• No results found

Ge-eygend an alle Nederlandse Deugden Konst-lievende Iongmans

In document Den distelvink (pagina 107-133)

Lof-rijke Iongelingen, Heerlijke en deftige cieraden, Rijsende-Sonnen voor het wakkere Oge van onse (twe-maal Vrije, en Vrijheyt-lievende) Gemeente.

a Poëzy.

HOe veel luyster de wareaDI C H T- KO N S T (tot allen tijden, en plaatsen) by alle volkeren gehad heeft, leerd ons (neffens het vaste een-stemmig getuygenis aller schrijveren) ook de dadelijke-onder-vinding: niet alleen by de géne die met een uyt-stekende wijsheyt begaafd zijnde, over Godsvolk tot Vorsten, Heyr-voerders, en Leeraren gesteld waren: en ons de heylige Onfeylb're-Schriftuur (uyt den monde Gods beschreven) hebben na-gelaten: niet alleen by de géne die als heldre-lichten onder de Weet-gierige-Grieken, en Heersch-suchtige-Romeynen hebben geschenen: maar ook self by d'alder onredelijkste-volkeren: Die den Schepper aller dingen heeft in-gestort eenige vonken van d'ondervelijkste-wetenschappen: namelijk de

b Theology. c Philosophy d Poëzy.

Schriftuurlijke-bGod-geleerdheyt, de natuurlijkecWijs-geerte, en de redelijke-d DI C H T- KO N S T:

door sy weten datter een God, of iet Goddelijks is, van wien haar alles goeds toe-komt: en die sy (dies-volgens) plichtig zijn eere te bewijsen. Maar om den roem van de DI C H T- KO N S T (als Goddelijk) bequamer voor te stellen: is t' anmerken dat sy heeft een on-scheydelijke-gemeenschap niet alleen met deWijs-geerte, maar ook met deGod-geleerdheyt: so dat sy hoe-wel-se in haar delen daar buyten kan an-gemerkt worden, nochtans in haar geheel daar onder is begrepen: want gelijk deGod-Geleerdheyt (voornamelijk) bestaat in een gevoegelijk (toe-passende) gevolgelijk bewijs, uyt de heyligeschriften door 't in-geven van d'alvervullende-Geest de mensche voor-geschreven: sprékende van God, sijn eygenschappen, willen, en werken: Gelijk deWijsgeerte bestaat in een (noodsakelijk waarachtig) besluyt (na reden-kaveling) uyt den aart en toe-val aller geschapen dingen: bewijsende datter een God is, dat die genoegsaam in sich selven is, dat die alle dingen geschapen heeft, en dat de schepsels gedurig van hem noch geregeerd en onderhouden worden; en wy hem derhalven schuldig zijn te eeren, en te gehoorsamen: also bestaat ook deDicht-Konst in een eygen on-eygendlijke maniere van voorstel, bewijs, en wijsselijke an-lokkende onderwijsing: uyt een reden-rijke-afbeelding aller Goddelijke, en menschelijke saken.

So dat de eerste spreekt opendlijk, de twede gevolgelijk, en de darde on-eygendlijk: Waar van wy tot een kleyne proeve en by-spel, sullen stellen dit volgende.

i

Theology.

DeiGO D- GE L E E R D H E Y T (volgens de heylige Goddelijke-Schriftuur) getuygd met een Koninglijke ansienelijkheyt (sonder in-sicht) de waarheyt van God, en

+

Genes: 1: 1.

sijn wille: so in de schepping, als herschepping: Seggende van de schepping:+ In den beginne schiep God den Hémel, en de Aarde. Hier en word geen

+

Ioan. 14. 17.

gesochte-reden, maar een destige, en+waarachtige uytspraak van gegeven: mits

+

Rom: 11. 33.

den Geest der+waarheyt door haar an-sien, macht, en gelooffelijkheyt:

+

Rom 9. 20

niet en hoefd reden te geven van haar seggen. Gelijk ook+den Koninglijken

k Poëet

Voorsegger, enkDichter David, die maniere van spréken gebruykt, als hy singt van dese stoffe:Door het Woord des Heeren zijn de Hémelen gemaakt, ende

+

Psa: 33: 6

door den+

geest sijn's monds al haar heyr.

En sprékende van de herschepping: seyd des Werelds Salig-maker:So iemand

+

Ioan: 3: 5.

met geboren en word uyt Water, en de Geest,+hy en kan in het Koningrijke-Gods niet in-gaan. So seyd ook den. (getrouwen) Leeraar der Heydenen: Paulus: En

+

Colos: 3: 9.

liegt niet+tegen malkanderen, dewijle gy uyt-gedaan hebt den ouden mensche, met sijne werken: Ende an-gedaan hebt den nuwen (mensche) die vernuwd word tot kennisse, na het even-beeld des genen die hem geschapen heeft. Hoe-wel dit berust op den Aart, en des Aarts gevolgen: ten heeft nochtans niet van noden diens getuygenisse: Mits den God Abrahams ons (beneffens de voorstelling van 't geschreven woord) sijn geopenbaarde-wil door een in-wendige, krachtige-werking des heyligen Geestes bekend maakt. Daarom seggen wy met eerbiedigheyt (in waarheyt) tot hem:

OVVonderlijke-God, ô! Heerscher der heyrscharen, Die Abrahams Geslacht verkiest, tot u dienaren:

+

Psa: 147: 19. Gy doet dat Israël u eeuvvig durend'-vvoord,+

Dat Iacob u geset (met open ooren) hoord. Gy doet an ons (sijn saad) vvy die gelovig heten: U g'openbaarde-vvil (beschreven) seker vveten.

+

Iesa: 6: 7. Gy roerd ons harte, met de vuur-kool van u Geest:+

Dat men gevvillig, u (na uvve vvoorden) vreest. So hebt gy noyt gedaan de Heydensche-geslachten,

+

Matt: 11: 25. De vvijsen (na den vvaan) die ons u volk verachten.+

Dit doet gy (Heer) alleen om dat het u behaagd. Die na het ansien van de menschen niet en vraagd.

l

Philosophy.

DelWY S- GE E R T E (volgens den aart aller dingen) getuygd (met in-sicht van gevolge) de waarheyt van God, en sijn wille: in de schepping, en onderhouding' sijner schepselen: En maakt een on-wedersprekelijk besluyt met dus-danige woorden: d' Uytspandsels, de Hemelen, en Hemelsche-lichamen worden gelijkelijk, gedurig, en ordendlijk beweegd sonder op-houden, en verwarring' in haar beweging. Nu 't is kennelijk, dat sonder een almachtige, alwijse beweger geen sulken leveloos, en redenloos-ding so (aartig) kan beweegd worden: dies moet daar uyt volgen so noodsakelijk als de bewegingen zijn, datter ook is een al-wijse, al-machtige-beweger: Die dese grote lichamen so (gestadig) beweegd, stuurd, en onderhoud: Dese beweger is nu in wesen, of een, of meer: isser meer? So en kunnen die niet almachtig, noch al-wijs wesen: want den eenen sal des anders alwijsheyt, en almachtigheyt beletten: So isser dan maar een beweger: Is dese niet al-wijs, noch almachtig? Hy sal in 't bewegen verhinderd kunnen worden: maar dewijle hy niet en word verhinderd, so blijkt onweder-seggelijk daar uyt, datter is eene, al-wijse, almachtige-Beweger, die wy God noemen: die dese wonderlijke-lichamen (sonder op-houden, en beletselen) so ordendlijk beweegd.

En wederom den Kloot der Aarden (met de wateren verénigd zijnde) hangt (als op-gewonden) tusschen d'uytspansels: sonder voet, of steunsel: Maar na den aart, en eygenschap deser stoffen, is haar op-houding' on-mogelijk: want de Aarde door haar grove-grootheyt, en gewichte, sal moeten na de laagte sinken: de wateren om haar dunnigheyt, sullen vloeyen na de benedenste plaatsen: Dewijle nu dit niet en geschied, so moet daar een almachtige, al-wijse-onder-houder wesen, die d Aarde (onbegrijpelijker wijse) tegen den aart op-houd, dat-se niet en sinkt: die de wateren (wonderlijk) by een vangt, datse niet en vervloeyen. Dese is den énigen, al-wijsen, almachtigen-God, die allé dingen heeft

geschapen, doen-se niet en waren: en die-se noch in haar wesen gedurig onderhoud, nu-se zijn.

