• No results found

GAJO-, ALAS- EN BATAKLANDEN

In document INHOUD VAN BUNDEL XL (pagina 48-62)

N°. 13.

B E S L U I T N O P E N S I N V O E R I N G VAN E E N B U R G E R L I J K E N STAND VOOR C H R I S T E N I N L A N D E R S I N T A P A N O E L I (1912).

Hoewel dit besluit geen adatrecht b e v a t , wordt het hier opgenomen om zijn beteekenis voor de regeling van het familierecht, en omzijn samenhang met n°. 12, I (boven blz. 3).

E x t r a c t u i t h e t R e g i s t e r d e r B e s l u i t e n v a n d e n R e s i d e n t v a n ï a p a n o e l i .

Sibolga den 29 Mei 1912.

De Resident van Tapanoeli,

overwegende dat het wenschelijk is in het belang van de Iulandsche Christenen in dit gewest gebruik te maken van de bevoegdheid der Hoofden van Gewestelijk bestuur, verleend bij het Staatsblad 1864 n°. 142 juncto Staatsblad 1865 n°. 67, betreffende het houden van registers van den burgerlijken stand :

gehoord de ter zake op eene den 12 Mei 1912 te Sibolga ge-houden conferentie uitgebrachte adviezen van de assistent-residenten der Bataklanden,. van Padang Sidempoean en van Nias ;

nog gehoord het op 13 Mei d. a. v. uitgebrachte mondelinge advies van den Ephorus der Rijnsche Zending dr. Nommensen, instemming betuigende met den onderwerpelijken maatregel ;

gelet op de bovengenoemde Staatsbladen en op het Staatsblad 1885 n°. 185.

heeft besloten :

met intrekking van alle daarmede strijdige bepalingen vast te stellen:

a. dat met het houden der registers van geboorten, huwelijken, echtscheidingen en sterfgevallen onder de Inlandsche Christenen in dit gewest aangewezen worden : de zendelingen in de Residentie Tapanoeli, ieder voor zooveel zijn ressort betreft ;

b. dat elk dier registers doorloopend zal zijn, en dus niet telken jare vervangen behoeft te worden ;

c. dat die registers vóór de ingebruikstelling gefolieerd en

ge-G A J Ö - , A L A S - E N B A T A K L A N D E N 3 2

waarmerkt zullen worden door de betrokken Hoofden van plaatselijk bestuur.

d. dat die registers zullen worden gehouden volgens de modellen aan dit besluit gehecht;

e. dat van die registers alle zes maanden afschriften zullen moeten worden ingediend bij het plaatselijk bestuur, ten einde aldaar te worden bewaard.

Afschrift dezes zal worden verleend aan den assistent-resident der Bataklauden tot informatie.

SERIE G.

GrAJÖ-, A L A S - EN B A T A K L A N D E N .

N°. 14.

G R O N D E N E E C H T I N D E A F D E E L I N G B A T A K L A N D E N D E R R E S I D E N T I E T A P A N O E L I (1912—1913).

De noten zijn van de commissie voor het adatrecht.

I. G e g e v e n s u i t een r e g e e r i n g s r a p p o r t o v e r g r o n d e n -r e c h t in h e t d o o -r T o b a - B a t a k s b e w o o n d e

g e d e e l t e v a n de a f d e e l i n g B a t a k -l a n d e n d e r r e s i d e n t i e

T a p a n o e l i (1912).

De Batak onderscheidt in hoofdzaak twee soorten van eigendom t.w.:

Ie. Privaat eigendom, waarover de eigenaar vrijelijk mag beschikken, genaamd //hapoendjoengan// en

2°. gemeenschappelijk eigendom, genaamd //hatopan//, waarover de beschikking is toegekend aan de hoeta, waarvan de bewoners behooren tot. één stam, één marga ' .

De zuivere scheiding van deze beide soorten van eigendom 2 is in theorie en praktijk één der voornaamste voorwaarden van het vreedzame genot verbonden aan het //Mein und Dein//.

Privaat eigendom is b.v. een paard, een kast, een kleed enz. uit eigen fondsen gekocht. Hiermede mag men doen wat men verkiest, m. a. w. men mag daarover vrijelijk beschikken.

