• No results found

Fleur Boselie-Abbenhuis: programmamanager van het programma prestatieafspraken en profilering binnen de directie hoger onderwijs en studiefinanciering.

Saskia Rijghard: procesmanager van het programma prestatieafspraken en profilering binnen de directie hoger onderwijs en studiefinanciering afdeling beleid.

Locatie: Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, Den Haag. Datum: 07-04-204

Interviewer: Harm Jan van der Spek

OCW

Prestatieafspraken gemaakt, hoe kunnen we er voor zorgen dat de prestaties daadwerkelijk gerealiseerd worden, wat is daar voor nodig? Hoe zit de prestatiebekostiging in elkaar en hoe gaan we het proces evalueren? Nadenken over de toekomst van prestatiebekostiging. Hoe kunnen we profilering van instellingen verder bevorderen? Hebben we daar een taak en hoe kunnen we dat het beste doen?

Prestatieafspraken Algemeen

Prestatieafspraken en prestatie-indicatoren kun je niet los van elkaar zien. Prestatie-indicatoren is een deel van de invoering van prestatieafspraken. We wilden afspraken maken op drie terreinen: onderwijs kwaliteit en studiesucces, profilering en valorisatie. Het ging hier om een totaal verhaal. Universiteiten moesten een plan schrijven wat zij op deze drie hoofdterreinen de komende jaren gingen realiseren. Voor onderwijskwaliteit en studiesucces zijn daar prestatie-indicatoren bijgekomen om de ambities te kunnen formuleren. Voor de profilering en valorisatie waren geen goede studie-indicatoren voor handen.

Bekostigingsmodel was gebaseerd op zoveel mogelijk studenten binnen halen wat leidde tot het meeste geld. Politiek was er de roep heel sterk, op basis van het rapport Veerman, om kwaliteit te gaan bevorderen in plaats van kwantiteit. Indicatoren geven een deel van de werkelijkheid van kwaliteit weer. We hebben voor individuele afspraken gekozen, passend bij de uitgangssituatie van de individuele universiteit.

Interactie

Belangrijkste stakeholders: studenten, docenten en werkgevers voor wie onderwijskwaliteit van belang is. Samen is het zoeken naar de beste indicatoren van wat kwaliteit is. Indicatoren moeten passen bij de administratie de ze hebben. Ze moeten dus relevant zijn maar ook goed aansluiten bij de huidige informatievoorziening binnen een universiteit.

Studenten zijn niet betrokken bij het hoofdlijnenakkoord omdat het een akkoord was tussen de overheid en universiteiten. Het is een afspraak tussen degene die het moeten doen en die daar toezicht op hebben, dus de overheid. Studentenpartijen zijn wel betrokken in bij de invulling van de strategische agenda waarin werd besloten om prestatieafspraken in te voeren.

Ook zijn studenten en docenten betrokken geweest bij de invulling van de ambities van de prestatieafspraken, maar dus niet bij het ontwerp van de prestatie-indicatoren. Hiermee hebben we wel geprobeerd om draagvlak te krijgen en het hun eigen ambities te laten worden. De verantwoordelijkheid lag wel bij de universiteiten zelf om input te vragen bij de medezeggenschapsraden van docenten en studenten.

76 Bij de door ontwikkeling van de prestatieafspraken is er wel meer overleg met studentenpartijen. Uiteindelijk is het een instrument wat op de werkvloer gestalte moet krijgen en waarbij we proberen iedereen in de goede positie te krijgen om ook te controleren of het goed werkt.

Variëteit

We hebben bewust gezocht naar een mix van indicatoren waarin niet alleen studiesucces (uitval en rendement) wordt benadrukt, maar zeker ook, wat anderen misschien meer recht aan kwaliteit vinden doet, indicatoren als niveau van docenten, aantal contacturen en excellentie. We hebben naar een optimale mix gezocht, de praktijk zal moeten uit wijzen of het een ideale mix is. Het is wel zo dat we blijven zoeken naar de ideale mix. We proberen daar zo veel mogelijk grip te krijgen om kwaliteit zodat we steeds dichterbij de totale grip van kwaliteit komen.

Dynamiek

Er is bewust gekozen om de universiteiten de ruimte te geven om te kiezen voor een eigen invulling van de prestatie-indicatoren. Voor de prestatie-indicator excellentie was er vanuit de politiek de grote wens om hierbij aan te sluiten bij de oordelen van de NVAO (Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie). Deze organisatie beoordeelt opleidingen op onvoldoende/voldoende/goed/zeer goed/excellent. De NVAO wordt in de politiek gezien als de effectieve beoordelaar van kwaliteit. Echter waren er nog maar weinig opleidingen die door de NVAO waren beoordeeld. Onderzoek wijst uit dat we het goed doen voor de zwakke en gemiddelde student. De excellente student wordt echter te weinig uitgedaagd. Als het om kwaliteitsverbetering moet gaan, stelde de universiteiten voor om hier verbetering te stimuleren. Studenttevredenheid vonden wij ook wel een goede indicator alleen blijkt het dat deze cijfers lastig te vergelijken zijn. Studenten in het westen van het land blijken veel kritischer te zijn dan studenten in het noorden en oosten van het land. In die zien was dat ook niet zalig makend. Binnen je eigen instelling zou je hier natuurlijk wel mee kunnen vergelijken. De keuzen voor één van de drie indicatoren is overgelaten aan de universiteiten zelf. Het selectieve budget is voor universiteiten anders ingericht dan voor HBO instellingen. Alleen hogescholen zijn in de gelegenheid gesteld om een aanvraag te doen voor een centre op expertise. De universiteiten konden hier niet voor kiezen. Ze zijn wel degelijk gevraagd om plannen op het gebeid van valorisatie in te dienen. Het instrument Centre of Expertise, is geen instrument dat aansluit bij universiteiten. Aan universiteiten is heel duidelijk gevraagd in hun profilering plannen inhoeverre zij aansloten bij topsectoren en grand challengens (maatschappelijke uitdagingen van de EU). Zeker ook de universiteiten zijn daar op getoetst. Universiteiten richten zich ook meer op internationaal niveau daar waar de centres of expertise heel erg regionaal gericht zijn. Het instrument is hier anders. Universiteiten zijn in grote verbanden betrokken. Centre of expertise is minder relevant voor universiteiten, maar betekent niet dat ze er niet bij betrokken zijn, sommigen zijn dus dat wel.