Wy sien (na de schepping) dese vier soorten van geschapen dingen: daar sijn énige die slechtelijk het wesen hebben: als stenen, metalen, en diergelijken: Daar zijn énige die (boven 't wesen) ook het leven hebben: als bomen, planten, en kruyden: Daar zijn énige die (boven 't wesen, en leven) ook 't besinnen hebben: als beesten, vogelen, en vischen: Daar zijn énige die (boven 't wesen, leven, en besinnen) Noch de reden hebben: als Engelen, en menschen: Uyt welke laatste wy (tot een vorder proef) onse besluyt sullen stellen: Mits alle andere wesendlijke, levendige, en besinnende-dingen sich daar toe strekken.

De mensche die neffens het wesen der wesendlijke, noch heeft een levende-ziele, gelijk al 't gewas der Aarden: noch heeft een besinnende-ziele, gelijk al 't vee, 't gevogelt, en visschen: noch heeft een redelijke-ziele, waar door hy is een Heere over alle: Ik segge geen drie, maar een levende, besinnende, redelijke-ziele: Den mensche in sijn delen, en geheel (dus angemerkt zijnde,) sal ons kunnen tonen dat den énigen, almachtigen, al-wijsen-God (gelijk hy alle dingen heeft geschapen:) die noch onderhoud, en regeerd.

Siet den mensche an in sijn Heerschappy, over alle de dieren: siet hem an in 't begrip sijner reden: en siet hem an in 't werk van sijn voort-teling. In 't eerste sult gy moeten bekennen een meerder Heer over alle schepselen: die (met een vrye-macht) hem alle dingen (hoedanig die souden mogen wesen) heeft

onder-worpen: In 't twede, sult gy moeten bekennen een alwijse-heerscher: die hem met sulken wijsheyt heeft begiftigd dat hy alle hoge, verborgene, Hemelsche, en Aard'sche-dingen, diep-grondige, en scherp-sinnige konsten kan na-speuren, en begrijpen: In

't darde sult gy moeten belijden een almachtige, alwetende, over al tegenwoordige, onbegrijpelijke-schepper, regeerder, en onderhouder: voornamelijk van de menschen. Gy oeffend het werk der teling, en denkt (veel-licht) niet minder als datte: de Vrouwe ontfangt het saad, word swanger, en voed in-wendig (met haar bloed) dit nuwe schepsel terwijl sy dat niet en poogd, niet en weet, noch niet en denkt te doen en siet eenBeeld (u gelijk) word Gebeeld uyt so slechte, ja nietige-stoffe: en komt eyndelijk te voorschijn, door sulken nauwen wech: Daar sy die het gedragen, en gebaard heeft, en hy die geboren is, noch hulpe, noch raad, noch uytkomst toe en wist: En nochtans siet gy dit Heerlijke-schepsel (met verwondering) an: en bemerkt daar in een redelijke-ziele, die sich vertoond in lachchen, en schreyen: en bevind dat te wesen een volkomenBeeld van u eygen selven. 't Geen ook het minste niet ontbreekt an eenige sijner ledekens, hoe kleyn, en teder dat-se zijn: ja ook

d'inwendige (voor u ogen) verborgene delen hebben haar volkomen gestalte: 't Geen al-temaal so veel getuygen zijn van God, van sijn almachtigheyt, sijn alwetenheyt, sijn alwijsheyt, sijn algoedheyt, sijn overal-tegenwoordigheyt, sijn alschepping, alregering, en onderhouding: als daar letteren, en boek-staven zijn an dese woorden. Wy roepen derhalven, ootmoedig, en van harten tot hem, met dese regelen.

Goddelijk self-vvesig vvesen:

Onbegrypelijke-geest. In u vverken kan men lesen VVat u vverken zyn gevveest.

Uyt den mond der suygelingen

+

Psa: 8. 3. +

Hebt gy u een (sterken) lof

Vast gegrond-vest: om te dvvingen Uvven Vyand: in het stof.

Uyt den mond der kleyne-kind'ren Trekt gy (Schepper) uvven roem: Om des vvrekers macht te hind'ren. Dies ik u genoeg-saam noem.

+ Poëzy.