[Daarentegen] heeft elke dorpsgenoot bij eventueelen verkoop van bezit aan anderen een voorrecht boven andere niet tot het dorp behoorende lieden.

Zekere voorwerpen, zooals b.v. een huis, door een Batak in een kampoeng bewoond, staan op de grens tusschen privaat eigendom en gemeenschappelijk eigendom, of om met den Batak mede te spreken tusschen //hapoendjoengan// en //hatopan//. Waar nu het bouwen van een huis doorgaans geschiedt met behulp van de dorps-genooten, is het vaak heel moeilijk om zulk een huis te verkoopen.

1 I n dit geheele rapport loopen de medodeelingen over rechten van het dorp (hoeta) en rechten van den stam (marga) onduidelijk dooreen.

2 Voor de rechtstermen in dit rapport zij men op zijn hoede.

3

GAJÔ-, ALAS- EN BATAKLANDEN 3 4

Het behoort dan ook niet tot de zeldzaamhedeu dat een Batak bij verhuizing naar elders zijn huis maar onbeheerd achterlaat. Het onderzoek naar den rechtstoestand van den grond [in de afdeeliug Bataklanden] heeft mij doen concludeeren dat de Batak niet beter weet dan dat alle gronden het gemeenschappelijk eigendom, //hatopan//, zijn 1 van de marga's tot wier gebied die gronden behooren. I n geen enkele streek zullen gronden te vinden zijn, die niet aan een bepaalde marga privaatrechtelijk toebehooren *.

Persoonlijk eigendom of hapoendjoengan bestaat niet ten opzichte van grond. Wordt een stuk van dien grond ontgonnen, dan ontstaat slechts het ontginningsrecht op dien grond.

Dit recht wordt door de stamgenooteu erkend, het ontgonnen stuk laild behoort aan de familie van den ontginner, doch wordt tevens beschouwd als het eigendom ] van den stam of marga, waar-toe de ontginner behoorde.

Een eigenaar van een rijstveld (niet het rijstveld zelf, maar de mogelijkheid om winst uit dat stuk veld te trekken) mag dat wel verkoopenj maar hij dient aan zijne nabestaanden eerst te vragen of zij dat veld koopen willen, ten einde te voorkomen dat het in andermans handen buiten den stam overgaat. De kooper k a n , vol-gens de Bataksche adat, het door hem gekochte rijstveld slechts twee jaren gerust bewerken, want stilzwijgend is aan den koop de voorwaarde verbonden, dat hij dat rijstveld aan den oorspronkelijken bezitter moet teruggeven tegen terugontvangst van de koopsom.

Evenwel is hieraan een grens verbonden, d. w. z. als de koop en verkoop gesloten is vóór den oorlog van ïanggabatoe (olat in porang Tanggabatoe), dan is de voorwaarde van wederinkoop niet meer mogelijk. Dit is een over de geheele Bataklanden 2 geldende adat.

Dus alle koop gesloten na die gebeurtenis mag door een wederinkoop gevolgd worden. Is echter intusschen zoo'n rijstveld in waarde ge-stegen en de oorspronkelijke eigenaar geeft zijn verlangen te kennen tot wederinkoop, dan geeft deze er eeuige rijksdaalders meer voor terug. Zoo is op de bovenvermelde wijze er voor gezorgd dat b. v.

een weeskind of iemand, die in groote schulden zit, later toch in staat is gesteld zijn verkocht rijstveld terug te koopen.

Deze rijstveld-wet — als ik het zoo noemen mag — heeft in vroegeren tijd meermalen aanleiding gegeven tot het grijpen naar de wapenen en beoorlogen van stammen onderling, bijaldien een trouwelopze stamgenoot zich aan overtreding van die wet had schuldig gemaakt.

De ontgonnen zoowel als de niet-onfgonnen gronden (wouden) hebben alzoo hunne eigenaren. ledere stam weet het land aan te wijzen, dat hem toebehoort ' , waar zijne voorouders hebben gewoond, waar dus de stamgenooteu hunne tuinen mogen aanleggen en het recht bezitten om den aanleg van tuinen aan de leden van een

' Bedoeld moet zijn: onder het beschikkingsrecht staan.

