• No results found

Waar plaatsen we de woning?

3.1 O PHEFFEN VAN GRENZEN

3.2.1 G EWOON GROOTMOEDER BLIJVEN

Door de nieuwe woonsituatie ontstaan er nieuwe verantwoordelijkheden. En als er kleinkinderen bij betrokken zijn, worden de grenzen met name ook bepaald door afspraken over de rolverdeling en de opvoeding van de kleinkinderen.

Opgroeien met grootouders in één huis, heeft volgens de familie Meijer invloed gehad op het opgroeien van hun dochter. Ook in een andere familie kwam de rol van de grootouders in de ontwikkeling van de kleinkinderen ter sprake. Volgens deze familie, de familie Groot1, zijn kleinkinderen dermate gewend aan de nabijheid van hun grootouders dat het als vreemd wordt ervaren wanneer zij er voor langere tijd niet zijn (Johanna, 09-02-2016). Over de omgang met de kleinkinderen zijn voorafgaande aan en tijdens het samenwonen, tussen Johanna en Ben, en Fien en Gijs afspraken gemaakt. Volgens Johanna was dit belangrijk om dit van te voren te doen. Wanneer er ruzie binnen families ontstaat, gaat het volgens haar over geld óf over de kinderen. Het belang van grenzen is door de familieleden zelf al geconstateerd net zoals Shuval et al. (2012) dit belang van het voorkomen van ruzies al benadrukten.

De kleindochter van Johanna, en dus de dochter van Fien gaat na een ruzie met haar moeder vaak naar haar grootmoeder. Volgens Fien heeft haar dochter dan behoefte om bij haar grootmoeder haar verhaal kwijt te kunnen. Op dat soort momenten komen de afspraken over de rol als grootmoeder naar voren. Fien geeft aan dat haar dochter dan uiteraard naar haar grootmoeder mag, maar dat vervolgens Johanna zich niet moet gaan bemoeien met wat er gebeurd is. Johanna: “maar dat heeft wel moeite gekost, dat moet je leren want normaal als moeder zijnde bemoei je je overal mee” (09- 02-2016). De rol van grootmoeder die hiermee wordt begrensd komt overeen met de beschrijving van een symbolische grens door Lamont & Molnár (2002). In dit geval hebben de ouders en grootouders namelijk onderling afgesproken waar de grens ligt van de bemoeienissen van de grootouders, zodat zij vooral grootouders blijven en geen opvoeders worden. Dit impliceert ook dat de betrokkenen aangeven wie voor wat verantwoordelijk is. Daarmee heeft deze sociale grens ook

45 betrekking op wat zowel Lamont en Molnár (2002) als Shuval et al. (2012) “practices” noemt; de gebruiken en afspraken over wie zich bezig houdt met opvoeden.

Door deze rolverdeling af te spreken en te accepteren voorkomt of beperkt de familie, zoals ze zelf al aangaven, dilemma’s. Regels over de rol de van grootouders zijn nodig om te waarborgen dat voor thuis zowel een veilige plaats is als die hemel waar iemand zichzelf is en op z’n gemak voelt. Daar komt bij dat deze rolverdeling ook te maken heeft met de fysieke elementen zoals in het vorige hoofdstuk besproken is. Binnen dezelfde familie werd namelijk ook aangegeven dat het ook verschil maakt waar de kinderen zijn. Wanneer zij in het woongedeelte van hun grootouders zijn, gelden de regels van de grootouders. Wanneer de kinderen in hun eigen huis zijn, al dan niet met de

grootouders erbij, dan hebbende ouders (Fien en Gijs) het voor het zeggen. Het gebruiken van grenzenwerk aangaande de rolverdeling binnen families is in dit geval afhankelijk van de plaats (grootouders huis of eigen huis) en de situatie (hart luchten bij grootmoeder).

Uiteraard zijn er in de andere families andere rolverdelingen die van belang zijn en waar grenzenwerk een manier is om het samenwonen en thuis te kunnen vormgeven voor allen. .

Bovenstaande narratief over de familie Groot is één van de voorbeelden waaruit het belang van het aanduiden van sociale grenzen blijkt.

3.2.2G

EHOORAPPARAAT

In het voorgaande stuk over mijn grootmoeder3 representeerde het gehoorapparaat welke van de bijbehorende zorgtaken voor mijn tante grensoverschrijdend zijn. In deze paragraaf wordt de kant van het maken van grenzen wat betreft bepaalde zorgtaken besproken en hoe die bijdragen aan het hervormgeven van thuis.

