1A Deelnemers
Om meer deelnemers te vinden voor het onderzoek zal op grotere schaal geïnvesteerd moeten worden in promotiemateriaal. Samenwerkingen met sportscholen verdienen hierbij de voorkeur. Enerzijds omdat op die manier deelnemers al toegang hebben tot sportfaciliteiten en dus geen drempel meer over hoeven om zich aan te melden bij een sportclub. Anderzijds omdat in de toekomst wellicht data gegenereerd door de
sportschool gekoppeld kan worden aan data van het onderzoek. Uiteindelijk zou grootschalig onderzoek kunnen worden uitgevoerd: sportschoolhouders kunnen hun leden een lifestyle interventieprogramma aanbieden waarbij deelnemers gestimuleerd worden hun ongezonde gewoontes te veranderen waarbij tegelijkertijd data verzameld kan worden om planningsstrategieën te optimaliseren
1B Materiaal
Entry Questionnaire. Lichamelijke klachten, blessures of allergieën kunnen van invloed zijn op het eet-‐ of sportgedrag van een persoon. Zo gaf een deelnemer bijvoorbeeld aan dat zij zich aan een redelijk strikt dieet moest houden om bepaalde lichamelijke klachten te voorkomen. Wanneer dit uitgevraagd wordt in de entry questionnaire kan er later rekening mee gehouden worden tijdens het maken van de planningsstrategieën.
Self-‐Report Habitual Index (SRHI). Niet alleen de gewoontesterkte van het beoogde gedrag is interessant om te meten, maar ook de gewoontesterkte van het te veranderen gedrag kan van invloed zijn op hoe moeilijk of makkelijk iemand het vindt om dat gedrag
af te nemen voor het ongezonde snackgedrag dat de deelnemer wil veranderen. Om dit gedrag zo specifiek mogelijk te meten, kunnen cues worden meegenomen in de
formulering. Dus niet alleen: “chocolade eten is iets wat ik vaak doe”, maar: “chocolade eten op de bank voor de televisie is iets wat ik vaak doe”. Voor sporten is dit lastiger, omdat het ‘te vervangen gedrag’ te vaag is; veelal willen deelnemers in plaats van niet sporten juist wel gaan bewegen.
Basismetingdagboek. Het eerste advies is om de basismeting een dag langer te laten duren, zodat data van een volledige week geanalyseerd kan worden in plaats van zes dagen. Op deze manier kan voorkomen worden dat bij de ene deelnemer bijvoorbeeld wel het hele weekend (waarin wellicht anders gesnackt of gesport wordt) gemeten wordt, en bij de andere deelnemer slechts gedeeltelijk.
Daarnaast bleek dat de lunch voor veel deelnemers verspreid is over een langere periode. Met name de werkende mensen lunchen vaak achter hun bureau waarbij voor hen niet duidelijk is wanneer de lunch is afgelopen (wanneer je een half uur na de laatste boterham een appel neemt, is dat dan lunch of een snack?). Om dit te voorkomen kan tijdens de instructie worden verteld dat de lunch bijvoorbeeld maximaal een uur kan beslaan.
Sommige deelnemers gaven aan dat zij de vormgeving van het basismetingdagboek niet aantrekkelijk vonden. Zowel qua uiterlijk als qua
overzichtelijkheid droegen zij verbeterpunten aan. Zo werd het dagboek als te ‘saai’ en ‘grijs’ beoordeeld, wat het invullen niet stimuleerde. Het instructiescherm dat iedere dag als eerste verscheen vonden velen overbodig en wekte ergernis op (“ja nu weet ik het wel”). Een snel overzicht, bijvoorbeeld aan de zijkant van het scherm, van wat er die dag al was ingevuld zou prettig zijn, omdat deelnemers soms vergeten waren of ze iets al
hadden toegevoegd. Een deelnemer merkte op dat een automatische invoersuggestie, zoals bij zoekmachines op internet, fijn zou zijn. Wanneer je bepaalde snacks zoals een mandarijn vaak eet, hoef je alleen maar de ‘m’ te typen en dan verschijnt de suggestie in beeld. Daarnaast kwam uit de feedback van de deelnemers naar voren dat zij het
eindscherm onduidelijk vonden, het was niet duidelijk of de ingevoerde gegevens juist verwerkt waren. Om dit te verbeteren kan aan het eindscherm een boodschap worden toegevoegd in de trant van: “bedankt voor het invullen vandaag, uw gegevens zijn juist opgeslagen”.
Tot slot zijn er meerdere technische verbeterpunten. Belangrijk om te realiseren is dat zogenaamde spamfilters van telefoonproviders sms’jes tegen kunnen houden.
Doordat er een link in de sms stond, werd hij door sommige providers als onveilig beschouwd. In overleg met de technische ondersteuning van de universiteit zijn de sms’jes aangepast zodat ze in de toekomst wel altijd verstuurd zouden moeten worden. Dit dient uiteraard nauwkeurig gemonitord te worden zodat uitval van data wordt voorkomen. Tevens bleek dat wanneer de browser van de telefoon niet afgesloten werd, de oude ingevulde dagboekschermen zichtbaar bleven. Hierdoor was het verwarrend in welk scherm een nieuwe snack of sport ingevuld moest worden. Dit zou voorkomen kunnen worden door technische aanpassingen, of door deelnemers te instrueren na elke keer invullen de browser te sluiten.
Vervolgmetingdagboek. Net als het de basisdagboekmeting zou ook het invullen van het vervolgmetingdagboek een dag langer moeten duren zodat het precies twee weken bijgehouden wordt. Op deze manier vullen alle deelnemers altijd precies twee weken inclusief twee weekenden in.
Omdat in dit onderzoek het aantal snackmomenten geteld werd, en niet het aantal losse snacks, volgde na iedere ingevulde snack de vraag of de persoon op dat moment meerdere snacks had gegeten. Voor sommige deelnemers was echter niet duidelijk wat hiermee bedoeld werd. Er dient dus duidelijk van tevoren verteld te worden dat snacks die tezamen zijn gegeten (bijvoorbeeld een appel en een mandarijn) ook tezamen moeten worden ingevuld om vertekening van de snackmomenten te voorkomen.
De overige verbeterpunten waren nagenoeg hetzelfde als bij het
basismetingdagboek. Zo werd ook hier het uiterlijk van het dagboek niet goed
beoordeeld en waren er suggesties voor een overzichtslijst van reeds ingevoerde items en een automatische invoersuggestie.
Op technisch gebied dient er voor vervolgonderzoek ook een betrouwbaarder sms-‐systeem te worden gezocht, want tijdens deze studie werden sms’jes soms zonder aanwijsbare reden niet ontvangen. Bovendien dient kritisch gekeken te worden naar de software waar het vervolgmetingdagboek in is gebouwd. Doordat er erg veel items waren gebouwd voor dit dagboek (stel dat iemand tien snacks eet, dan moet dat wel allemaal ingevuld kunnen worden), duurde het lang voordat het dagboek geladen werd op de telefoon. Dit wekte irritatie op bij de deelnemers, en een enkeling gaf zelfs aan een snack niet te hebben genuttigd omdat ze geen zin had om te wachten om het in te
kunnen vullen.
Exit questionnaire. In de loop van het onderzoek bleek dat het goed was om te weten in hoeverre een deelnemer uit zichzelf een II had gevormd voor het gedrag waar eigenlijk een DI voor was afgesproken. Dat betekende dat iemand zijn plan specifieker had gemaakt zonder dat dit de bedoeling was. Dit zou de behaalde resultaten van een DI kunnen vertekenen. Om dit te controleren kan in de exit questionnaire gevraagd worden
in hoeverre dit het geval is geweest. Dezelfde vraag kan gesteld worden over gedrag op andere momenten dan afgesproken. Wanneer er bijvoorbeeld een II gevormd was om ’s avonds op de bank een appel te eten in plaats van chocola, dan is het interessant om te weten of andere snackmomenten (al dan niet onbewust) ook zijn aangepast door de deelnemer. Eventueel kunnen deze kwesties ook mondeling uitgevraagd worden.
