• No results found

HOOFDVRAAG 2: Wat zijn de geïdentificeerde knelpunten en wat zijn de oorzaken van deze knelpunten in de ervaringen van jongeren bij herstelbemiddeling?

7. Analyse en resultaten

7.3. Factoren in de context

Een heel belangrijk gegeven dat we kunnen afleiden uit de interviews wanneer men spreekt over de context van herstelbemiddeling, is de aanwezigheid van de ouders. Anders dan bij volwassenen, is de betrokkenheid van een van de ouders of de voogd vereist bij herstelbemiddeling met minderjarigen. Aangezien de ouders (of voogd) tot de leeftijd van 18 jaar, burgerlijk verantwoordelijk worden geacht voor hun kinderen, worden zij dus steeds betrokken. Opmerkelijk is dat de meeste bemiddelaars aangeven, vanuit hun ervaringen, dat deze aanwezigheid vaak een struikelblok is. Dit gegeven oefent onrechtstreeks altijd een invloed uit op de keuze van de jongeren. Hierdoor komt de vrijwilligheid bijgevolg opnieuw onder druk te staan.

Dit citaat onderbouwt bovenstaande bedenking, vanuit daderperspectief:

“Nadeel is het feit, merk ik als bemiddelaar, dat het is niet altijd evident is om met jongeren te bemiddelen omdat je ook nog altijd de ouder hebt die burgerlijk verantwoordelijk is. De jongeren vinden dat zelf ook niet altijd leuk. Enerzijds wordt de mate waarin een jongere vrijwillig instemt met een bemiddeling hierdoor sterk beïnvloedt. En soms willen jongeren iets

in de bemiddeling en springt de ouder daarvoor. Bij minderjarige daders heb je soms ouders die niet geloven dat hun zoon of dochter een bepaald iets heeft gedaan. De minderjarige voelt

ze zonder de aanwezigheid van de ouder of de inmenging ervan een heel andere kijk op de situatie hebben.”

In een ander interview wordt eveneens dezelfde conclusie gevormd, maar eerder vanuit een slachtofferperspectief:

“Ge hebt gij ouders die hun kind volledig in vrijheid laten beslissen of dat ze wensen deel te

nemen of niet. Ik heb toch het gevoel dat meer in het geval van dat voor ouders bemiddeling vaak een moeilijke is. Zeker wanneer het gaat over de ouders van een minderjarig slachtoffer.

Er zijn veel voorbeelden uit de praktijk waarbij de dader wel wil bemiddelen en het slachtoffer ook, maar dat de ouders van het slachtoffer gaandeweg dat toch geen goed idee

vinden en ge merkt dan wel dat de jongeren daar vaak in mee gaan en de bemiddeling stopzetten. In dat geval proberen we in een bemiddelingsgesprek wel altijd te zorgen als we merken dat de ouder de bovenhand neemt dat we ook wel de jongere apart eens zien van wat

de jongere met de bemiddeling vooral wil bereiken.

We kunnen dus stellen dat de aanwezigheid van de ouder(s) in beide gevallen een eerder negatieve impact heeft op het vrijwillig instemmen van de jongeren op een bemiddeling. Een respondent gaf aan dat de ouders zowel een steunfiguur, alsook een belemmerend figuur kan zijn. De praktijk toont aan dat dit niet altijd evident is en dat dit hoe dan ook een aantal beperkingen met zich meebrengt. Dit is zeker een werkpunt inzake het bemiddelingsaanbod – en methodiek aangezien een goeie context bepalend is voor de kwaliteit en het succes van een bemiddeling. