• No results found

Fauna .1 Zoogdieren

Bostype 4: Het arme Eiken-Haagbeukenbos

2.4.9 Fauna .1 Zoogdieren

In Bijlage 2 staat een overzicht van de waarnemingen van zoogdieren sinds begin jaren ’80. Door de sterk versnipperde bosstructuur, het toegenomen verkeer en de intensivering van de landbouw zijn vele dieren verdwenen (Blontrock, 1994).

Momenteel zijn er geen gegevens bekend over bijzondere zoogdieren in de omgeving van het domeinbos Koekelarebos.

2.4.9.2 Amfibieën en reptielen

Dankzij de vijver in bosplaats Vrouwenvijver zijn in Koekelarebos vijf soorten amfibieën aanwezig. De gewone pad (Bufo bufo), de Bruine kikker (Rana temporia), de Groene kikker (Rana exculenta), de Alpenwatersalamander (Triturus alpestris), en Kleine watersalamander (Triturus vulgaris).

De levendbarende hagedis (Lacerta vivipara) werd in de zomer van 1994 voor het eerst waargenomen op het heideveldje aan de parking (Blontrock, 1994) en zou er nu nog altijd aanwezig zijn (Milieugroep Ruidenberg Koekelare, 2003).

Levendbarende hagedis is een zeldzame soort (Bauwens & Claus (1996). Dit is een typische soort voor heidegebieden en heiderelicten, langs bosranden en in open plekken in bossen.

2.4.9.3 Vogels

In Bijlage 2 zijn waarnemingen sinds begin jaren ‘80 gebundeld. De gegevens werden verstrekt door Blontrock (1994) en Deseure (2002), en aangevuld met data uit de Broedvogelatlas (Vermeersch et al., 2004; UTM5km-hok DS95B; inventarisaties 2000-2002).

De tientallen soorten die geobserveerd werden geven aan dat het domeinbos door zijn specifieke samenstelling en structuur een geschikt habitat vormt voor verschillende vogelsoorten. In de lijst komen zowel soorten voor van jonge, open bossen (Rietgors, Gekraagde roodstaart, Grasmus, Matkop,…), als van structuurrijke bossen met oude bomen (Wielewaal).

Hieronder worden de bijzonder soorten meer uitgebreid besproken, met vermelding van voorkomen als broedvogel in het utmhok, in Koekelarebos, of als bijzondere waarneming zonder gekend broedgeval.

Met uitsterven bedreigde soorten (1 soort)

Watersnip (Bijlage 1 Vogelrichtlijn) wordt soms gezien op de overgang tussen bos en nat weiland, maar broedt niet in Koekelarebos. Watersnip is een soort van natte, lage vegetaties met ondiep water en een zompige ondergrond. Met hun lange snavel kunnen ze vlot ongewervelden uit de bodem halen (Vermeersch et al., 2004).

Bedreigde soorten (5 soorten)

Goudvink (mogelijk broedgeval): De Goudvink is een vrij schaarse broedvogel in Vlaanderen die een erg verbrokkeld verspreidinspatroon vertoont (Vermeersch et al., 2004). Het is een soort van gevarieerde bossen waarin verschillende successiestadia aanwezig zijn. Jong bos (relatief jonge naaldbossen, met hoge dichtheden in jonge sparrenaanplanten), struiklaag in bossen, hakhoutbossen, bosranden, boomgaarden.

In Vlaanderen wordt momenteel vastgesteld dat de biotoopkeuze stilaan wijzigt: een toenemend percentage van de broedparen wordt aangetroffen in besdragende struwelen en vochtige loofbossen met rijke ondergroei (Van Elegem & Anselin, 2001). De aantallen in sparrenaanplanten lijken verder terug te lopen.

Zomertortel (waarschijnlijk broedgeval): Zomertortel is sinds de jaren ’70 geleidelijk achteruitgegaan waardoor het nu dramatisch is gesteld met deze soort in Vlaanderen (Vermeersch et al., 2004). Oorzaken zijn het verminderd voedselaanbod tijdens het broedseizoen (foerageert voornamelijk in zadenrijke hooilanden), gebrek aan nestgelegenheid (geleidelijke overgangen open landschap en bos en kleine landschapelementen) en jacht tijdens de trek.

