• No results found

Beheersdoelstellingen met betrekking tot de wetenschappelijke functie

Bostype 4: Het arme Eiken-Haagbeukenbos

3.5 Beheersdoelstellingen met betrekking tot de wetenschappelijke functie

In het Koekelarebos zijn nog verschillende bestanden Koekelare den (Pinus nigra ssp. Laricio Corsicana – var.

Koekelare) Deze cultivar werd voor het eerst in 1882 in het domein aangeplant. Oorspronkelijk uit het Middellandse zeegebied, is de Koekelare-varïeteit met succes in deze streek gecultiveerd en op vele plaatsen in ons land aangeplant. Het domeinbos herbergt dan ook de belangrijkste zaadbestanden van deze soort.

In 1965 stonden er op een oppervlakte van 1 ha (noordelijk gedeelte Grote Vijver) 163 stammen met een totaal volume van 530 m³. De omtrekken op borsthoogte schommelden tussen 120 en 270 cm. De stamlengten (tot aan de topscheut) varieerden van 22 tot 27 meter.

Deze dennen werden geplant in 1882, als kluitplanten, i.e. planten met een aardklomp rond de wortels, gewonnen in een nabijgelegen tijdelijke kwekerij. De dennen zijn gekend om hun groeikracht zowel in dikte als in lengte.

Het zaad waaruit dit Koekelare-dennenbestand gesproten is, werd verzameld op een ander dennenbestand dat groeide in het privaat domein “Roozeveld” te Veldegem. Dit bestand was slechts 0,37 ha groot en werd geplant omstreeks 1830. In 1906 bevatte het 152 stammen met een gemiddelde omtrek op borsthoogte van 150 cm en een gemiddelde stamlengte (tot aan de topscheut) van ongeveer 30 meter. Algemeen wordt aangenomen dat het zaad waaruit de “Roozeveld-dennen” gesproten zijn, door de eigenaar van het Roozeveld rechtstreeks uit het Middellandse Zeegebied werden ingevoerd. Deze uitheemse boomsoort heeft zich op merkwaardige wijze aangepast aan onze bodem en ons klimaat.

Nu gebeurt geen zaadwinning meer in het domeinbos. Desalniettemin wordt nog een aanzienlijke oppervlakte voorbehouden voor de Koekelare den omdat deze boom in dit domeinbos zijn oorsprong kende. De oude bomen worden zo lang mogelijk op stam gehouden en enkel verwijderd wanneer de veiligheid in het gedrang komt.

In tegenstelling tot de algemene beheerdoelstelling voor openbare bossen worden de aanwezige bestanden Koekelareden de komende jaren dan ook niet omgevormd tot inheemse loofboombestanden. Ze worden behouden omwille van de wetenschappelijke en historische functie ervan.

Deel 4 : Beheermaatregelen

4.1 Bosverjonging

De verjonging binnen het tijdsbestek van dit beheerplan beperkt zich voornamelijk tot de geleidelijke omvorming van de bestand 2a, en percelen 14 en 15 Pinus sylvestris naar gemengd loofhout (zie alinea 4.2

‘Bosomvorming’) en een geleidelijk ijler stellen van de oudere loofhoutpercelen om natuurlijke verjonging een kans te geven.

Kleinere open ruimtes die ontstaan door kapping van Amerikaanse eik worden voorbehouden om de kans te geven aan natuurlijke verjonging van beuk, zomereik, tamme kastanje, berk, lijsterbes en esdoorn. Indien dit niet lukt kunnen de ruimtes ingevuld worden met inheemse loofboomsoorten of kastanjehakhout.

Op plaatsen waar zich geen natuurlijke verjonging voordoet of waar ze beperkt blijft tot Amerikaanse vogelkers kan met groepsgewijze kunstmatige verjonging worden gewerkt. Er wordt hierbij gewerkt met een plantafstand van +/- 1,5 x 1,5 m. Dit is gelijk aan een beginnend stamtal van ca. 3300 bomen/ha.

