• No results found

Financiële uitgangspunten

In document Programmabegroting 2018 (pagina 162-165)

Programma 6 Middelen

6. Financiële begroting

6.2 Financiële uitgangspunten

Voor de samenstelling van de begroting 2018 en de meerjarenramingen 2019-2021 zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

Algemeen begrotingsuitgangspunt

Algemeen uitgangspunt voor de begroting is dat er sprake dient te zijn van een structureel sluitende begroting.

Algemene uitkering

Bij de berekening van de algemene uitkering voor de meerjarenraming is uitgegaan van de uitkeringsfactor op basis van constante prijzen. De algemene uitkering is gebaseerd op de meicirculaire van 2017.

Tarieven en leges

Zoals gebruikelijk zullen de tarieven in de raad van december 2016 worden voorgelegd ter besluitvorming. Waarbij de tarieven waarvoor landelijk een maximum is vastgesteld uiteraard in ogenschouw worden genomen.

a) De inkomstentarieven van de OZB zijn in de begroting 2018 niet geïndexeerd.

b) De inkomstentarieven voor de overige belastingen stijgen met de inflatie van 1,40%, zoals opgenomen in de perspectiefnota 2018.

c) De leges worden niet in algemene zin verhoogd met de prijsinflatie, tenzij blijkt dat op basis van kostendekkendheid de tarieven verhoogd c.q. verlaagd moeten worden.

d) De opbrengsten uit hoofde van de afvalstoffenheffing en de rioolheffing zijn berekend op basis van een kostendekkend tarief. Zie hiervoor de paragraaf lokale heffingen.

Prijs- en loonstijging

a) De loonkosten in de begroting 2018 zijn gebaseerd op het in 2017 gesloten CAO akkoord. Dit akkoord heeft een looptijd tot 1 januari 2019.

b) Actualisaties vanwege hoeveelheidsverschillen zijn verwerkt in de begroting 2018. Voor wat betreft prijsverschillen wordt uitgegaan van de nullijn, dat wil zeggen dat deze opgevangen dienen te worden binnen de huidige budgetten. In de begroting 2018 is ook geen stelpost aanwezig om prijscompensatie gedurende het jaar op te vangen.

c) Subsidies. In 2018 zijn de outputcontracten met 1,5% geïndexeerd (€ 91.500). Daarnaast is het budget voor activiteitensubsidies met € 75.000 opgehoogd. Er vindt geen verrekening achteraf plaats van de werkelijke materiële- of loonkosten. Er wordt afgezien van

automatische prijscorrectie op de subsidies. Deze worden alleen specifiek toegekend.

Rente

Bij het bepalen van de kapitaallasten op investeringen wordt een interne rekenrente van 1,60%

gehanteerd. Bij de perspectiefnota 2018 werd nog uitgegaan van 1,75%. Dit percentage is verder gedaald vanwege de nog grotere terugloop van de externe financiering. De gemiddeld betaalde externe rente is de afgelopen jaren gedaald omdat:

- Het beleid van de gemeente om zoveel mogelijk kort te financieren. Korte termijn rente is veel lager dan de rente voor langlopende leningen. De rente op korte leningen is zelfs negatief (geweest), waarbij er een rentevergoeding werd ontvangen in plaats van betaald.

- De gemeente een aantal oudere (duurdere) leningen regulier heeft afgelost en geherfinancierd met leningen met een lager rentepercentage.

- De gemeente Oosterhout vooral in recente jaren veel nieuwe leningen heeft afgesloten, waarvan de rentepercentages veel lager zijn dan oudere, bestaande leningen (eind 2010 € 50,1 miljoen vreemd vermogen, eind 2015 € 99,4 miljoen vreemd vermogen). Dit doet het gemiddelde van de betaalde rente dalen.

- De hoeveelheid benodigd vreemd vermogen is in 2017 teruggelopen, waardoor er minder rente wordt betaald.

In 2018 wordt er geen rente bijgeschreven op de aanwezige reserves. Conform voorschriften uit het besluit Begroting en Verantwoording wordt ook aan voorzieningen geen rente toegevoegd.

Rente GREX

Naar aanleiding van de gewijzigde voorschriften van de BBV is de toerekening van rente aan grondexploitaties gewijzigd. Dit is mede ingegeven door de feitelijke rente-ontwikkeling, en door het feit dat er over eigen vermogen geen rente meer mag worden toegerekend, hetgeen voor onze gemeente een groot effect heeft. Derhalve hebben wij intern ook het rentebeleid moeten aanpassen.