Het is een soort van uitgestrekte bossen (>50ha) of mozaïeklandschap met open bos met verspreide bomen en struiken. Zomertortel broedt en leeft in open bos en open plekken binnen bos, waarbij de oppervlakte van het territrorium in het broedseizoen meestal <5ha is. In Koekelarebos zouden een 4-tal koppels broeden.

Wielewaal (waarschijnlijk broedend): De Wielewaal is een soort van aaneengesloten opgaande loofbossen (>50ha), met oude, structuurrijke bestanden met dikke bomen. De soort broedt en leeft in het bos. Vlaanderen kent een langdurig doorzettende afname van het broedbestand van Wielewaal. Wielewaal werd regelmatig waargenomen tot 1990, nadien werden de waarnemingen meer sporadisch.

Rietgors komt in dit 5km hok waarschijnlijk voor als broedvogel. Het is een soort van spontaan, jong structuurrijk broekbos met open plekken en rietruigtes (Vermeersch et al., 2004).. Ook in landbouwgebied dat doorsneden wordt door sloten kan de soort algemeen voorkomen. Delen van Welfvenestbos en Vrouwevijver vormen wellicht een geschikte biotoop.

Boompieper : deze soort werd niet waargenomen tijdens de inventarisatieronde (2000-2002) in het kader van de Broedvogelatlas (Vermeersch et al., 2004). Gedurende de periode’84-’88 werd boompieper wel regelmatig waargenomen op het heideveldje.

Boompieper is een soort van jong, structuurrijk en open bos met open plekken, bosranden en boomgroepen, afgewisseld met kale, zandige bodem. Het voorkomen van solitaire bomen als zangpost in of aan de rand van een open plek is belangrijk.

Kwetsbare soorten (4 soorten)

Gekraagde roodstaart : Als broedhabitat kiest deze soort oude grove dennenbossen en gemengde bossen met veel open plaatsen of lichtrijke eiken-berkenbossen (Gabriëls et al., 1994). Hij broedt en leeft in open bos en open plekken binnen bos, met kale, zandige bodem.

Sinds de jaren ’60 ’70 kende de soort een sterke achteruitgang waarbij de soort zich bijna volledig heeft teruggetrokken binnen de zandgronden in de Kempen en Zandig Vlaanderen. Zandig Vlaanderen herbergt zo’n 20% van de Vlaamse populatie. Ouder en ijler worden van bossen en geleidelijke omvorming en dunning van naaldhoutbestanden leveren er geschikte biotopen op.

In Koekelarebos werden tot 1997 regelmatig enkele zangposten ingenomen. Na 1997 werd de soort nog maar sporadisch genoteerd.

Matkop : Matkop is een soort die leeft en broedt binnen jonge wilgen-, berken- en elzenbossen met een groot aandeel dood hout. Het correct inschatten van het aantal broedparen in een atlashok is moeilijk, maar een dalende trend in aantal in Vlaanderen lijkt vast te staan. Het verdwijnen van kleine landschapselementen en het verwijderen van ondergroei in bossen zijn mogelijke oorzaken van de achteruitgang van de soort. Ouder worden van bosgebieden is niet altijd een voordeel voor een soort van jonge bosgebieden zoals de Matkop. Omvormen van naaldbossen in gemengde loofbossen is gunstig indien afgestorven jonge boompjes (vooral berken) blijven staan. Ook zieke of geringde populieren bieden vaak extra nestgelegenheid (Vermeersch et al., 2004)..

Waarschijnlijk broeden 3-4 koppels in het utmhok (inventarisaties in het kader van de Broedvogelatlas (2000-2002)).

Veldleeuwerik : deze kwetsbare soort is typisch voor open landbouwgebied (droge hooi- en weilanden) (Vermeersch et al., 2004).. De aanwezigheid van deze soort in het utmhok is weilig relevant voor het beheer van Koekelarebos.