Maar de DICHT-KONST(volgens de gelijkende-reden) steld+onse sinnen voor, met een aartige, vloeyende, ja levende-welsprekendheyt (In een gevoegelijke, en çierlijke afbeelding) de Goddelijke en meschelijke geheymnissen. Gebruykende een behoeftige (en haar toe-behorende) vry-heyt, in 't vertonen der be-oogde, en be-oogelijke, na-denkens-waardige saken: Also dat sy d'ongevoelijkste doet gevoelen, d' onvernuftigste doet begrijpen, 't geen haar eerst ongevoelijk, en on-begrijp'lijk scheen te wesen. En gelijk sy is een heylige, Hemelsche ja Goddelijke-wetenschap: so heeft-se ook by haar een eygen, hoge, verborgen, Goddelijke, ziel-bewegende kracht: om het on-bewegelijkste, wreedste-hart (tot haar voorstel) te buygen: Mits sy niet alleen de billijkheyt tot een baar-moeder, en teelster, maar ook de redelijkheyt, tot een soete-voedster, en op-queekster heeft: Die dit edele-schepsel in sulken hoedanigheyt stellen, dat haren roem (neffens de TW E E

meer gemelde wetenschappen) verre over-treft het roemelijkste, aller geroemde dingen: Mits sy met een genesende quetsing het gemoed der slapende-sondaren prikkeld: so dat-se (schoon machtig zynde) haar laten berispen, van mindere, sonder toornigheyt: om vry-willig (als gebonden) op het pat der (onberispelijke) deugd geleyd te worden. Ja met een verhevene, an

heyt beweegd sy het schepsel, tot na-volging van sijnen Schepper: verquikkende het gemoed des bedroefden: verwinnende de gedachten des self-sinnigen: en banende also den onwijsen een wech tot wijsheyt. 't Geen sy meer te wege brengt met een soete nodende, als straffe dreygende reden: Die sy grond-vest in 't verschil van deugd, en ondeugd: van billijkheyt, en onbillijkheyt: van gevoegelijkheyt, en on-gevoegelijkheyt: en in de gevolgen van dien. Makende haar besluyt vast, met veel fraye, gelijk-tonende-gelijkenissen: door vergroting, en verkleyning, door

+ Poëzy.

verlichting, en verswaring: met bevallige, sin-rijke, en veel beduydende+woorden. Waarom deDicht-Konst ten rechten word genoemd een sprekende-Schildery:

+ Poëzy.

gelijk die, een swijgende+Dicht-Konst: Want de Dicht-Konst is machtig ('t geen-se voorsteld) het gemoed des hoorders in te beelden, als of het voor d'ogen tegen-woordig gesien wierde: so datter de dadelijke werkingen van blijdschap, en droefheyt, gramschap, en besaadheyt, op volgen. In tegendeel de gebreken naaktelijk treffende, kan sy bedektelijk u quetsen, sonder (gevoelijk) pijn te gevoelen: so dat gy (merkelijk) haar berisping merkende, nochtans niet en kunt (of wild) merken hare scherpigheyt: maar een kittelende-prikkeling, vriendelijk-slaan, en

soete-wonding: als gewilde-sporen, tot de deugd, en deugds wegen.

+ Rijm: +

Het Rijm dat wesendlijk (uyt de reden vloeyende) op het eynde van de regelen volgd: gelijk ook de maat (in de langte en 't getal) van dien: (Bepalende de grote,

+ Poëzy.

en vorm van de Vaarsen:) zijn an-gename, en aartige, verçierendedelen+van de DI C H T- KO N S T: die met een sinrijke stoffe, en diepe wijsheyt (verenigd zijnde) haar vertoond in een edele, hoogdravende onvergelijkelijkheyt.

Of nu schoon, dese lof-rijke konst (by vele waan-wyse) in ver-achting is (mits de wetenschap geen groter vyand heeft als den on-vernuftigen) wy achten haar on-waardig,

anders te antwoorden, als dat haar onverstand is oorsaak van de verachting. Maar dat-se ook by eenige van geen geringe kennis, in kleyn-achting is gekomen: (om de grote wulpse lichtvaardigheyt van vele, die-se oeffenen, en schandelijk mis-bruyken: in dartele, ongebondene, of lasterlijke naam-rovende vaarsen) is te

+

Theology.

verwonderen. Want wie sal de heylige GO D- GE L E E R D H E Y T, met schijn+van reden kunnen verachten, om het mis-bruyk der eygensinnigen, en spotteren?