2 Bedoeld wordt blijkbaar „voor het geheele Tobaland".

85 ÖAJO-, ALAS- EN BATAKLANDEN

anderen stam te verbieden. In het gebied behoorende tot een marga mogen alleen de margagenooten het hout voor den bouw hunner huizen kappen , terwijl anderen verplicht zijn om voor het door hen met toestemming gekapte hout eene soort belasting (boenga haoe) te betalen, gewoonlijk het 1j^0 gedeelte.

Yoor kerkgebouwen werd later toegestaan om het benoodigde hout gratis te kappen. Ook komt het voor dat broederstammen een gedeelte onbebouwde gronden als gemeenschappelijk eigendom be-schouwen ; ook dat afstammelingen van een bepaalden stam, de z.g.

soehoe-soehoe, een bepaald toegewezen aandeel hebben iu het alge-meen stamgebied.

Ontginning va^i grond behoorende tot een bepaalden stam is — zooals men mij verzekert — geoorloofd aan ieder, die tot dien stam behoort zonder eenige vergoeding aan hoofden of aanzienlijken van dien stam, meestal zonder vooraf daartoe vergunning aan die hoofden of aanzienlijken te hebben gevraagd. Slechts bestaat de verplichting om bij wijze van hormat voor de aanzienlijken uit den stam ' , waartoe de grond behoort, hen een geschenk aan te bieden , waar-van de waarde varieert al naar gelang waar-van de gegoedheid waar-van den ontginner.

Het voornemen om een bepaald gedeelte van een bosch te ont-ginnen wordt altijd met een teeken — toto — of inkerving in een boom aangegeven. In dit geval mag een ander er geen ontginning beginnen, doch behoort deze — indien ook hij ontginnen wil —, op behoorlijken afstand van den eersten ontginner, of [van hem]

die daartoe reeds het teeken heeft gegeven, te blijven, teneinde den eersten ontginner gelegenheid te geven, zijne ontginning even-tueel uit te breiden.

Ontgonnen gronden die weder verlaten worden blijven immer het eigendom van de marga, waartoe die gronden behooren, de oor-spronkelijke ontginner behoudt; evenwel het voorrecht gedurende een zeker aantal jaren er opnieuw een ontginning te mogen beginnen.

Alle in vroegere jaren met de grootste verbittering en hartstocht gevoerde oorlogen tusschen verschillende stammen, vonden meestal 2

hun oorzaak in grondkwesties, omdat de Batak doordrongen is van het besef, dat grondbezit hem zijn bestaan waarborgt.

In de laatste vijftig jaren heeft er successievelijk ten aanzien van de leiding der stammen in de Bataklauden eenige verandering plaats gevonden. Waar vroeger de raad van ouden van dagen en aanzien-lijken uit den stam steeds gehoord en opgevolgd werd als er van grondbezit sprake was, wendt men zich thans alleen tot den ver-tegenwoordiger der rechtsgemeenschap, het hoetahoofd. Deze wordt*

thans beschouwd als de vertegenwoordiger van de marga.

1 Welke personen worden hiermee bedoeld? De hoofden?

2 D.i.t.z. in die s t r e k e n , waar binnen een speciaal daarvoor geschikt ge-bied alle of bijna alle gronden tot sawahs gemaakt waren, zooals de vallei van Silindoeng, het gebied om Balige en Lagoeboti, de vallei van Oeloean.

GAJO-, ALAS- EN BAÏAKLANDEN 3 6

Alleen deze vertegenwoordiger heeft als radja het recht over gronden te beschikken.

Aan niet-inlanders mag noch door het hoetahoofd, noch door de margagenooten grond in welken toestand ook in vollen eigendom worden afgestaan, echter wel in bruikleen, met de bepaling, dat de aldus in gebruik afgestane grond weer aan de marga terugvalt, zoodra de vreemdeling van het verkregen gebruiksrecht afstand heeft gedaan.

De grondgedachte is : te voorkomen dat grond wordt vervreemd.