Hierbij maken we onderscheid in de rente die daadwerkelijk wordt toegerekend (nacalculatorisch) en de rente die voorcalculatorisch bij herijkingen (looptijd van soms 8 tot 10 jaar vooruit) wordt

toegepast.

Voor de meerjarenbegroting 2018 is de volgende berekenwijze binnen de functie grondexploitaties afgesproken:

De rekenrente voor de reguliere begroting bedraagt 1,0%

De voorcalculatorische rekenrente bedraagt voor alle prognoses ongeacht de looptijd 1,0%

De hoogte van de nacalculatorische rente is gebaseerd op de feitelijk betaalde rente van het vreemd vermogen binnen de totale financieringsportefeuille.

Ruimte voor nieuw beleid

In financiële zin is er geen extra ruimte voor nieuw beleid in jaren 2018 tot en met 2021 opgenomen.

Post onvoorzien

In de begroting en meerjarenramingen wordt jaarlijks ruimte opgenomen voor “onvoorzien”. Voor 2018 bedraagt dit een bedrag van € 175.000. Hier wordt de structurele doorwerking niet automatisch vertaald, maar vormt onderdeel van de discussie over nieuw beleid bij de eerstkomende begroting.

Voorstellen waarbij een beroep wordt gedaan op onvoorzien worden getoetst aan de criteria onvoorzienbaar, onuitstelbaar en onontkoombaar. Het college is bevoegd om, onafhankelijk van de hoogte van het bedrag, te beschikken over de post mits voldaan wordt aan bovenstaande criteria.

Hierover zal achteraf via de concernrapportage worden gerapporteerd.

Investeringen

- Het structurele investeringsniveau ligt in de begroting 2018 op € 5,2 miljoen. Dit is exclusief investeringen op het gebied van riolering en afvalverwijdering. Deze laatste investeringen worden afzonderlijk beschouwd en worden gedekt via een kostendekkend tarief. Het investeringsniveau is exclusief specifieke investeringen ten laste van de vrije reserve.

- Het investeringsplan wordt jaarlijks opgesteld in de vorm van een uitvoeringsplanning, waarbij aangegeven wordt wanneer investeringen daadwerkelijk worden uitgevoerd.

- Met het activeren van de eigen apparaatskosten wordt rekening gehouden met een absoluut bedrag van € 750.000. Deze activering vindt plaats via een standaardopslag op het investeringsbedrag.

- In het investeringsplan worden de investeringen in principe bruto verantwoord, dat wil zeggen exclusief inkomsten (bijdragen derden en/of inzet reserves).

Toerekening overhead

Met ingang van de begroting 2017 is per binnen het BBV ook e.e.a. gewijzigd met betrekking tot de toerekening van overhead. De overhead mag niet langer worden doorberekend naar de producten, maar moet op een apart product inzichtelijk worden gemaakt. Dit in tegenstelling tot de begrotingen tot nu toe, waarbij doorbelasting van de overhead op de producten verplicht was. Daarnaast is er een landelijke definitie van het begrip overhead geïntroduceerd, welke gemeenten moeten hanteren voor het bepalen van de overheadkosten.

Voor producten waar een kostendekkend tarief voor geldt, dient de overhead extracomptabel te worden toegerekend om de mate van kostendekkendheid te bepalen. Hiervoor verwijzen we u naar de paragraaf 5.1. lokale heffingen.

De kosten van overhead worden (extracomptabel) verdeeld op basis van de (directe) personele kosten (inclusief inhuur) per product. De directe personele kosten worden overigens op basis van urenplanningen en tijdschrijfgegevens verdeeld over de producten. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 6.7. Gesloten systemen.

Vennootschapsbelasting

Op grond van Rijksregelgeving zijn gemeenten verplicht vennootschapsbelasting te betalen over die extern geleverde economische activiteiten waarover winst wordt behaald. Voor de gemeente Oosterhout betreft dit de grondexploitaties. Het BBV schrijft voor de VpB-heffing van alle ondernemingsactiviteiten op te nemen, net als overhead, als één bedrag apart zichtbaar in het programmaplan en -verantwoording en in het overzicht van baten en lasten opgenomen worden.

Vanuit de belastingdienst is er echter nog steeds op een heleboel vlakken onduidelijkheid over de manier waarop de belastingdruk wordt bepaald. Wij hebben de VPB-last opgenomen op basis van een ‘pessimistisch’ scenario voor de gemeente Oosterhout (dus een hoge VPB-last). Dit om een heffingsrente achteraf te voorkomen.

In document Programmabegroting 2018 (pagina 162-165)