• No results found

Hoe gaat Delimitatie in zijn werk?

5. Interpretatieproblemen

5.2 De “without prejudice” clausule

5.2.2 Delineatie vs Delimitatie

5.2.2.1 Hoe gaat Delimitatie in zijn werk?

113. Volgens art. 83 LOSC gebeurt delimitatie idealiter via een akkoord op basis van het internationaal recht.315 In afwachting van een akkoord dienen de betrokken partijen, in een geest van begrip en

samenwerking al het mogelijke te doen om een voorlopige akkoord aan te gaan van praktische aard en om het bereiken van een eindelijk akkoord niet in de weg te staan.316 Het akkoord zelf wordt niet

gekenmerkt door specifieke vereisten, enkel de intentie van de twee staten om de delimitatie te voltrekken en zich er aan te houden is essentieel.317 Indien geen akkoord gevonden kan worden binnen

een redelijke periode,318 dienen de betrokken partijen hun toevlucht te nemen tot deel XV LOSC.319

Art. 83 LOSC wordt vandaag erkend als deel uitmakende van het internationaal gewoonterecht.320

114. Volgens art. 286 LOSC kan een delimitatiedispuut voorgelegd worden aan een hof of tribunaal naar keuze in overeenstemming met het internationaal recht. Beschikbare fora zijn het ITLOS, het IGH, dan wel een Annex VII Arbitrage Tribunaal.321 Over de jaren heen hebben de verschillende fora een

veelheid aan methodes ontwikkeld.322 Een grondige bespreking hiervan gaat echter het onderwerp van

deze thesis voorbij. Hieronder wordt enkel de huidige gang van zaken kort geschetst.

315 Zoals gedefinieerd in art. 38 Statuut Internationaal Gerechtshof; Dergelijke verplichting vormt de codificatie van de rechtspraak van het IGH in de North Sea Continental Shelf zaken, zie IGH 1969, Federal Republic of Germany v. Netherlands – Federal Republic of Germany v. Denmark, p. 17.

316 Art. 83 (3) LOSC; Zie in dit verband de rechtspraak van het Permanent Internationaal Hof van Justitie uit 1931 omtrent de verplichting onderhandelingen op gepaste en gemeende wijze te voeren, Permanent Court of International Justice 1931, Lithuania v. Poland, p. 116; Een verplichting tot onderhandelen

317 Newfoundland v. Nova Scotia, Ad Hoc Tribunaal 2002, p. 18.

318 Zie in verband met de “a reasonable period of time” bepaling de zaak Barbados v. Trinidad en Tobago. Hierin werd gesteld dat 9 onderhandelingsrondes over 3,5 jaar gezien kon worden als een redelijke periode, maar dat afh. Van de omstandigheden ook kortere periodes aan de vereisten zouden kunnen voldoen.

319 Art. 83 (2) LOSC; Een verplichting tot onderhandelen betekent immers niet dat men verplicht is om tot een akkoord te komen, zie in casu de zaak Cameroon v. Nigeria voor het IGH waar men stelde dat art. 83 LOSC geen verplichting tot succesvolle onderhandelingen bevat, IGH 1998, Cameroon v. Nigeria, p. 401.

320 Stephen Fietta, Robin Cleverly, A Practitioner's Guide to Maritime Boundary Delimitation, Oxford University Press, 2016.; Verder kan ook opgemerkt worden dat de delimitatieprocedures door Internationale hoven en rechtbanken ook in gewoonterechtelijke context worden toegepast, zoals in de zaak tussen Qatar en Bahrein in 2001. Enkel deze laatste had de LOSC geratificeerd, deze eerste was zelfs geen lid van het VCP. Toch hanteerde het IGH dezelfde delimitatiemethode als in andere zaken, zie 16 Maart 2001, Maritime Delimitation and Territorial Questions between Qatar and Bahrain, Merits, Judgment, IGH Reports 2001

