• No results found

Hoofdstuk 4: Alternatieven voor de begroting van letselschade bij kinderen

4.4 Herstel in de ontstane toestand als uitgangspunt

4.4.2 Fondsvorming

Een manier van begroten waarbij tevens herstel in de ontstane toestand het uitgangspunt is, is fondsvorming. Bij fondsvorming wordt er een zodanig bedrag toegekend aan

schadevergoeding dat een fonds opgericht kan worden, waaruit extra’s gefinancierd kunnen worden om het leven van het slachtoffer zoveel mogelijk te veraangenamen. De gedachte achter fondsvorming is dat met het beschikbaar stellen van een bedrag aan schadevergoeding het kind op een zo aangenaam mogelijke manier kan leven zonder dat het verlegen zit om verzorging of andere voorzieningen.191 Deze gedachte ligt ook ten grondslag aan de herstelgerichte benadering. Het verschil is dat er bij fondsvorming geen onderscheid wordt gemaakt tussen immateriële en materiele schade en dat er met het bedrag een fonds wordt opgericht. Ter ondersteuning van deze benadering wordt in de literatuur verwezen naar een uitspraak van het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao192 en de rechtbank Zutphen193. In beide zaken werd bij jonge kinderen een totaalbedrag aan schadevergoeding vastgesteld om

189 Van Dijck, NJB 2016, p. 1615.

190Rechtbank Zwolle 23 december 1992, VR 1995, 203. 191 Van Dort 2009, p. 125.

192 GEA Curacao 15 januari 1973, NJ 1973, 314.

44

een fonds te stichten zonder een onderscheid te maken tussen immateriële en materiele schade en met als doel dat het slachtoffer zich niet hoeft te bekommeren om een geldtekort en zich kan ontplooien.194

Voor wat betreft de effectiviteit, uitvoerbaarheid, efficiëntie en juridische inpasbaarheid van deze manier van begroten kan worden aangesloten bij hetgeen hierover is genoemd bij de herstelgerichte benadering. Opmerking verdient nog dat in de besproken rechtspraak het verminderde ziektebesef werd genoemd als rechtvaardiging om (slechts) een bedrag toe te kennen waarmee het leven van het kind kon worden veraangenaamd. Het verminderde besef, en daardoor veranderde behoeftes, van het kind is mijns inziens echter niet relevant voor het begroten van de schade en bovendien niet erg sympathiek.195 Bij fondsvorming wordt bovendien geen onderscheid gemaakt tussen materiële en immateriële schade, terwijl dit in het huidige schadevergoedingsrecht wel als twee soorten schade worden gezien die

afzonderlijk van elkaar vergoed dienen te worden. Het is bij fondsvorming daardoor nog moeilijker controleerbaar dan bij de herstelgerichte benadering of sprake is van een zo volledig mogelijke vergoeding.196

4.5 Tussenconclusie

In dit hoofdstuk zijn de verschillende alternatieven voor het begroten van letselschade bij kinderen besproken. De alternatieven zijn gewogen aan de hand van vier toetsingscriteria: effectiviteit, uitvoerbaarheid, efficiëntie en juridische inpasbaarheid. De weging van deze toetsingscriteria per oplossing is geïllustreerd aan de hand van de Matrix ‘weging

oplossingen’, te vinden in Bijlage I.

Grofweg zijn er drie begrotingsrichtingen te onderscheiden: concrete begroting, abstracte begroting en begroting met herstel in de ontstane toestand als uitgangspunt. Bij de concrete begroting kan onderscheid worden gemaakt tussen het Persoonlijk Modaal Model, het bestedingsbehoeftemodel en de capaciteitenbenadering. Het bestedingsbehoeftemodel en de capaciteitenbenadering geven slechts een alternatief voor de rekenmethode van de

arbeidsvermogensschade, maar blijven verder binnen de kaders van het klassieke model van concrete begroting. Hierdoor kunnen deze methoden mijns inziens geen oplossing bieden

194 GEA Curacao 15 januari 1973, NJ 1973, 314. 195 Van Dort 2009, p. 129.

45

voor de eerder geconstateerde problemen. Het Persoonlijk Modaal Model brengt een grotere verandering in de wijze van begroten met zich mee, doordat wordt overgegaan op een meer abstracte vorm van begroten wanneer concrete begroting niet mogelijk is. Hierdoor scoort dit alternatief beter op het gebied van de effectiviteit, uitvoerbaarheid en efficiëntie. Toch zal waarschijnlijk veel onzekerheid en discussie blijven bestaan over de schadebegroting, omdat de concrete begroting het uitgangspunt blijft.

De abstracte begroting kan worden onderscheiden in de volledig abstracte begroting, waarin de neutrale maatmens uitgangspunt kan zijn, en normering. Begroting aan de hand van de volledig abstracte begroting is effectief, praktisch uitvoerbaar, efficiënt en juridisch inpasbaar. De schade van het slachtoffer wordt zo volledig mogelijk vergoed op een manier die haalbaar, niet speculatief en niet discriminatoir is. Dit geldt in mindere mate voor normering, omdat normen vaak niet wetenschappelijk zijn onderbouwd en bovendien nog ontwikkeld moeten worden. Kanttekeningen bij beide begrotingswijzen zijn het probleem van deductie en de enkele gerichtheid op financiële compensatie in plaats van herstel.

Bij de begrotingswijze waarin herstel in de ontstane toestand het uitgangspunt is, kan

onderscheid worden gemaakt in de herstelgerichte (of ‘wat nu’) benadering en fondsvorming. In beide benaderingen staan de behoeften van het slachtoffer centraal, hetgeen mijns inziens voor nog meer discussie en onzekerheid zal zorgen dan thans het geval is. Hierdoor scoort deze benadering gemiddeld op het gebied van de effectiviteit en relatief slecht op het gebied van de uitvoerbaarheid en efficiëntie. Deze benadering is bovendien minder goed juridisch inpasbaar dan de andere alternatieven, omdat gebruik wordt gemaakt van een geheel ander schadebegrip. Voordeel van deze begrotingswijze is dat in dit model als enige ruimte is voor aandacht aan immateriële behoeften, en daarmee herstel, van het slachtoffer.

In hoofdstuk 5 zal er antwoord worden gegeven op de aan het begin van dit onderzoek gestelde onderzoeksvraag en zullen er aanbevelingen worden gegeven omtrent de wijze waarop de schadebegroting van jonge letselschadeslachtoffers het beste kan worden ingericht in de praktijk.

46

Hoofdstuk 5: Conclusie en aanbevelingen