• No results found

Bosbehandelings- en verplegingswerken

Bostype 4: Het arme Eiken-Haagbeukenbos

4.4 Bosbehandelings- en verplegingswerken

In de jonge bestanden wordt een vrijstelling voorzien gedurende de eerste jaren. Zo dienen in bestand 19 a (aangeplant met Koekelare den in 1992) de concurrerende berken tijdig (in 2006 en 2007) verwijderd worden om beschadiging van de jonge dennenscheuten te vermijden. Op een bestandsleeftijd van 15 tot 20 jaar zullen toekomstbomen aangeduid worden.

Tot een leeftijd van 40 jaar wordt een omlooptijd van 4 jaar gehanteerd om te dunnen.Snoeien wordt enkel toegepast op dreefbomen en op toekomstbomen (wanneer nodig).

Vanaf 40 jaar wordt deze omlooptijd verdubbeld.

Dezelfde werkwijze wordt toegepast bij de bestanden 16b en 17b (aangeplant in 1984). Na het aanduiden van de toekomstbomen wordt gedund waarbij als regel één concurrent per toekomstboom verwijderd wordt.

In de oudere loofhoutbestanden zullen een aantal mooie bomen op stam gehouden worden, los van leeftijd of kaprijpheid. Uitsluitend inheemse soorten zullen hiervoor in aanmerking komen met uitzondering van enkele monumentale Amerikaanse eiken. Deze bestanden zullen om de 8 jaar worden gedund. Bij eventuele natuurlijke verjonging met soorten als eik, Beuk en es worden goede toekomstbomen aangeduid en vrijgesteld. Plaatselijk sterke dunningen en eventuele bodembehandeling kunnen deze verjonging in de hand werken.

In de reeds aangeplante jonge tot vrij jonge (40 à 50 jaar) bestanden zal een systeem van hoogdunning worden toegepast. Deze bomen zullen individueel behandeld worden (snoei) en zullen bij de opeenvolgende dunningen sterk vrijgesteld worden om ze toe te laten grote afmetingen te bereiken. Dit kan zowel in naald- als in loofhout gebeuren.

Terugdringing Amerikaanse vogelkers

Voorheen was Amerikaanse vogelkers plaatselijk zeer sterk aanwezig, vooral in het arboretum, het aangrenzende perceel Klytegat en de zuidwestelijke hoek van Pottebezem. In juli 2005 werden waar mogelijk de jonge zaailingen met de hand uitgetrokken. De oudere exemplaren werden met glyfosaat behandeld (instrijken van de stobben, hak- en spuitmethode).

Om nieuwe uitzaai te voorkomen is een permanente nazorg mogelijk. Daartoe dienen jaarlijks de jonge zaailingen te worden uitgerukt. Tegen 2015 zou alle Amerikaanse vogelkers uit het bos verdwenen moeten zijn.

Amerikaanse eik

Amerikaanse eik verjongt zich slechts heel sporadisch in Koekelarebos en vormt zodoende geen echt probleem.

Omdat deze soort bij dunningen systematisch wordt benadeeld, kan verwacht worden dat ze gedurende de volgende decennia geleidelijk zal verdwijnen.

4.5 Kapregeling

De bedrijfsvorm voor het overgrote deel van de loofhoutbestanden en de dennenbestanden is hooghout. De omlooptijd wordt vastgesteld op 4 jaar voor de jonge bestanden (<40 jaar) en acht jaar voor de oudere bestanden.

Gedurende de looptijd van dit beheerplan wordt nergens volledige kaalkap voorzien. De omvorming van de percelen grove den naar loofhout zal geleidelijk gebeuren door opeenvolgende dunningen met een omlooptijd van 8 jaar.

Enkele kleine kapvlakten in bestanden van Koekelareden, ontstaan door windval, werden ingevuld met kastanje.

Deze groepen zullen verder als hakhout worden beheerd met een omlooptijd van 16 of 20 jaar, afhankelijk van de vitaliteit.

De aanwas van de ongeveer 68 hectaren bos (exclusief infrastructuur en open ruimten) bedraagt gemiddeld 5,73 m³/ha/jr. Over de duur van dit beheerplan betekent dit een aanwas van 385 m³ x 20 jaar = 7700 m³ hout.

De bestanden 2a, 12a, 14a, 15a, 25b en 27a worden gedurende de loop van dit beheerplan versneld omgevormd.

Dit betekent dat ongeveer 1.300 m³ hout uit deze bestanden zal verwijderd worden.

In de 52 resterende hectaren bos zal ongeveer de aanwas gekapt worden (ongeveer 300m³ per jaar of 6000 m³ de komende twintig jaar).

Het totale geraamde kapkwantum in Koekelarebos bedraagt aldus 7300 m³ over de looptijd van het beheerplan.

De eerste helft van het beheerplan zal meer dan de aanwas geoogst worden, daarna iets minder.