Evenwel zijn niet lang geleden door daarmede de adat schendende geldzuchtige Bataks gronden afgestaan geworden aan vreemden (niet-inlanders), zonder dat in het van dien afstand opgemaakte contract opgenomen werd eene clausule, regelende den wederafstand aan den oorspronkelijken eigenaar.

[Volgen eenige voorbeelden.]

De gronden, waarop het gouvernement de voor het civiel bestuur en het militair gezag benoodigde gebouwen heeft opgericht, zijn tegen betaling van eene behoorlijke schadeloosstelling voor de daarop groeiende vruchtboomen en andere gewassen onteigend ' geworden.

Schriftelijke bewijzen daarvan staan echter niet te mijner beschikking.

De door het Rijnsche Zendingsgenootschap ten behoeve van de woningen der zendelingen, scholen, kerken, hospitalen enz. in ge-bruik genomen gronden, zijn door de vroegere vertegenwoordigers der marga's slechts in bruikleen afgestaan. Na afloop van dit gebruik zou het Eijnsch Zendingsgenootschap niet anders kunnen doen, dan de gronden aan de daarop rechthebbenden teruggeven.

Om kort te gaan alle grond in de Bataklanden door Europeanen en vreemde Oosterlingen geoccupeerd is nog steeds eigendom van 2 de marga.

Wat betreft het terrein behoorende tot de voormalige versterking te Lagoeboti zij aangeteekend, dat reeds blijkens vroeger ter zake gedane onderzoekingen, er geschil over den eigendom van den grond bestond, toen bedoelde versterking gebouwd zou worden. Zonder dat het geschil opgelost werd, werd toen de grond door de geschil-voerende partijen in bruikleen afgestaan voor den bouw van bedoelde versterking. Deze afstand werd met het geven van een feest bezegeld zonder eenige directe geldelijke vergoeding. Alleen de bewoners van de twee zich daarop bevindende kampongs werden voor het afbreken en overbrengen hunner woningen schadeloos gesteld met $ 80 voor iedere kampong.

In den rechtstoestand van den grond is sedert geene wijziging gebracht, in elk geval berust de eigendom van dien grond niet bij het Gouvernement.

De daarop destijds opgerichte gebouwen werden na de opheffing

i J a ?

2 S t a a t onder het beschikkingsrecht van.

3 7 GAJÖ-, ALAS- EN BATAKLANDEN

van de militaire versterking bij Gou v. besluit d.d. 16 Juli 1907 n°. 36 aan het te Barmen gevestigde Bijnsche Zendingsgenootschap tot wederopzeggens in bruikleen afgestaan, onder voorwaarde o.m.

dat die gebouwen uitsluitend voor ambachtsschool of kweekschool voor inlandsche onderwijzers worden gebezigd. De bestaande rechten op den grond werden door de beweerde eigenaren aan de Eijnsche Zending voor onbepaalden tijd afgestaan, van welk feit schriftelijke bewijzen zijn opgemaakt, die in het archief van den Kesident, van Tapanoeli moeten berusten.

Aan de zending zal het in geen geval vrijstaan om stukken van dien grond aan de inlandsche bevolking ter bebouwing of voor welk ander doel ook te geven, wijl dit ongetwijfeld een hevigen strijd zou uitlokken tusschen de bewoners van verscheidene hoeta's, die daarop aanspraak maken.

Wordt dus in de toekomst het terrein, waarop de bedoelde ge-bouwen staan, niet meer geoccupeerd, dan zal het door tusschenkomst van het bestuur weder aan de bevolking moeten worden teruggegeven.

II. G r o n d r e c h t e n in H a b i n s a r a n ( 1 9 1 3 ) .

, Beschouwingen van den civiel-gezaghebber H. J. Köhler, overgenomen uit zijn' brief aan de commissie van bijstand voor het adatrecht te Weltevreden, gedagteekend Nassau, 3 November' 1913 '.

"Wat in den tekst tusschen gewone haakjes staat is van den schrijver, de invoegingen tusschen [ ] werden door de commissie aangebracht tot verdui-delijking van den stijl.