De groepen dienen voldoende groot te zijn om een succesvolle verjonging mogelijk te maken, maar niet groter dan 50 are.

Open plaatsen die ontstaan zijn door windworp in naaldhoutpercelen die niet voor omvorming maar voor een herbeplanting met naaldhout bestemd zijn, kunnen voorlopig ingevuld worden met hakhout.

In de bosranden wordt bij verjonging voorkeur gegeven aan inheemse, autochtone struiksoorten.

4.2 Bosomvorming

De omvorming van naaldhout naar loofhout is grotendeels gebeurd in de voorbije decennia. De omvorming werd ook deels versneld als gevolg van de storm in 1990. De grootste stormschade in 1990 vond plaats in bestanden 11a, 12a, 13a en 19. Deze bestanden zijn voor een groot deel tegen de vlakte gegaan. De nog resterende naaldbomen werden het jaar nadien ook geveld.

De nog resterende omvorming van Grove den kan op korte termijn plaatsvinden. Om kaalslagen te vermijden wordt bij deze omvorming geopteerd om de dennenbestanden verder te dunnen met een omlooptijd van 8 jaar zodat het al aanwezige loofhout (vnl. Zomereik) de kans krijgt om zich verder te ontwikkelen. Bij de dunning wordt gewerkt met het aanduiden van toekomstbomen onder de Zomereiken. Deze werkwijze kan worden toegepast in de bestand 2a en percelen 12, 14 en 15.

Omvorming van door exoten gedomineerde bestanden (zie Tabel 4-1)

De bestanden gedomineerd door Koekelare den zullen omwille van cultuurhistorische en wetenschappelijke redenen niet actief omgevormd worden. Wel zal in deze bestanden aandacht besteed worden aan een rijke structuur met een goed ontwikkelde neven- en onderetage van inheems loofhout zodat bij kap/afsterven van de actuele boomlaag inheems loofhout kan doorgroeien tot in de hoofdetage. Dit geldt voor bestanden 1a, 2c, 8a, 9b, 10a, 17a, 18a en 19a.

Gezien de zeer slechte kwaliteit van de lorken in het noordelijk deel van perceel 12, werden deze gekapt in dienstjaar 2006. Gedurende de loop van dit beheerplan zal het volledige bestand 12a (slecht groeiende Grove den) omgevormd worden tot inheems loofhout.

In perceel 2 kunnen Grove den, Douglas en Corsikaanse den verder gedund worden tot er voldoende lichtinval is om, indien geen natuurlijke verjonging plaatsvindt, onderbeplanting met loofhout mogelijk te maken.

Bestanden 16b en 17b zijn jonge aanplanten van Amerikaanse eik. Deze bestanden zijn te jong om in het omvormingsprogramma te worden opgenomen. Hier zal gewerkt worden met een toekomstboomsysteem.

Bij dunningen wordt steeds het aandeel aan inheemse soorten door selectieve kap geleidelijk opgetrokken.

De populieren langs de Pottebezemdreef worden geleidelijk verwijderd en niet vervangen. De dreefbomen zullen in het algemeen mee opgenomen worden in de behandelingen van de aangrenzende percelen.

Het populierenbestand 27a (in Welfvenestbos) zal in twee fasen omgevormd worden naar inheems loofhout (2 x 50% Eindkap, in 2013 en in 2021). Enkele populieren worden als overstaanders op stam gehouden. De populieren in bestand 25b worden in één fase gekapt, in 2021.

Bestand 24b zal in 2007 volledig vrijgemaakt worden van begroeiing. Dit bestand omvat een voormalige boomgaard met geringe ecologische of bosbouwkundige waarde. Het bestand zal in 2008 kunstmatig worden verjongd met inheems, standplaatsgeschikt loofhout.