1C Procedure
Eerste contact en inclusiecriteria. In plaats van alleen e-‐mailcontact voor de eerste afspraak is het beter om telefonisch contact met potentiële deelnemers te zoeken. Op deze manier kan alvast gecontroleerd worden of de deelnemer aan alle inclusiecriteria voldoet. Behalve dat het geslacht en de leeftijd dienen te kloppen, kan ook alvast het BMI berekend worden. Belangrijk is tevens om in dit gesprek te controleren of de deelnemer gemotiveerd is beide gedragingen te willen en kunnen verbeteren. In dit onderzoek bleek bijvoorbeeld een paar keer dat iemand wel heel graag haar ongezonde
snackgewoonte wilde veranderen, maar al redelijk tevreden was over haar
sportgewoonte. Wanneer dit van tevoren duidelijker is, hoeven er geen deelnemers meer af te vallen na de eerste afspraak.
Hierop aansluitend zullen in vervolgonderzoek zogenaamde verbetermaatstaven moeten worden gehanteerd. Wanneer iemand bijvoorbeeld al drie keer per week sport is er relatief weinig ruimte voor verbetering mogelijk. Het is dan zeer lastig een
realistische planningsstrategie voor nog een vierde keer sporten te bedenken. Ook dit kan in het voorgestelde telefonische contact worden uitgevraagd. Om dit te
vereenvoudigen is het aan te raden een gespreksprotocol op te stellen.
als de exit questionnaire naar motivatie te vragen kan hiervoor enigszins gecontroleerd worden. Toch bestaat de kans – en dit werd in het huidige onderzoek waargenomen – dat gedurende het onderzoek de motivatie verandert. Een deelnemer gaf bijvoorbeeld aan dat zij erg tevreden was over haar nieuwe sportgedrag, maar dat ze hierdoor wel minder gemotiveerd raakte om gezond te snacken: “nu ik die extra calorieën verbrand kan ik zonder veel schuldgevoel koekjes bij de koffie eten”. Dit is een risico van het gehanteerde within-‐subjects design, en tevens een aspect dat kritisch in de gaten moet worden gehouden. Een oplossing zou kunnen zijn om het design te veranderen en deelnemers te selecteren op basis van het gedrag dat zij het liefste willen veranderen. Op deze manier kan het veranderen van het ene gedrag geen invloed hebben op de motivatie om het andere gedrag te veranderen. Dit doet echter wel het unieke voordeel om het effect van verschillende planningsstrategieën binnen één persoon te bekijken, teniet.
Formulering doelen algemeen. Eén van de vaakst gemaakte opmerkingen gedurende het huidige onderzoek ging over het willen verkrijgen van meer zelfdiscipline op het gebied van snacken. De meerderheid van de deelnemers gaf aan het niet erg te vinden om een koekje bij de koffie te nemen, als ze het daarbij zouden kunnen laten. In de praktijk gebeurde dit echter vaak niet: één koekje werden er al gauw twee en voor ze het wisten was het halve pak leeg. Wanneer zoals in dit onderzoek alleen de
snackmomenten gemeten worden, is er in de resultaten geen verschil te zien tussen één koekje en het halve pak. Daarom is er bewust voor gekozen geen DI of II te maken die in deze richting wijst. In toekomstig onderzoek zou dit echter wel kunnen wanneer niet meer (alleen) naar snackmomenten wordt gekeken, maar (ook) naar aantal
Een ander aspect dat veel genoemd werd door deelnemers, is het helemaal niet meer willen snacken na een bepaald tijdstip ’s avonds. Hier kan echter met de huidige procedure geen DI of II voor gevormd worden, want er is geen vervanger. Een glas water zou in de praktijk voldoen, maar dranken werden nu niet genoteerd. In toekomstig onderzoek kan daarom worden overwogen water ook als invuloptie voor gezonde snack in het dagboek op te nemen.
