• No results found

Hoofdstuk 5: Conclusie en aanbevelingen

5.2 Aanbevelingen

5.2.1 Praktische uitvoerbaarheid

5.2.1.1 Differentiatie naar schadepost

Uit de conclusie is gebleken dat de volledig abstracte begroting, waarbij de neutrale maatmens het uitgangspunt is, zorgt voor de meest rechtvaardige schadebegroting bij kinderen met letselschade. Alhoewel deze methode daarom de voorkeur verdient, kan voor sommige schadeposten een andere vorm van begroten meer passend zijn. Het verschilt immers per schadepost op welke manier de beschikbare gegevens gewaardeerd kunnen worden. Differentiatie per schadepost is mijns inziens dan ook noodzakelijk om tot een werkbaar nieuw instrument voor het begroten van letselschade bij kinderen te komen. Voor het ontwikkelen van all-in bedragen, hetgeen inhoudt dat er één bedrag wordt uitgekeerd waarin alle schadeposten zijn meegenomen, zal moeilijk voldoende draagvlak verkregen kunnen worden.197 Bovendien is het niet controleerbaar of op die manier nog wel zo veel mogelijk de volledige schade wordt vergoed.

De belangrijkste schadeposten op het terrein van letselschade zijn: de

arbeidsvermogensschade, de verzorgingskosten en de immateriële schade. De

arbeidsvermogensschade is goed bepaalbaar aan de hand van statistische gegevens. Het CBS en Nibud hebben gegevens in beheer omtrent het gemiddelde inkomen van de Nederlandse bevolking. De volledig abstracte methode kan bij deze schadepost dus goed worden toegepast.

197 Bunt, MvV 2017, p. 93.

49

De verzorgingskosten, waaronder de kosten omtrent medische behandelingen, revalidatie en invaliditeit vallen, zullen enkel volledig abstract te begroten zijn voor zover er statistische gegevens bekend zijn. Indien deze gegevens niet aanwezig zijn, is het wellicht nodig om normen te ontwikkelen omtrent bijvoorbeeld de gemiddelde verzorgingskosten per type letsel. De immateriële schade is volledig afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden van het slachtoffer en daardoor niet objectief bepaalbaar. Elk bedrag dat op dit moment aan

immateriële schadevergoeding wordt toegewezen is in zekere zin een norm. Normering lijkt voor deze schadepost daarom een beter passende begrotingsmethode. Normering van smartengeld zou inhouden dat per type letsel bedragen worden vastgesteld. De Smartengeldgids kan hierbij als uitgangspunt dienen. Eventueel kunnen de bedragen ingedeeld worden naar leeftijd van het slachtoffer. Het schadebedrag zal dan minder zijn naarmate het slachtoffer ouder wordt, omdat de looptijd van de schade dan korter is. Een commissie van deskundigen zou de typen letsel kunnen bepalen en daaraan richtbedragen kunnen verbinden.198

5.2.1.2 Onderscheid tussen kinderen en volwassenen?

De abstracte begroting, waarbij rekening wordt gehouden met een differentiatie naar

schadepost, zou bij kinderen van 0 t/m 16 jaar mijns inziens het uitgangspunt moeten vormen. Op het moment dat er te weinig persoonlijke omstandigheden voorhanden zijn om de

toekomst op te baseren zouden we weg moeten blijven van giswerk en speculaties en ons moeten richten op wat wel bekend is. De volledig abstracte begroting is dan de beste manier om tot een zo volledig mogelijke schadevergoeding te komen. Toch kunnen ook bij

(jong)volwassenen veel onzekerheden bestaan over de toekomst. De toekomst blijft immers moeilijk te voorspellen. Bij slachtoffers van ouder dan 16 jaar zou daarom van de volledig abstracte schadebegroting gebruik gemaakt kunnen worden indien er te weinig persoonlijke omstandigheden voorhanden zijn om concreet te begroten.