+

Ketteren.

wie sal an haar waarheyt en waardigheyt+twijsselen, om datArrius met sijn anhank eertijds: enSocinus, omtrent onsen tijd: de Godheyt Christi

+

Socini Theo: lessen. Cap. 18. en elders.

(Goddelooslyk)+versaakt hebben? of om datDonatus voor hénen, en Menno, met den synen, nu ter tyd: de menschheyt des Soons Gods (valschelyk) verloochchend hebben? Wie sal ook Iesus Christus, de Soon des Maagds MA R I A

niet houden voor den eenigen, waarachtigen-Saligmaker: van alle die de saligheyt genieten Om datMahomet voor duysend Jaren: (met een groten toe-loop der volkeren): en den eygensinnigen onsaligen-David Ioris, in de voor-leden eeuw: (doch met weynig gevolg:) door een uyt-sinnige, vervloekte, ja duyvelse-hovaardy, sich

+

Theologant.

boven hem gesteld hebben: Soekende met geweld, en list, syn Middelaarampt+ ganschelijk tot niet te maken? GeenGod-geleerde sal den schijn van waarheyt (in haar leer, en leven) met reên verblinden: en tot sulken Goddeloosheyt

bewegen: Schoon sy dat met Gods Woord pogen te bewijsen: Mits d' onvervalschte waarheyt in de Schriftuur, (Gods volk geopenbaard:) ons het tegen-deel, duydelijk anwijst. 't Geen (neffens de gesonde-reden) bevestigd een ontellijk getal van getuygen, aller gelovigen die oyt geweest zyn.

+

Philosophy

Wie sal ook de WY S- GE E R T E kleyn achten, om de+valsche on-gerijmde gevolgen, die énige, daar uyt menen te trekken? Wie sal haar bondige-besluyten niet geloven, en op haar vastigheyt steunen: Om datAristoteles (al

+

Arist. Phijs. lib: 2: 3. en 8.

ling+de eeuwigheyt des Werelds: enEpicurus (sottelijk) de sterffelijkheyt der zielen daar uyt sochten te bewéren?

Wie sal dan deDicht-konst om haar misbruykers verkleynen? Of wie heeft

+

Val: Max: 6 Boek. 3 Cap.

haar oyt (in voor-tijden) verkleynd: om+de geyle-schriften van den dartelen-Archilochi, Naso, en andere? Dewijl den dronkaard niet wech en neemt, de eygen nuttigheyt des Wijns, om dat-se hem doen rasen. Wy stellen derhalven tegen haar, en

+

Poëten.

haar's gelijken (als waterlose-wolken)+een menigte van deftige en veel-wetende Dichters: Die als klare-lichten onder de swarte-duysternissen des heydendoms geflikkerd hebben. Wy stellen noch boven dien, d' alder-uytmuntenste

Goddelijkste-Dichters, die in haar leven, onder Gods volk (so in 't oude als nuwe Verbond) gelijk Sonnen geschenen: en (na haar leven) een gezegende

+

Exo: 15. 1

gedachtenisse by alle vromen gelaten hebben. Onder dese komt ons eerst+te voorschijn,Moses den eersten, onvergelijkelijken-voor-segger,

Geschiedenis-schryver, en vorstelijke-Dichter: Hoe naaktelijk, deftig, en çierlijk, heeft hy, (in beknopte-Vaarsen) de verlossing Israëls, uyt de handen der Egyptenaren beschreven: en na den doorgang van de Rode-Zee, met de Mannen Jacobs gesongen? Gelijk ook sijn SusterMirjam, de Voor-seggeresse, in aartige-Vaarsen (met de Vrouwen der Israëliten) de grote daden van den God Abrahams heeft

+

Iudic: 5. 1.

gepresen. Met+een sonderlinge uyt-gelesen frayigheyt, heeft ookDebora haren Lof-sang (vol krachtige, door-dringende-woorden) over-vloedig ver-rijkt: Uytende (neffensBarak) al singende, de ware Hémelsche Dicht-konst als de Bloem aller Konsten, en wetenschappen. MaarDavid den Koninglijken-Voorsegger, en Dichter, met wat een konstige-welsprekendheyt, Goddelijke-wijsheyt, blinkende-waarheyt, en gestijlde-reden, heeft hy sijn Vaarsen, en Gesangen, van alle bedenkelijke-stoffen, beschreven? Die in de Gemeynten Gods, op alle plaatsen, (met een heylige-yver) noch on-ophoudelijk gesongen worden. Niet minder heeft sijn Soon, den wijsen Koning

lomon geweest, in de Dicht-konst: in 't Dichten en beschryven sijner liederen, die