“Ik heb gezegd dat de persoonlijke verzorging, wassen en zo, dat we dat niet doen” (Nienke, 17-03- 2016). Dit citaat komt uit hetzelfde gesprek over de piepende gehoorapparaten van mijn

grootmoeder die blijkbaar door mijn tante moeten worden schoongemaakt. Met ‘we’ doelt mijn tante op zichzelf en haar man en kinderen. In het volgende fragment afkomstig van het bezoek op 31

46 maart 2016, bevestigt mijn tante wat ze eerder ook al aangaf: geen persoonlijke verzorging.

“Lichamelijke toestanden wil ik niet, die band heb ik niet gehad met haar dus dat gaat me niet lukken. Dus ook je eigen grenzen op dat gebied moet je vinden. Dat is ook anders dan met een kind, dat gaat vanzelf, […]het is ook een aspect waar ik geen verstand van heb”. Dit soort taken behoren tot de

vieze kant van zorg. De vieze kant van zorg is volgens Da Roit & De Klerk (2014) weggenomen uit nabijheid van familieleden door de institutionalisering van onder andere ouderenzorg. Door het samenwonen met de oudere maakt deze kant van zorg (en het lichaam) deel uit van de woonsituatie. Uiteraard worden de meeste taken die vallen onder lichaamswerk uitgevoerd door thuiszorg, dus taken zoals beschreven door Twigg et al. (2011) als het werk dat direct gericht is op het iemand anders lichaam, gedaan door thuiszorg. Maar er komen aspecten van dit zogenoemde lichaamswerk door het samenwonen k voor rekening van sommige families. Hierover moet worden gesproken en van worden bepaald wat (in dit geval voor mijn tante ) de grens is aangaande het uitvoeren van die taken.

Hetzelfde geldt voor de familie Poelman6. Hier gaat het over het aangeven door Maria, de schoondochter, wat haar limiet is bij de persoonlijke verzorging van haar schoonmoeder. De meeste lichamelijke zorgtaken worden door Maria niet als vervelend ervaren, maar bij een specifieke taak is de persoonlijke grens van Maria bereikt. Wanneer haar schoonmoeder heeft overgegeven, wil (en zal) Maria het niet opruimen. ”Maar dat ruim ik niet op, bloed en poep maakt me niet uit maar tegen overgeven kan ik echt niet” (Maria, 01-04-2016). Hier gaat het om het vasthouden van wat iemands grens is ten opzichte van een bepaalde zorgtaak, en dit heeft niet zozeer te maken met wie er verzorgd moet worden. In de situatie van mijn tante is het niet willen uitvoeren van persoonlijke verzorging van het lichaam gerelateerd aan de in het verleden opgebouwde band met wie ze moet verzorgen, haar moeder. De grenzen waaraan hier vastgehouden wordt representeren een thuis voor de mantelzorger waarbij specifieke taken niet in hun heaven thuishoren. Om dit in stand te houden binnen de nieuwe woonsituatie, wordt door deze familieleden geweigerd om bepaalde taken op zich te nemen. Dit is voor elk individu anders en hangt dus niet alleen samen met de onderlinge relaties. Zoals we eerder al hebben gezien, worden de gestelde grenzen tegelijkertijd constant ter discussie gesteld en overschreden.