5.2.1.3 Invoering

Een wijziging van de wet is voor toepassing van deze wijze van begroten in principe niet nodig. Wel is het noodzakelijk om dit voorstel onder de aandacht te brengen bij professionals, zodat voor alle betrokken partijen duidelijk is wanneer van de abstracte begroting gebruik gemaakt dient te worden. Op dit moment wordt immers zeer terughoudend van de abstracte

198 Giesen e.a. 2001, p. 153.

50

begroting gebruik gemaakt. Overwogen kan worden om dit voorstel geleidelijk in te voeren, beginnend bij kinderen uit de jongste leeftijdscategorie. Bij deze groep kan met grote

zekerheid gezegd worden dat er te weinig concrete aanknopingspunten aanwezig zullen zijn. De volledig abstracte begroting zou achtereenvolgens ingevoerd kunnen worden bij kinderen met een leeftijd van 0 t/m 4 jaar, 5 t/m 12 jaar en 13 t/m 16 jaar. Het voorstel zou in de vorm van een pilot uitgeprobeerd kunnen worden. Het verdient bovendien aanbeveling om een formele uitvoeringstoets uit te voeren.199

5.2.2 Een onafhankelijke organisatie

Los van een wijziging van de begrotingswijze zou ik ervoor willen pleiten om de uitvoering van de schadebegroting neer te leggen bij een onafhankelijke en deskundige organisatie. Bij kinderen van 0 tot 16 jaar, waarbij de abstracte begroting in ieder geval toegepast zou moeten worden, kan bij de onafhankelijke organisatie bijvoorbeeld de vraag neergelegd worden welke gegevens of normen gebruikt zouden moeten worden. In andere leeftijdscategorieën kan de onafhankelijke organisatie op basis van de voorhanden zijnde persoonlijke omstandigheden ook een keuze maken voor de klassieke (concrete) begrotingswijze of de volledig abstracte begrotingswijze. Op die manier blijft men zo veel mogelijk weg van vervelende discussies tussen partijen die erg belastend zijn voor het slachtoffer. Bovendien ontstaat hierdoor wellicht meer ruimte om aandacht te besteden aan de immateriële behoeften van het

slachtoffer, hetgeen bevorderlijk is voor het herstel. Verzekeringsmaatschappijen, die tijdens onderhandelingen veelal in de plaats treden van de aansprakelijke partij, zijn private

instellingen wiens belang het is om de kosten zo laag mogelijk te houden. Dit brengt een berekende en vaak wat aanvallende houding met zich mee. De verantwoordelijkheid ten aanzien van het herstel van het slachtoffer bij verzekeraars neerleggen lijkt mij dan ook niet haalbaar. Dit wordt wellicht anders wanneer de uitvoering van de begroting door hen uit handen wordt gegeven aan een onafhankelijke organisatie. Een aanvallende houding is dan niet meer noodzakelijk en de onafhankelijke organisatie kan er dan op toezien dat voldoende aandacht is voor immateriële behoeften van het slachtoffer, zoals erkenning en excuses. Voor de oprichting van een onafhankelijke organisatie zou aansluiting gezocht kunnen worden bij het Instituut Asbestslachtoffers.200 Binnen de kaders van dat Instituut worden de

199 Zie de website van het kenniscentrum wetgeving en juridische zaken (www.kcwj.nl). De uitvoeringstoets betreft een op bestuurlijk niveau gegeven oordeel van een uitvoeringsorganisatie over de uitvoerbaarheid van een gekozen beleids- of wetgevingsvoorstel.

51

schadeclaims van asbestslachtoffers door een onafhankelijke derde bemiddeld en afgehandeld zonder dat er een rechter aan te pas komt. Het verdient mijns inziens aanbeveling om het werkterrein van dat Instituut te verbreden tot de afwikkeling van alle schadegevallen of in aanvulling op dat Instituut een aparte, onafhankelijke organisaties op te richten. Procedurele normen die voor dit Instituut zijn ontwikkeld, kunnen waarschijnlijk ook op een ander terrein goede diensten bewijzen. Daarbij kan het hanteren van normbedragen en objectieve gegevens zorgen voor een versnelde procedure.201

Ik kijk uit naar een letselschadepraktijk waarin het slachtoffer daadwerkelijk centraal staat. Na een ongeval waarbij een kind betrokken is, zou het leven van het slachtoffer en diens familie niet 15 jaar lang in het teken van een gerechtelijke procedure, en met name de

schadebegroting, moeten staan om schadevergoeding te krijgen. Voor mijn familie is dit leed helaas niet meer terug te draaien, maar wie weet wat er in de toekomst mogelijk is?

“The future depends on what you do today.” – Mahatma Ghandi (1869 – 1948)

201 Giesen e.a. 2001, p. 149.

52

Hoofdstuk 6: Literatuurlijst