Koekelare is ingedeeld in twee reeksen (reeks 1 : percelen 1 tot 13; reeks 2 : percelen 14 tot 27, zie Kaart 4- 1).

Door deze ruimtelijke indeling voorkomt men dat de paden en dreven frequent bereden worden door exploitatievoertuigen en dat er frequent velschade toegebracht wordt aan de bestanden.

Dreven zijn niet mee opgenomen in de kapregeling. Zij worden in principe mee met de aangrenzende bestanden behandeld. Om veiligheidsredenen worden zij echter jaarlijks geïnspecteerd. Om problemen met aanpalende landbouwers te voorkomen wordt ook de volledige buitenrand van het bos enkele malen per jaar gecontroleerd op gevaarlijke bomen en overhangende takken. Dode of kwijnende bomen langs de dreven worden geveld of ontdaan van de kroon. Ze worden, naargelang van de waarde en tijdstip, in het bos gelaten als dood hout, onderhands verkocht of opgenomen in de jaarlijkse houtverkoop.

In Tabel 4-2 staat de kapregeling voor de periode 2006 – 2025.

De aanduiding in Tabel 4-2 geeft een begindatum aan. Extreme weersomstandigheden of bijzondere voorvallen kunnen een verschuiving van de exploitatie met een jaar tot gevolg hebben.

Tabel 4-2: Kapregeling voor de periode 2006- 2025

Bestands

3 (inschatting waarbijrekening werd gehouden met een aanwas van 10 m³/ha/jr voor de Corsicaanse den en Koekelare den en 5 m³/ha/jr voor de loofbestanden en de Grove den en met het feit dat 26% van de bosoppervlakte jonger is dan 20jaar. Bovendien zal 5-8 procent van de

Bestands

Pk: Koekelare den

X = dunningskap

O = facultatieve dunningskap

H = gedeeltelijke facultatieve houtkapping

Z = facultatieve zuivering

E = eindkap met behoud van enkele bomen B = bijzondere beheersmaatregelen

(uitbreiding heideveldje (10a), uitdiepen poelen (13a, 22a))

4.6 Bosexploitatie

In alle bestanden geldt een schoontijd van 1 april tot 30 juni. In deze periode kunnen geen vellingen noch ruimingen plaatsvinden. In een aantal gevallen zoals het voorkomen van zeldzame en te beschermen diersoorten kan van deze schoontijd afgeweken worden: de periode kan dan verruimd worden, eventueel gedifferentieerd per bestand.

Bij dringende kappingen om veiligheidsredenen (langs wegen, bij toepassing van wettelijk verplichte fytosanitaire maatregelen) evenals in de speelzone in perceel 6 kan de schoontijd ingekort of opgeheven worden.

Op Kaart 4- 2 staat de kwetsbaarheid van Koekelarebos voor bosexploitatie visueel voorgesteld. De exploitatiecategorieën van de kwetsbaarheidskaart - voorgesteld door gekleurde vlakken - zijn voornamelijk gebaseerd op de draagkracht van de bodem. Deze grootheid geeft aan of de bodem in staat is om de belasting door exploitatiemachines te weerstaan zonder overmatige bodeminstulping.

In Koekelarebos komen vooral exploitatiecategorie 2, 3, 7 en 8 acht voor.

(Uit Goris, R., Vandenbroucke, P., Vandekerkhove, K. & Verheyen, K. 2005. Kwetsbaarheidskaart Bosexploitatie.)

Exploitatiecategorie 2

In natte bossen is in de meeste gevallen uitkabelen van op de bosweg de enige optie, omdat de bodemdraagkracht onvoldoende is om exploitatiemachines in de bestanden toe te laten. Het betreft hier niet de permanent natte bossen zoals in exploitatiecategorie 1. Tijdens droge perioden zal de bodem hier iets meer draagkracht hebben dan bijvoorbeeld aan het einde van de winter. Om schade te beperken, moet in een droge periode geëxploiteerd worden. Aangezien machines verplicht op de bosweg moeten blijven, blijft schade voornamelijk beperkt tot bodemverwonding door slepende stammen. Die sleepschade zal minder zijn bij droge dan bij natte omstandigheden. De categorie is er een van natte bossen en moeilijke exploitatie. De beheerder moet grondig overwegen of exploitatie op dergelijke standplaatsen wel gewenst is. Als houtoogst echt noodzakelijk is om de beheerdoelstellingen te bereiken, moet op veel praktische moeilijkheden gerekend worden en voorzichting tewerk gegaan worden. Eventueel kan een kabelbaan overwogen worden, met de bijhorende hoge exploitatiekost.

Exploitatiecategorie 3

Matig gedraineerde niet-zandige bodems (d-drainering) en stuwwatergronden (h-drainering) laten exploitatiemachines op vaste ruimingspistes toe, met de dwingende voorwaarde dat de bodem voldoende droog moet zijn om de technische berijdbaarheid van de pistes te verzekeren. Deze categorie zou kunnen beschreven worden als “standaard exploitatie bij aanhoudende droogte”.

