gebiedsvisie natuur en landschap Leievallei Kortrijk-Wervik (Econnection 2002) werd in opdracht van provincie West-Vlaanderen een visie en structuurschets uitgewerkt voor de ruimtelijke invulling van de Leievallei tussen Wervik en Kortrijk.

2.2.7.6 Stadsrandbos Schoendaele (Leiedal & WVI, 2002)

In het kader van de ontwikkeling van het open stadsrandsbos op de grens tussen Waregem en Wielsbeke (ter hoogte van de meanders Sint-Baafs-Vijve en Schoondaelebocht) werd een studie uitgevoerd met mogelijke ontwikkelingsscenario’s voor het gebied voor natuur, landbouw en recreatie.

2.2.7.7 plan-MER Seine-Scheldeplan (Ecorem, 2008)

In het plan-MER worden de verschillende planonderdelen zowel voor het luik binnenvaart als voor het luik rivierherstel onderzocht op hun gevolgen voor mens en milieu. Het meest milieuvriendelijke alternatief van het Seine-Scheldeplan zal dan worden uitgevoerd.

84 Verkennende ecologische gebiedsvisie voor de vallei van de Gouden Leie (Wervik-Deinze)

www.inbo.be

2.3 Historische Leie

(Sys & Vandenhoudt 1963, Vermeulen 1988, Spruytte 1985)

Het huidige stroomgebied van de Leie behoorde voor de Eem-tussenijstijd (130.000 tot 90.000 jaar BP) tot de zuidelijke vertakking van de voormalige Vlaamse vallei. De rivier kende geen vaste bedding en vertoonde een sterk wisselend debiet ten gevolge van vorst en dooiperioden. Hierdoor ontstond een vlechtpatroon van verschillende rivierlopen die een dal uitschuurden in de tertiaire lagen dat gemiddeld 20m onder het huidige maaiveld was gelegen en 1 tot 2km breed was. Tijdens de Würmijstijd (90.000 tot 10.000 jaar BP) werden mariene sedimenten opgewaaid en afgezet over heel laag België: deze vormden de dekzanden, en vulden de Vlaamse vallei grotendeels op met zandig en lemig materiaal (Sys & Vandenhoudt 1963).

Na deze laatste ijstijd, aan het begin van het Holoceen (10.000 jaar geleden), werd de huidige riviervallei uitgesneden uit het dikke pakket sedimenten. Er vond een overgang plaats van een verwilderd naar een meanderend riviersysteem. De grote meanders migreerden nog sterk. (Huybrechts & Verbruggen 1994). Het klimaat werd milder en vochtiger, waardoor bosontwikkeling plaatsvond: het landschap bestond uit taiga samengesteld uit een halfopen dennen-berkenbos. In de Boreale periode (8.700 - 7.800 jaar geleden) ontstonden landduinen door lokale opstuiving van zandgronden.

Tijdens de Atlantische periode evolueerde de vegetatie naar een gemengd loofwoud met eik, els, Hazelaar, Olm, Es en waarschijnlijk overheersend Linde. De zeespiegel steeg, waardoor de rivier in de winter uit haar bedding trad en de vallei blank zette. Hierdoor zetten zich langs de zomerbedding zandige oeverwallen af, het fijner slib sedimenteerde verder van de rivier tot komgronden van zware klei (De Leenheer 1966). Onder het vochtig klimaat ontstonden tevens uitgebreide moerassen en werden veenlagen gevormd, die afwisselend met klei en zand de rivierdalen opvulden. Verlaten meanders verlandden en verveenden. De Oude

Mandel-Zeverenbeek, en nog van vroegere datum de Gaverbeek, zijn relicten van een oud Leietracé.

Vanaf de Bronstijd of de vroege Ijzertijd (1100 - 500 voor Chr.) liet de invloed van de mens zich gelden. Vooral op de zandgronden vonden grote ontbossingen plaats, waarbij het bos rond de nederzettingen werd omgezet tot weiland en akkergronden, die na uitputting evolueerden naar heide en stuifduin. Na de late Middeleeuwen volgde een korte periode van bosherstel (1713-1794), waarna het bosareaal weer stelselmatig inkromp. Het verdwijnen van de bossen had tot gevolg dat de debieten onregelmatiger werden met hoge winterafvoeren, overstromingen (waarbij alluviaal materiaal werd afgezet op oudere alluviale lagen en op veen), en lagere zomerpeilen. De Leie kreeg het karakter van een typische neerslagrivier.

Tot 1680 was scheepvaart op de Leie vrij onbeduidend. Bij lage zomerpeilen was de rivier onbevaarbaar. De Leie werd gebruikt voor het roten van vlas, waaraan ze de naam ‘golden river’ dankt.

Op het einde van de 17de eeuw werden in Frankrijk de eerste stuwen en sluizen gebouwd waardoor het water ook in de zomer op een bevaarbaar peil bleef; omstreeks 1692 kon er voor het eerst sprake zijn van een regelmatige scheepvaart met schepen tot 35 ton. In 1723 werd een sluis te Harelbeke gebouwd, gevolgd stroomopwaarts door rechttrekkingen op Frans grondgebied, en de bouw van nog drie stuwsluizen en wachtbekkens. De catastrofale

overstroming in 1841, samen met de geringe diepgang van de Leie (1,20 m tussen Harelbeke en Gent), betekende de aanzet voor stelselmatige werken aan de Leie.

www.inbo.be Verkennende ecologische gebiedsvisie voor de vallei van de Gouden Leie (Wervik-Deinze)

85 Tussen 1847 en 1863 werd het afleidingskanaal gegraven van Deinze naar Schipdonk, dat het vloedwater van de Leie rechtstreeks naar zee kon afleiden via Balgerhoeke en Heist; tussen 1867 en 1871 werd het kanaal Roeselare-Leie gegraven. De Leie werd opgedeeld in 6 panden met afzonderlijke controle door middel van sluizen: de panden van Komen, Menen, Harelbeke, Sint-Eloois-Vijve, Astene en Gent. De diepgang van de Leie is nu 1,80 m.

In 1872, 1880, 1894, 1925-1926 en 1937 volgden terug catastrofale overstromingen: ganse woonwijken te Menen, Kortrijk, Deinze en Gent kwamen onder water. Tussen beide

wereldoorlogen werden verschillende rechttrekkingen van de Grensleie en van het traject tussen Menen en Deinze doorgevoerd. De scheepvaart werd steeds drukker, het roten van vlas in de rivier werd in 1942 verboden wegens hinder voor de scheepvaart en vervuiling van de rivier. Enkele sluizen werden herbouwd. In 1965-1966 waren er opnieuw zware overstromingen.

Om het toegenomen hoogwaterpeil op te vangen werd de Ringvaart rond Gent gegraven en in 1969 in gebruik genomen, waardoor het water snel kon worden afgeleid naar zee. Hierdoor behoorden de jaarlijkse langdurige overstromingen tot het verleden; enkel bij extreme neerslag kwam het winterbekken nog gedurende enkele dagen onder water.

Figuur 2: De loop van de Leie in Vlaanderen voor (1850, rood) en na (1990, blauw) de rechttrekkingen (Soresma 2000).

Daarop werden in het kader van een moderniseringsplan dat de Leie op 1350 ton moest brengen, tussen 1967 en 1983 de sluizen te Harelbeke, Sint-Baafs-Vijve (1973) en Komen en Menen vernieuwd, en de meanders tussen Kortrijk en Deinze rechtgetrokken. De stuwsluizen te Deinze en Astene werden hierop ontmanteld. Enkel de Toeristische Leie heeft haar

oorspronkelijk meanderend verloop behouden. De laatste jaren werd ook de noordelijke arm van de doortocht Kortrijk rechtgetrokken en verbreed. Figuur 2 toont de loop van de Leie voor de eerste en na de laatste rechttrekkingen. De gemiddelde diepte van de Leie is nu 2,5 m.

86 Verkennende ecologische gebiedsvisie voor de vallei van de Gouden Leie (Wervik-Deinze) www.inbo.be

2.4 Abiotische gegevens