• No results found

2 Omvang van minder (of anders) geleverde zorg naar sectoren van de zorg

2.4 Farmaceutische zorg

In deze paragraaf wordt ingegaan op medicatieverstrekkingen ten tijde van COVID-19 epidemie. Naast cijfers uit registraties is hierbij ook gebruikgemaakt van gegevens uit een uitvraag onder apothekers en twee vragenlijstonderzoeken onder patiënten.

Beschikbare gegevens Registratiedata:

• Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP)/ Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK) [46-48] – medicatieverstrekkingen o periodieke kengetallen van medicatieverstrekkingen

openbare apotheken

o top tien geneesmiddelen met grootste afname eerste uitgiftes (gericht op receptplichtige geneesmiddelen uit het basispakket die veel worden gebruikt)

o periode april t/m september 2020

• Nivel – Zorgregistraties Eerste Lijn

o steekproef onder 350 huisartspraktijken, representatief voor de Nederlandse huisartspraktijk

o uitgifte antibiotica (tot en met 30 augustus, week 35)[1, o uitgifte psychofarmaca (tot en met 12 juni, week 24)[50] 49]

o uitgifte opioïden (tot en met 7 juni, week 24)[51]

o uitgifte methylfenidaat (tot en met 28 juni, week 26)[52]

o uitgifte medicatie luchtwegaandoeningen (tot en met 28 juni, week 26)[53]

Inventarisatie onder professionals:

• UPPER [54] - enquête onder apothekers

o n=215 apothekers uit het netwerk van UPPER o uitvraag eind mei 2020

Inventarisatie onder patiënten en mantelzorgers:

• Pallas health research and consultancy [44] – vragenlijstonderzoek

o uitvraag medio mei 2020

o vragenlijst betrekking op maart en april 2020

o n=2.037 respondenten; representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking

IQVIA en de Erasmus Universiteit (Ballegooijen et al., 2020) [45] – vragenlijstonderzoek

o uitvraag mei 2020

o n=2.058 respondenten; representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking

Overige observaties uit het veld: Geen 2.4.1 Farmaceutische zorg: Registratiedata

Uitgiften geneesmiddelen

Apotheken zijn gedurende de eerste golf van de COVID-19 epidemie volledig open gebleven. Het aantal verstrekkingen van geneesmiddelen liep na een piek half maart sterk terug doordat voorschrijvers minder nieuwe recepten uitschreven (Figuur 12). In april werd het dieptepunt bereikt, met ongeveer een derde minder eerste uitgiften dan in april 2019. De daling was in deze maand vooral zichtbaar bij

specialistenrecepten (daling van 50 procent); het aantal

huisartsenrecepten daalde met een kwart. Vanaf eind april was er sprake van een langzaam herstel. Na de zomer zette dit herstel verder door. In totaal schreven artsen in de maanden maart tot en met juli van dit jaar ongeveer 19 procent minder recepten uit voor nieuwe medicatie dan in dezelfde periode in 2019. Het aantal vervolguitgiften

(verstrekking van geneesmiddelen die patiënten al langer gebruikten) was in het eerste half jaar van 2020 vrijwel gelijk aan het aantal in dezelfde periode van 2019 [46, 47].

Figuur 12 Gemiddeld aantal eerste uitgiften per werkdag van receptplichtige geneesmiddelen door apotheken en percentage 2020 ten opzichte van 2019.

Aangepast figuur op basis van data Stichting Farmaceutische Kengetallen.

Antibiotica

Tussen de eerste week van maart en de eerste week van mei daalde het aantal mensen dat antibiotica kreeg voorgeschreven sterk; van 640 naar 360 per 100.000 patiënten. De grootste daling deed zich voor in de periode dat mensen werden opgeroepen thuis te werken en de scholen sloten, tussen half maart en half april. De sterkste daling deed zich voor bij antibiotica die vaak worden voorgeschreven bij luchtweginfecties en oorinfecties (van 175 patiënten per 100.000 begin januari naar

ongeveer 50 patiënten per 100.000 begin mei), en bij kinderen tot 10 jaar (van 510 per 100.000 begin januari naar 140 per 100.000 begin mei) [49]. Na de versoepelingen in mei steeg het aantal mensen dat een antibioticum kreeg voorgeschreven weer langzaam. Eind augustus lag het aantal mensen met een antibioticum voorschrift nog wel iets onder het niveau van vorig jaar (ongeveer 500 per 100.000 mensen in vergelijking met 580 per 100.00 mensen in 2019 [1].

In de top 10 medicatie met de grootste afname van eerste uitgiftes in april tot en met september 2020, namen verschillende groepen antibiotica vier plekken in (omdat alleen gegevens over deze gehele periode beschikbaar zijn, inclusief september, rapporteren we deze gegevens, ondanks het feit dat dit later is dan de peildatum van 31 augustus die we voor deze rapportage over de eerste golf kozen). De gemiddelde daling ten opzichte van dezelfde periode in 2019 liep uiteen tussen 22 en 34 procent. Mogelijk waren er door de hygiënemaatregelen en minder sociale contacten ook minder infecties, of gingen mensen met klachten minder snel naar de huisarts [48].