Formulering II. Het formuleren van de II dient zorgvuldig te gebeuren om de werking ervan te optimaliseren. Hierbij zijn twee zaken van belang: alle deelnemers moeten qua formulering een zo ‘gelijk’ mogelijke II krijgen en informatie uit bestaand onderzoek dient gebruikt te worden om een zo effectief mogelijke II te vormen. Met een zo gelijk mogelijke II wordt bedoeld dat de II voor alle deelnemers hetzelfde moet zijn; hetzelfde aantal en hetzelfde soort cues. Een ‘momentcue’ (‘wanneer’) ligt hierbij voor de hand, want deze is duidelijk en altijd te gebruiken. Een voorbeeld hiervan is: “wanneer ik thuis kom na het werk”. Daarnaast bleek in dit onderzoek dat moet worden gewaakt voor het opnemen van conditionele cues in een II. “Als ik wakker word en het is mooi weer, dan ga ik hardlopen” bevat een voorwaarde (mooi weer) waaraan voldaan moet worden voordat het gewenste gedrag plaats kan vinden, en welke bovendien niet te controleren is door de deelnemer zelf. In de discussie zal nader worden besproken hoe een zo goed mogelijke II kan worden geformuleerd.
Formuleren DI. Alhoewel een DI op zich makkelijk te formuleren is, moet toch worden opgelet dat ook deze zo gelijk mogelijk is bij alle deelnemers. “Ik ga twee keer per dag fruit eten” is bijvoorbeeld veel specifieker dan “Ik ga meer fruit eten”. Hetzelfde geldt
motiverender, dan het vagere doel om “meer te gaan sporten”. Geadviseerd wordt daarom om in toekomstig onderzoek één maatstaaf te hanteren; dus of ‘meer’ sporten/gezond snacken, of ‘x aantal keer’ sporten/gezond snacken.
Herhaling van DI en II. Op dag 15 werd een extra sms verstuurd waarin de deelnemers gevraagd werd hun ‘doel’ en hun ‘als-‐dan plan’ te herhalen. Na het bekijken van de data bleek dat het voor sommigen niet duidelijk was geweest dat hiermee de DI en de II bedoeld werden. Ondanks dat ze tijdens de tweede afspraak de DI en de II hardop hadden uitgesproken en drie keer hadden opgeschreven, bleek ongeveer de helft van de deelnemers, ook na afloop van het onderzoek, de plannen niet letterlijk meer te weten. Een klein aantal had zelfs zelf een II gevormd voor het gedrag waar ze eigenlijk een DI voor hadden gemaakt en andersom. Aangezien het maken en het uitvoeren van de DI en II de kern vormen van dit onderzoek, is het van groot belang dat deelnemers zich deze zo goed mogelijk herinneren. Dit kan worden bewerkstelligd door er nog meer nadruk op te leggen tijdens de tweede afspraak, bijvoorbeeld door tussendoor nog een aantal keer te vragen: ‘wat is je gestelde doel/als-‐dan plan?’. Een ander idee is om de gemaakte intenties nadat ze zijn opgeschreven op papier mee te geven aan de deelnemer en ze op een strategische plek in huis te laten ophangen. Op deze manier worden ze dagelijks geconfronteerd met de gemaakte plannen en zullen ze beter onthouden worden.
Afsluiting. In het huidige onderzoek is een begin gemaakt met het maken van grafieken waarin de eventuele verandering van snack-‐ en sportgedrag van de deelnemer te zien is. Aangezien dit enthousiaste reacties opleverde, kunnen deze geprofessionaliseerd en uitgebreid worden. Zo kunnen bijvoorbeeld ook grafieken gemaakt worden voor het
aantal stuks groente en fruit per dag, of kan (bij lange termijn onderzoek) het gewicht van de deelnemer erin verwerkt worden.
‘No-Go’ trial
Right