Het belang van het actuele vochtgehalte tijdens de exploitatie kan niet voldoende benadrukt worden voor exploitatiecategorie 3. De lemige en kleiïge bodems zijn voldoende draagkrachtig als ze droog zijn, maar kunnen na een regenbui het grootste deel van hun draagkracht verliezen.

De beheerder kan een exploitatie op dergelijke standplaatsen best plannen voor de nazomer, omdat de bodem dan het meeste kans heeft om uitgedroogd te zijn. Bijkomend moet voorzien worden dat tijdens en na regenperioden geen machines in het bos toegelaten worden. Eventueel moet aan speciale technieken gedacht worden, zoals de inzet van een rupskraan en/of een lier.

Exploitatiecategorie 7

Matig gedraineerde zandgronden laten weinig technische problemen verwachten omwille van hun hoge draagkracht. Maar omdat het meestal erg zure bodems zijn, is hun herstelpotentieel zeer klein.

Bovendien zijn deze standplaatsen meestal bezet met naaldhout, dat vaak geëxploiteerd wordt met zwaar materieel met een hoge bodemdruk (harvester en forwarder). Daarom is het gebruik van vaste ruimingspistes ten zeerste aangewezen. Aangezien de draagkracht van deze bodems niet erg vochtafhankelijk is, zijn bijna alle omstandigheden geschikt, behalve bij waterverzadiging. Deze categorie heeft dan ook weinig moeilijkheden voor de planning van de exploitatie tot gevolg.

Exploitatiecategorie 8

Voor zeer droge zandgronden (Zag, X, ...) gelden ongeveer dezelfde voorwaarden als voor exploitatiecategorie 7, met het verschil dat best niet geëxploiteerd wordt bij droogte. Dit komt omdat zandgronden bij droogte geen cohesie hebben, waardoor het risico op instulping en beschadiging van boomwortels sterk toeneemt. Duingronden bijvoorbeeld bieden meer weerstand tegen vervorming als ze vochtig zijn dan wanneer ze droog zijn. In de praktijk zijn bij een gewone winterexploitatie weinig problemen te verwachten bij deze categorie. Afhankelijk van de terreintopografie, kunnen de steile hellingen van duingronden wel problemen stellen voor het uitzetten van vaste ruimingspistes. Tijdens de droge zomermaanden wordt best niet gewerkt op deze standplaatsen. Dit is echter geen probleem, want er zijn voldoende andere bossen die net bij droogte moeten geëxploiteerd worden om schade te voorkomen.

Uit Kaart 4- 2 blijkt dat op de meeste plaatsen in Koekelarebos zonder problemen exploitatie mogelijk is. Enkel in Welfvenestbos (percelen 24, 25, 26, 27) en een deel van het Pottebezembos, stukken van Wildernisse, Klytegat en Grote vijver, langsheen de Westbeek, is de bodem gevoelig tot zeer gevoelig voor exploitatieschade.

Om schade aan de standplaats en aan het overblijvende bestand en eventuele verjonging te vermijden worden voor enkele kwetsbare zones (o.a. Klytegat langs Westbeek, Pottebezem; Welfvenestbos…) specifieke voorzorgsmaatregelen (kandelaren, gebruik van lier of paard enz…) opgenomen in de exploitatievoorwaarden of zal in eigen regie geëxploiteerd worden.

In een aantal percelen (bestanden 1a, 2a, 10a, 14a, 14b, 15a, 15b en 19a) zullen in de komende jaren ruimingstracés aangeduid worden. In deze bestanden kunnen uitsluitend deze tracés bereden worden. Gevelde bomen dienen met een paard of met de lier tot op deze pistes worden gesleept. In perceel 6a zullen de al aanwezige wegen aangeduid worden als exploitatiepistes.

Het hout mag slechts gestapeld worden op de daartoe voorziene plaatsen (zie Kaart 4- 3). De houtstapelplaatsen

4.7 Brandpreventie

Alle dreven zijn zeer snel en gemakkelijk toegankelijk vanaf de openbare weg, met uitzondering van het gedeelte

“Welfvenestbos”. Dit complex bevat echter geen naaldhout, wat de kans op bosbrand aanzienlijk verkleint.

Het verhogen van het aandeel loofhout in de rest van het bos geldt eveneens als een maatregel tegen brand.

Het Noodplan voor de site in de Galgestraat, met werkplaatsen en loods, bevat het plan van het ganse domeinbos. Dit noodplan zal worden bezorgd aan de brandweer.

In perceel 18a bevindt zich een blusput met naar schatting 800 m³ water. Deze put, gelegen in het bosgedeelte met het grootste aandeel aan naaldhout, is bereikbaar voor brandweerwagens en maakt deel uit van een jaarlijkse oefening van de plaatselijke brandweer.

Een kaart met de aanduiding van de berijdbare wegen en de aanwezigheid van de blusput in perceel 18a is bijgevoegd in Bijlage 1, Kaart 4-4.