Ofschoon volgens de oeradat de marga of stam eigenaar is van den bodem en als spreekwijze nog dikwijls de uitdrukking gebezigd wordt, die grond is van die of die marga, zoo is het toch in strijd met den sedert lang gewijzigden toestand om op grond daarvan (van die oeradat) te willen beweren, dat op den grondin de Batak-landen geen overheidsrechten rusten en de regeering dus geen domein-rechten kan doen gelden 2.

1 Eenerzijds wil de commissie dit stuk niet zonder meer ter zijde leggen, anderzijds acht zij het toch noodig om — in afwijking van hare gewoonte — te waarschuwen tegen ettelijke apodictische uitspraken, daarin voorkomende.

Eene uiteenzetting op blz. 38, die op louter gissing berustte, is weggelaten.

2 Uit den geheelen opzet van dit stuk blijkt hoe eene hoofdbedoeling van den schrijver is het weerleggen van eene, naar hij te rechte of ten onrechte veronderstelt, bij de zending, of althans bij vele zendelingen, bestaande meening dat het gouvernement in de Bataklanden geenerlei rechten op den bodem kan doen gelden. Het zou vooral zijn om aan deze bewering kracht bij te zetten, dat bedoelde zendelingen het oorspronkelijke recht, door de marga's op den bodem uitgeoefend, uit de rommelkamer zouden hebben gehaald.

. Het is noodig hier reeds dadelijk op deze bedoeling van den steller de aandacht te vestigen, omdat de lezer anders allicht zou gaan wanen dat de v r a a g of de rechten op den grond bij den stam of bij de overheid berusten v o o r d e B a t a k s z e l v e n eene kwestie is.

Dit is althans in die gedeelten der Bataklanden, waar — als in Habin-..

saran — het gouvernement nog niet door uitgifte van perceelen in erfpacht

GAJO-, ALAS- EN BATAKLANDEN 3 8

Als echte wilde erkent de Batak in het algemeen slechts noode eenige overheid ' en is als zoodanig communist. Op zijn tuchteloozen aard wees ik reeds in mijn schrijven, opgenomen in Adatrecht-bundel V I blz. 1 5 . Dit neemt echter niet weg [hierbij komt n o g ] , dat reeds in oertijden van tijd tot tijd toestanden voorkwamen, die het aan enkele groepen personen gewenscht deden voorkomen, hun rechten op zekere gronden te handhaven tegen ieder ander, ook tegen de eigen stamgenooten.

[Zoo] waren in Zuid-Habinsaran de staatjes Garoga en Parsorsoran ontstaan, tesamen ongeveer de oppervlakte beslaande van de provincie Utrecht. Reeds de vroegere Controleur van Taroetoeng, van Dijk, schrijft daarover in het rapport van zijne reis naar Habinsaran d.d.

5 Augustus 1 8 8 4 : //De beide kleinste hoofden van Habinsaran, '/radja Setan van Si Galagala (dit is de vader van den tegen woor-//digen radja Baginda van Batoe Mamak) en radja Iman Dago van //Sait ni Hoeta (dit is de vader van den tegenwoordigen radja //Djaledang van Sait ni Hoeta) maakten aanspraak op de gronden //van b i j n a . d e geheele hoogvlakte, die zij volgens hen van ouder //tot ouder steeds bewoond en bezeten hadden. De bevolking van //Parsorsoran en Garoga met hunne hoofden schijnen zich eerst later //in deze streken gevestigd te hebben,. maar zijn verreweg de mach-//tigsten, zoodat zij zich om de aanspraken der beide anderen, die //trouwens al zeer weinig onderhoorigen hebben, weinig bekommeren.//

De Zendelingen hebben deze natuurlijke vorming van Bataksche staten zooveel mogelijk tegengewerkt; zij hebben bij hun komst in de Bataklanden, toen zij in de machthebbers geen gewillige dienaren vonden, de ontevredenen om zich heen verzameld, hun de bescher-ming beloovende der N . I. regeering, indien zij een kerk wilden bouwen en een kerkelijke gemeente grondvesten. Zoo had ook de Zendeling alle kerkelijke gemeenten in Zuid-Habinsaran staatkundig onafhankelijk verklaard van Garoga en Parsorsoran.

Doch zóó zat de hegemonie van de radja's dier beide landschappen er nog i n , d a t , toen ik de kwestie nauwkeurig onderzocht, alle over rechten op den bodem is gaan beschikken, in geenen deele het geval.