47 Voor sommige ouderen die mantelzorg krijgen van hun familie is het krijgen van lichamelijke

verzorging door de familie niet gewenst. Volgens Twigg (2002) is het lichaam en de bijkomende zorg een privé aangelegenheid die of alleen of enkel in de aanwezigheid van een partner mag worden verricht. Haar benadering dat lichamen behoren tot de privé sfeer is gerelateerd aan het bijkomende grenzenwerk. “Binnen de sociale zorg wordt dit gezien als persoonlijke zorg gevormd door de dingen de een volwassene normaliter zelf doet: aankleden, wassen en toiletbezoek. Dit markeert in de moderne maatschappij de grens van wat daadwerkelijk privé is (ibid, p. 429). Mevrouw Van de Plas7 die bij haar dochter in een mantelzorgwoning in de tuin woont, vertelt dat het haar niet zou uitmaken of haar dochter of de thuiszorg haar helpt met de persoonlijke verzorging. Maar zij vindt dat haar dochter dat niet zou moeten doen omdat ze hier niet voor is opgeleid. In plaats van expliciet haar grenzen aan te geven in wie haar helpt met deze privé taken doet zij dit op een impliciete manier; het opgeven van een andere reden. In tegenstelling tot mevrouw Van de Plas, waren andere ouderen hier directer in; een alarmknop niet willen gebruiken, het niet eens zijn met het nieuwe doucheschema, of de thuiszorg niet willen ontvangen. Deze voorbeelden komen uit de verschillende families, het is niet direct relevant wie dit waren, waar het om gaat is dat het manieren zijn voor die ouderen om te kunnen omgaan met de beslissingen die worden gemaakt over (de verzorging van) hun lichaam. De ouderen ageren tegen de beslissingen die voor hen worden genomen over de persoonlijke verzorging. Dit doen ze omdat voor hen thuis ook betekende dat deze persoonlijke verzorging in je eigen veilige omgeving alleen kon doen. De onenigheid hierover is een manier om dit te blijven behouden.

3.2.3Z

ELFZORG

In deze laatste paragraaf wordt gekeken naar hoe zelfzorg een vorm van grenzen maken is binnen de families waarbij mantelzorg aan de orde is. Naast dat de meeste ouderen thuiszorg en aanvullende hulp als dagopvang ontvangen, kunnen hun familieleden ook grenzenwerk gebruiken om op bepaalde punten de last van zorgen te verminderen; wat een veel besproken aspect is als het om mantelzorg gaat.

Zoals gedurende deze thesis is gebleken dat in een aantal van de families de volwassen kinderen mantelzorg verlenen aan hun ouders. Voor Vera Postma7, die haar moeder dichtbij haar heeft wonen

48 in de achtertuin was het zorgen voor haar moeder een wens. Echter wanneer de thuiszorg haar vraagt om meer zorgtaken voor haar moeder over te nemen weigert Vera om zichzelf zo in

bescherming te nemen. Volgens Vera moet zij zich als mantelzorger zich er tegen beschermen dat de zorg niet te belastend wordt voor haar; ze moet voor zichzelf opkomen om te zorgen dat ze het zorgen kan volhouden. Het weigeren van Vera om de thuiszorg tegemoet te komen door meer taken op zich te nemen is haar manier van zelfzorg. De noodzaak van zelfzorg door mantelzorgers wordt door Piercy (2007) in haar artikel over intergenerationele zorg benadrukt; “zeer betrokken

zorgverleners moeten zowel instrumentele als emotionele steun krijgen van familie en formele zorgdiensten. Vera gebruikt naast steun van overige familieleden (haar broers, echtgenoot, en kinderen) en de steun van buren, ook het aangeven van haar grenzen als zelfzorg.

In sommige andere families kwamen vergelijkbare voorbeelden van zelfzorg voor. In de familie Meijer wordt er bewust gekozen voor het inzetten van mantelzorgondersteuning voor de zorg van Abel’s moeder, zodat Abel en Daphne onder andere op vakantie kunnen. Daarnaast hebben zij geprobeerd om met de hulp van familie de zorg voor Abel’s moeder te verdelen. Bovendien is de aanwezigheid van thuiszorg zelf ook al een vorm van zelfzorg.

Het gebruik van zelfzorg als een vorm van grenzenwerk wordt binnen de families toegepast om het volwassen kind dat mantelzorg verleent tegen zichzelf te beschermen. Het is moeilijk om in de families waar dit niet tijdens het veldwerk zichtbaar was of werd besproken, te ontdekken of de zorg te belastend is. Echter, het uitvoeren van zelfzorg zoals in de Postma familie, is een manier van het behouden van grenzen aangaande zorgpraktijken. En op deze manier wordt afgebakend wat de mantelzorgers accepteren binnen hun haven en heaven. Hierdoor wordt deze zelfzorg een strategie om met dilemma’s om te gaan (de last van zorgen) om zo thuis te kunnen waarborgen . Deze strategie van zelfzorg komt overeen met hoe Alba (2016) grenzenwerk linkt aan de invloed van grenzen op de “acties en mentale oriëntatie” (p. 22) van mensen. Wat betreft thuis weerspiegelt zelfzorg dat de familieleden momenten voor zichzelf nodig hebben (hun heaven) om zo hun veilige haven op momenten comfortabel te maken.