+

1Regum 4: 32.

duysend en vijve: en sijn sinrijke+spreuken, die drie-duysend in 't getal geweest zijn. Daar van seer weynige (doch Heerlijke) tot onsen handen zijn gekomen. Den VoorseggerAsaph heeft mee uyt-nemende geweest in dese

Goddelijke-Konst: wiens leerlijke-gesangen (vol diepe verborgendheden) verdeeld

+

Psa: 78: 1

zijn, in çierlijke, bondige-Vaarsen. DesgelijksEthan, en Heman (vrome+Ezrahiten,

+

Psa: 89: 1.

en geestigeDichters zijnde) hebben met een aartige-stijl,+haar Vaarsen, en

+

Psa: 88: 1.

Liederen beschreven. Gelijk+ookChalcol, en Darda, de Sonen Mahols konstig

+

1Reg. 4: 31.

daar in geweest+zyn.

Maar om met weynig-woorden, een grote menigte voor te stellen: segge ik, dat alle die de Heylige-schriftuur, door ('t in-geven Gods) hebben beschreven:

+

Poëten.

zijn geweest recht begaafde kloeke-Dichters: die ons dese Goddelijke-konst,+op de hoogste-trap der éren, in de waardigste hoedanigheyt (op het schoonste) tot betrachting, vertoond hebben. 't Geen énige ver-siende mannen (niet

onbequamelijk) toe-stemmen, als sy de gansche Heylige Schriftuur verdelen in vier

+

Historien. Prophetien.

hoofd-stoffen:Geschieaemssen, Voorseggingen,+

enLeeringen. De Geschied-boeken

+

Poëzyen.

zijn de vyf boeken Moses, 't boek Josua, 't boek der Rechteren, 't boek+Ruth, de twe boeken Samuëlis, de twe boeken der Koningen, de twe boeken der Kroniken, 't boek Esra, 't boek Nehemia, 't boek Esther, de vier geschied-boeken des Evangeliums, 't boek de Handeling der Apostelen: de voorseggende boeken, zijn de vier boeken, der vier grote Voorseggers, de twalf boeken, der twalf kleyne Voorseggers, en 't boek der Openbaring: de leerlijke boeken zijn 't boek Job, 't boek der Psalmen, 't boek der Spreuken, 't boek de Prediker, 't Hogelied Salomons, de Klaag-liederen Jeremia, de veertien Send-brieven Pauli, de Sendbrief Jacobi, de twe Sendbrieven Petri, de drie Sendbrieven Joanni, de Sendbrief Jude.

En hoe-wel den in-houd deser boeken, na de waarheyt (eenvoudelijk) dus is voor-gesteld: so zijn nochtans de geschied-boeken, (beneffens de geschiedenissen)

+

Poëzyen.

vervuld met+een menigte voorseggingen, en leerlijke-Gedichten: de

voorseggende-boeken met vele geschiedenisse, en konstige leeringen: gelijk ook de leerlijke-boeken, in haar begrijpen énige geschiedenissen, en

voor-seggingen: Makende te samen het gehele onfeylbaar-woord, dat God sijn gemeynte (van alle volkeren af-gesonderd) geliefd heeft te openbaren.

Dit bevestigd niet alleen mijn eerste voorstel, van de gemeenschap tusschen de Dicht-konst, Wijs-geerte, en GO D-G E L E E R D H E Y T, maar drukt ook naakt, en levendig uyt, de valscheyt van 't gevoelen der verachters: die (neffens 't

gemene-volks onverstandig wanen) deDicht-Konst oordelen leugenen, fabelen, of (ten besten geseyd,) iet gekkelijks te wesen. Uytende op alle sotte-daden, woorden, en gesten, dit (on-gegronde) spreek-woord: 't isPoëtery: Vonnissen also (met Midas van deSang-konst Apolli, en Pan) als den blinden van de verve. Verdienende

In document Den distelvink (pagina 107-133)