In de door ontwikkeling van de prestatieafspraken is universiteiten gevraagd om op zoek te gaan naar indicatoren voor valorisatie, VNO-NCW is hierbij ook betrokken. Het is ook wederzijds dat hier meer impulsen aangegeven kunnen worden. Zowel vanuit universiteiten als vanuit het bedrijfsleven.

Kwaliteitsbelangen

We zijn continu op zoek naar de goede indicatoren van kwaliteit. Naar de goede definitie van kwaliteit en hoe je deze definieert. Dit is een continue vraag waarmee we bezig zijn. We zijn verplicht om samen met de universiteiten continu op zoek te gaan naar de juiste definitie van kwaliteit en hoe je deze operationaliseert. Deze definitie is ook onderhevig aan de maatschappelijke definitie van kwaliteit. De definitie die we 10 jaar geleden hanteerde is ook anders dan nu. Je moet bij dit systeem

77 continu blijven evalueren. Hechten we op dit moment hier het meeste belang aan? Kwaliteitscultuur wordt ook steeds belangrijker. Wat zijn de voorwaarde om kwaliteit tot stand te brengen binnen de instellingen. Zou je op zoek moeten naar indicatoren die hier nog meer inrichting aangeven? Vragen waarmee we bezig zijn die tot uitdrukking moeten komen in de prestatieafspraken. Hoe laat je de maatschappelijke discussie waarin aandachtspunten naar voren komen landen in een systeem van prestatieafspraken? Daar zijn we naar op zoek. De huidige prestatieafspraken zij gebaseerd op de discussie die toen gevoerd werd. Er zitten gelukkige en minder gelukkige keuzes in. Het is onderhavig aan het systeem dat bij een volgende ronde er aanpassingen plaats vinden. De vraag van de maatschappij aan universiteiten veranderd ook steeds. We moeten op zoek naar een systeem wat tegemoet komt aan de veranderende definities van kwaliteit. We moeten de indicatoren niet vastleggen voor de komende jaren dat dan doe je geen recht aan de dynamische discussie van kwaliteit en de veelvormigheid van kwaliteit. Je kunt vanuit heel veel verschillende invalshoeken kijken naar kwaliteit. Het is nooit op enig moment het perfecte systeem, zo realistisch moet je zijn.

Rol van de overheid

Moet de discussie van de overheid tussen de verschillende partijen in goede banen leiden. Tevens ook zorgen dat er in de wet en regelgeving de ruimte is om de ambities te realiseren. De discussie moet ook binnen de instellingen gevoerd worden.

Type Prestatie-Indicatoren

In het systeem zitten zowel kwantitatieve als kwalitatieve indicatoren. De afrekening vindt uiteindelijk plaats op de kwantitatieve indicatoren. Het gehele voorstel is ook op basis van ambities kwalitatief. De toekenning van het geld is kwalitatief geweest. 5% is voorwaardelijk financiering. 2% is selectieve budget en is verdeeld op basis van beoordelingen van de reviewcommissie. Iedereen die voldoende had kreeg iets, maar onderlinge kwaliteitsverschillen werden extra beloond.

Er hoeft geen finaal antwoord te zijn op wat onderwijskwaliteit is. Het is wat er op dat moment vanuit de maatschappij gevraagd wordt.

Suggesties Verbetering

Prestatieafspraken hebben geleid tot veel contact tussen de overheid en de individuele universiteiten. Beslissingen voor lastige keuzes zijn in een stroomversnelling gebracht. Universiteiten werden geprikkeld/geactiveerd om na te denken over hun ambities, zwaartepuntvorming en profilering. Er is een soort dynamiek op gang gekomen tussen universiteiten die elkaar opzoeken in allianties. Er zijn meer excellentie trajecten en verbreding van opleidingen.

In de verdere ontwikkeling van de prestatieafspraken komt prestatiecultuur steeds meet ter sprake. Wat moet er in jou cultuur tot stand worden gebracht om die kwaliteit te kunnen leveren. Binding van studenten is bij de university colleages belangrijk. De binding in vorm van communities verhoogt de prestaties van docenten, studenten en instellingen. Dit probeer je in de volgende ronde meer tot uiting te laten komen. Er is veel veranderd vergeleken met een aantal jaren terug.

78

Bijlage 5.8 – Interview D66