Patrijs : soort van open pioniervegetaties, akkergebieden met een mozaïek van relatief kleine percelen die afgewisseld worden met extensieve graslanden, hagen, braakliggende stukjes en brede bermen (Vermeersch et al., 2004). Ook de aanwezigheid van deze soort in het utmhok is weilig relevant voor het beheer van Koekelarebos.

Achteruitgaande soorten (2 soorten)

Koekoek : Jaarlijks broeden er waarschijnlijk 1 à 2 koppels in Koekelarebos. Aantalschattingen zijn echter zeer moeilijk te maken voor deze soort. De koekoek is een broedparasitaire soort en parasiteert op ca 100 vogelsoorten, met sterke variaties tussen verschillende regio’s. In Vlaanderen zijn vooral struweel- en rietvogels in trek (bv. rietzanger, zwartkop,..), maar ook graspiepers, kwikstaarten, roodborstjes en winterkoningen worden geparasiteerd. Het vrouwtje gaat gedurende het broedseizoen actief op zoek naar verschillende gastheren en legt er één ei per nest. Elk vrouwtje heeft een voorkeur voor een bepaalde waardsoort waardoor er zogenaamde

‘stammen’ ontstaan van vogels met dezelfde waardkeuze (Vermeersch et al., 2004).

Gele kwikstaart : Waarschijnlijk broedend in het utm hok. De soort wordt regelmatig waargenomen in de omgeving van Koekelarebos. De oorspronkelijke habitat van Gele kwikstaart bestaat uit vochtige graslanden, natte heides en randen van waterrijke gebieden in open landschappen. In West-Europa heeft de soort zich weten aanpassen aan akkers en die vormen nu de belangrijkste biotoop naast vochtige weilanden, hooilanden en schrale, braakliggende terreinen. De soort broedt in verschillende akkergewassen: o.a. granen, bieten, aardappelen,… bij voorkeur waar akkers afwisselen met weilanden. Maïsakkers zijn minder gunstig als biotoop (Vermeersch et al., 2004).

Waargenomen soorten, van internationaal belang

Grasmus : Grasmus is vaak reeds tevreden met beperkte, wat ruige hoekjes als habitat. Dicht struikgewas, oudere bossen en sterk geürbaniseerde gebieden worden meestal gemeden, terwijl ze in jonge naaldboombestanden en lichtrijk bos met ondergroei hoge dichtheden kunnen bereiken. Beheersmaatregelen als mantel- en zoombeheer, bosomvorming en spontane verbossing, creëren nieuwe plekjes voor de soort. De soort broedt waarschijnlijk in Koekelarebos.

Link naar het bosbeheer:

De voorkomende, bijzondere vogelsoorten in de onmiddellijke omgeving van Koekelarebos zijn voornamelijk gebonden aan gevarieerde bossen met een groot aandeel aan jonge successiestadia en een gevarieerde structuur.

Het bosbeheer kan hieraan tegemoet komen door voldoende aandacht te besteden aan mantel- en zoombeheer, hakhoutbeheer en het behoud van de gevarieerde structuur in Koekelarebos.

2.4.9.4 Ongewervelden

Dagvlinders

In Bijlage 2. Soortenlijsten, is een lijst opgenomen van de waargenomen soorten in de omgeving van Koekelarebos.

Er werden 16 soorten waargenomen, allen soorten die momenteel niet bedreigd zijn.

Libellen

In Bijlage 2. Soortenlijsten, is een lijst opgenomen van de waargenomen libellen en juffers in de omgeving van Koekelarebos. De lijst telt tien soorten, allen van de RL-categorie momenteel niet bedreigd.

Hommels

Grote en kleine aardhommel (algemene soorten).

Sprinkhanen en krekels

Voor deze soortengroep zijn slechts weinig data beschikbaar. Enkel de soorten Krasser en Kustsprinkhaan werden in het utmhok DS95B waargenomen (databank Saltabel, data opgevraagd in december 2004).

Op Vlaams niveau is de Kustsprinkhaan (Chorthippus albomarginatus) een zeldzame soort. In de kustregio en elders verspreid in Noord- en Midden Limburg komt ze echter vrij algemeen voor. Het is een soort van dichte, lage tot halfhoge grazige vegetaties.

Krasser is een momenteel niet bedreigde soort.