De zuivere Bataksche adat kent immers geene andere ovorheidsrechten dan juist die, welke berusten bij den s t a m , e n , krachtens het aan dezen ont-leende gezag, door de stamhoofden worden uitgeoefend.

Dit sluit natuurlijk niet uit dat door oorlog gebied van zekeren stam aan een' anderen stam kan k o m e n , dan wel een gedeelte van een' stam met het door dat gedeelte bewoonde gebied tijdelijk of blijvend onder de suprematie van een' a n d e r e n , ook weer door zijne hoofden vertegenwoordigden stam kan geraken.

1 Do schrijver heeft hier waarschijnlijk op het oog den tegenzin van vele, ook kleinere Bataksche h o o f d e n om boven zich eenig ander hoofd te erkennen.

De kleine man toch erkent gereedelijk een overheid, doch, in principe althans, geene autocratische overheid, doch slechts eene die blijft binnen de perken der adat.

3 9 GAJO , ALAS- EN BATAKLANDEN

radja's erkenden, dnt hunne vaders reeds de autoriteit erkend hadden van hetzij den eenen of den anderen der genoemde radja's.

In het overige deel der Bataklanden ' was de toestand precies dezelfde. Overal was de statenvorming in vollen gang bij onze komst, als een noodzakelijk gevolg van de alom heerschende anarchie, die onduldbaar begon te worden, een anarchie veroorzaakt zoowel door den tuchteloozen aard der bevolking, als door de wan-hopige dooreenhaspeling der marga's.

De bewering van de zendelingen, dat de grond het eigendom is van de marga, is reeds daarom — de zaak uit een staatkundig oogpunt beschouwende — ongerijmd, omdat sinds lang de marga's geen aaneengesloten geheel meer vormen, doch iedere marga op eindelooze wijze door het geheele Batakland versnipperd is 2 en reeds bij onze komst zeer vele rechtsgemeenschappen, die zich op natuurlijke wijze, gevormd hadden, uit leden van verschillende marga's bestonden, die desalniettemin bij grenskwesties met andere rechtsgemeenschappen (landschappen, staatjes) een vast aaneengesloten geheel vormden. In elk dezer staatjes was één het erkende hoofd en diens autoriteitsrechten, ook op den, bodem, werden algemeen erkend. Hij beschikte over den bodem, waarop anderen geen gebruiks-rechten deden gelden, in die mate zelfs, dat hij personen, onver-schillig van welke marga ook, kon toestaan zich daarop te vestigen,

1 I n plaats van „der Bataklanden" moet hier gelezen worden „van Habin-saran". Met uitzondering van het Timoerland (juister Simeloengoen) was verder van statenvorming, als door den schrijver bedoeld, nergens iets te bespeuren.

W a n t dat in de tweede helft der vorige eeuw door Maleische kustrijkjos als L a n g k a t , Deli, Serdang, A s a h a n , aanmerkelijke stukken der Bataklanden geleidelijk waren ingepalmd, kan toch moeilijk worden beschouwd als vorming van Bataksche staatjes.

2 De schrijver bedoelt hier natuurlijk niet dat p e r s o n e n van deze en gene marga overal in H a b i n s a r a n , of zelfs in het geheele centrale Batakland worden aangetroffen. Dit wordt voldoende verklaard doordat ten eerste de adat alle huwelijken in den stam absoluut verbiedt en het geenszins eene zeldzaamheid is dat een man zich bij zijn huwelijk neerzet in het dorp waar zijn schoonouders wonen, en ten tweede de B a t a k s , althans in vele streken, ook om andere redenen dikwijls van het eene dorp of landschap n a a r het andere verhuizen.

W a t de schrijver w e l bedoelt is, zooals uit het vervolg van zijn'zin blijkt, dat menigmaal o n d e r d e d e n van landschappen onder h e t gezag staan van

W a t de schrijver w e l bedoelt is, zooals uit het vervolg van zijn'zin blijkt, dat menigmaal o n d e r d e d e n van landschappen onder h e t gezag staan van

In document INHOUD VAN BUNDEL XL (pagina 48-62)