Medicatie voor luchtwegaandoeningen

Het aantal patiënten met een voorschrift voor middelen voor astma en COPD (zowel het totaal aantal patiënten als het aantal nieuwe

patiënten) verdubbelde vanaf begin maart tot de derde week van maart,

en nam vervolgens af tot iets onder het niveau van 2019. Het totaal aantal voorschriften van middelen bij hoesten en verkoudheid daalde sterk na een piek in week 11, de week waarin de COVID-19 maatregelen aanvingen. Ook het aantal nieuwe gebruikers van middelen bij hoesten en verkoudheid daalde ten opzichte van 2019 [53].

De groep hoestprikkeldempende middelen stond op nummer één van de top 10 medicatie met de grootste afname van eerste uitgiftes in de periode april tot en met september. Het ging om een afname van gemiddeld ruim 60 procent [48].

Psychofarmaca

Medio maart nam het totaal aantal voorschriften van psychofarmaca (benzodiazepinen en antidepressiva) toe. Wanneer alleen gekeken wordt naar het aantal nieuwe gebruikers van benzodiazepinen en

antidepressiva, was er geen piek zichtbaar. Dit duidt erop dat bestaande gebruikers eerder een herhaalrecept kregen, waarbij mogelijk sprake was van een hamstereffect.

De piek in het totaal aantal patiënten dat psychofarmaca kreeg voorgeschreven was van korte duur. Het aantal patiënten dat een

antidepressivum kreeg voorgeschreven in de periode medio maart-begin juni was ongeveer gelijk ten opzichte van dezelfde periode in 2019. Het aantal patiënten dat benzodiazepine kreeg voorgeschreven was iets lager dan in 2019.

Het aantal nieuwe gebruikers van antidepressiva en benzodiazepinen daalde vanaf begin maart ten opzichte van dezelfde periode in 2019. Dit houdt mogelijk verband met dat er vanaf die periode minder mensen dan in 2019 bij de huisarts kwamen met slaapproblemen en angst- of depressieklachten. Vanaf eind mei was dit weer ongeveer gelijk [50].

Pijnstilling

Vanaf half maart was er sprake van een lichte daling in het totaal aantal patiënten dat een opioïde (zware pijnstiller) kreeg voorgeschreven. Het aantal patiënten dat NSAIDs (ontstekingsremmende pijnstillers) kreeg voorgeschreven daalde sterker, mogelijk doordat mensen vrij

verkrijgbare NSAIDs hebben gekocht bij de apotheek of drogist, of dat men minder snel naar de huisarts is gegaan met pijnklachten. Met name oxycodon werd minder voorgeschreven aan nieuwe patiënten: medio maart 2019 kregen ongeveer 34 per 100.000 ingeschreven patiënten voor het eerst een oxycodonvoorschrift, in 2020 waren dit 23 patiënten [51].

Medicatie bij ADHD

Het totaal aantal kinderen en adolescenten met Attention

Deficit/Hyperactivity Disorder (ADHD) dat methylfenidaat (Ritalin) kreeg voorgeschreven daalde van 320 per 100.000 begin maart naar 203 per 100.000 begin april. In de weken daarna schommelde het aantal

voorschriften, het laagste punt werd eind april bereikt (180 per 100.000 kinderen en adolescenten). De laatste drie weken van juni stabiliseerde het aantal voorschriften zich met bijna 250 per 100.000, hoewel dit nog wel lager was dan dezelfde periode in 2019. Een vergelijkbare trend was te zien in het aantal nieuwe gebruikers [52].

2.4.2 Farmaceutische zorg: Perspectief van professionals

De verminderde toegang tot huisartsenzorg leidde tot meer zorgvragen bij de apotheek, waardoor er een groter beroep is gedaan op de

apotheker. De werkzaamheden werden voor een deel verschoven van fysieke contactmomenten naar digitale vormen van

geneesmiddelenuitleg en -consulten [46]. In een uitvraag eind mei gaven sommige apothekers aan dat zij de farmaceutische zorg

afstandelijker vonden geworden. Bijna twee derde van de respondenten gaf aan nauwelijks vragen te krijgen van patiënten over

medicatiegebruik en het coronavirus, en driekwart zei zich zorgen te maken over de kwaliteit van de farmaceutische zorg voor kwetsbare patiënten (niet nader gespecificeerd) [54].

2.4.3 Farmaceutische zorg: Perspectief van patiënten

Medio mei gaf 44 procent van een groep respondenten in een vragenlijst aan dat zij in de afgelopen 12 maanden medicatie gebruikten voor chronische aandoeningen. De vragenlijst was uitgezet onder een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking (2.037 respondenten in totaal). In de maanden maart en april had 4,5 procent (41 respondenten) zelf, zonder overleg met de arts, de dosis van de medicatie verhoogd of verlaagd. Van deze kleine groep gaven 16 respondenten aan dat dit te maken had met corona (bijvoorbeeld om zichzelf te beschermen). In totaal kreeg 44 procent een (herhaal)recept voor een medicijn. Het merendeel (96 procent) haalde deze medicatie ook op [44].

Uit een ander onderzoek uit mei 2020 onder ongeveer een even grote groep Nederlanders werd ook gevraagd naar zorg die niet door kon gaan of is uitgesteld. Van de 2.058 respondenten ervaarde 15 procent

problemen met de levering van medicijnen (het wordt niet duidelijk om welke medicatie het gaat). In de leeftijdsgroep 18-35 lag dit percentage hoger (38 procent). Bijna een derde gaf aan zich (erge) zorgen te maken over de beschikbaarheid van medicatie [45].