321 Art. 287 LOSC.

322 Oorspronkelijk hanteerde men een case-by-case aanpak, waar elke zaak afzonderlijk bekeken werd in functie van de omstandigheden. Voorbeelden van zaken zijn o.a. het Arbitraal Geding van 14 februari 1985 tussen Guinea en Guinea-Bissau, RGDIP 1985, 484 en het Arbitraal Geding van 10 juni 1992 tussen Canada en Frankrijk, zie Internationaal Scheidsgerecht ad hoc 10 juni 1992, Canada v. Frankrijk, ILM 1992, 1145; Gezien de rechtsonzekerheid waar dergelijke methode mee gepaard ging, werd voor het eerst in de Jan Mayen zaak tussen Denemarken en Noorwegen overgeschakeld naar een tweetraps benadering bestaande uit een provisionele equidistantielijn en een aanpassing in functie van de speciale omstandigheden (IGH 1993 Dernmark v. Norway, paras. 49-58) In 2009 werd overgeschakeld naar de huidige drie stappen aanpak in de Black Sea zaak tussen Roemenië en Oekraïne, zie IGH 2009, Romania v. Ukraine, p. 66.

54 115. In een eerste stap wordt een provisionele equidistantielijn opgesteld. Deze lijn wordt getrokken op zodanige wijze dat ze even ver ligt in afstand als de dichtstbijzijnde punten van de verschillende kustlijnen in het geding. De tweede stap vervolgens omvat de overweging van bepaalde factoren die relevant zijn voor de specifieke delimitatie in het geding. Deze kunnen al dan niet leiden tot een aanpassing van de provisionele lijn ten einde een billijker resultaat te bereiken. Deze factoren kunnen zowel van geografische aard zijn zoals de configuratie van de kust maar ook van niet-geografische aard zoals historische rechten en veiligheidsbelangen.323 De derde en laatste stap betreft een

disproportionaliteitscheck. In deze fase gaat men nogmaals na of de eerder getrokken lijn niet tot een onbillijk resultaat leidt in het licht van de kustlijnen en grootte van de maritieme zones.324

116. Het valt op te merken dat dezelfde methode gebruikt wordt voor de delimitatie van het continentaal plat binnen en buiten de 200 Nm. Er werd tot op heden weinig aandacht aan besteed, maar er bestaat slechts één continentaal plat, in tegenstelling tot de vaak gehoorde termen “extended continental shelf” en “inner and outer continental shelf”. Zowel vanuit een juridisch als een geologisch perspectief, in termen van recht en delineatie bestaat er slechts één continentaal plat.325 Dit werd

verduidelijkt door het Arbitragetribunaal in Barbados v. Trinidad en Tobago:

“there is in law only a single continental shelf rahter than an inner and a separate outer continental shelf”.326

117. De visie van het Arbitragetribunaal werd later herhaald in Bangladesh v. Myanmar,327 Bangladesh

v. India328 en Ghana v. Côte d’Ivoire.329 Het idee dat er slechts één continentaal plat bestaat vormt

weldegelijk een cruciaal gegeven. Het laat hoven en tribunalen toe om eenzelfde methode te hanteren voor wat betreft de delimitatie van het continentaal plat binnen en buiten de 200 Nm en werd ook aangegrepen door deze Hoven en rechtbanken teneinde een hiërarchie tussen de begrippen delineatie en delimitatie te verwerpen. Het verwerpen dan deze hiërarchie was nodig gezien de hierboven beschreven zelfopgelegde beperkingen door de CLCS in art. 5 Annex I Rules of Procedure.

323 Voor een bespreking van billijkheidcriteria zie o.a. IGH Gulf of Maine, IGH Reports 1984, 316 §164-189. 324 Stephen Fietta, Robin Cleverly, A Practitioner's Guide to Maritime Boundary Delimitation, Oxford University Press, 2016.

325 ISA Technical Study No. 12.

326 Arbitral Tribunal 2006, The Barbados v. Trinidad and Tobago Award, para. 213; Zie ook Bangladesh v. Myanmar, para. 362, Bangladesh v. India, para. 77.

327 ITLOS 2012 Bangladesh v. Myanmar para. 362

328 Permanent Court of Arbitration (PCA) Bangladesh v. India, para. 77. 329 ITLOS 2017 Ghana v. Côte d’Ivoire para. 490.

55