Tabel 4-1 : Inschatting van het aandeel bestanden die in 2026 uit inheems, gemengd loofhout kunnen bestaan

Bestands-nummer

Hoofd-boomsoort

Leeftijds-klasse Grondvlak inheems loofhout 2026

Opp ha

1a Pk 41-60 0 exoot homogeen Pk; Behoud Koekelareden, loofhout in nevenetage

2.44

2a Ps 61-80 81 inheems/exoot gemengd Ja 2.21 2b zE ongelijkjarig 63 inheems/exoot gemengd Ja 0.78 2c Pk ongelijkjarig 0 exoot homogeen Pk; Dunnen en

groepen K.V.

1.07 3a zE 61-80 77 inheems/exoot gemengd Ja 1.97 4a B/zE ongelijkjarig 100 inheems gemengd Ja 1.64 5a zE/tK ongelijkjarig 54 inheems/exoot gemengd Ja 2.35 6a zE/tK ongelijkjarig 68 inheems/exoot gemengd Ja 3.96 7a zE/B/tK ongelijkjarig 68 inheems/exoot gemengd Ja 3.8 8a Pk 41-60 0 exoot homogeen Behoud Koekelareden 1.14 9a zE/Pk ongelijkjarig 60 inheems/exoot gemengd Ja 1.57 9b Pk/tK ongelijkjarig 0 exoot gemengd Behoud Koekelareden 0.98 10a Pk 1-20 17 exoot homogeen Behoud Koekelareden 3.89 10u open ruimte nvt nvt nvt nvt 0.24

11a zE 1-20 100 inheems homogeen Ja? 0.34

11b B 21-40 / inheems/exoot gemengd Ja 0.23 12a Ps/Be 1-20 / inheems/exoot gemengd Ja (Directe

omvorming door kap lork in noordelijk deel (uitgevoerd in DJ 2006) + verwijderen slecht groeiende Ps

0.98 16a zE/Pk ongelijkjarig 67 inheems/exoot gemengd Ja 3.00 16b aE 1-20 0 exoot homogeen Nee; Toekomstbomen 22a zE/B ongelijkjarig 79 inheems/exoot gemengd ja 2.71 23a zE ongelijkjarig 68 inheems/exoot gemengd Ja 2.27 24a zE 81-100 77 inheems/exoot gemengd Ja 1.7 24b zE 1-20 / inheems homogeen Ja, K.V. 2008 0.67

24c Be 1-20 92 inheems homogeen Ja? 1.74

25a zE 21-40 100 inheems homogeen Ja 0.39

Bestands-nummer

Hoofd-boomsoort

Leeftijds-klasse Grondvlak inheems loofhout 2026

Opp ha

26a Es/tPo ongelijkjarig 83 inheems/exoot gemengd Ja 1.2 26b Es/tPo ongelijkjarig 83 inheems/exoot gemengd Ja 0.56 27a xPo 21-40 7 exoot homogeen Omvorming (eindkap)

in twee fasen (2013;

2021)

1.51

27y open ruimte nvt nvt nvt nvt - 0.1 Æ Van de totale beboste oppervlakte (= 67.57 ha) zal in 2026 49.43ha opgevormd zijn tot gemengde, inheems loofhoutbestanden (73.15%).

Deze cijfers gaan uit van de veronderstelling dat ook de jonge, homogene loofhoutbestanden (11a, 13a, Zomereik; en 24c: Berk) spontaan evolueren tot gemengde loofhoutbestanden (mits de voorziene reguliere dunningen). Indien de menging in 2026 nog niet voldoende doorgezet zou zijn, zou het aandeel gemengde inheemse bestanden in 2026 in Koekelarebos 65.83% bedragen.

Het Agentschap voor Natuur en Bos streeft op lange termijn naar 80% gemengde inheems loofhoutbestanden.

4.3 Bebossingswerken

Er zijn geen terreinen aanwezig die voor bebossing in aanmerking komen.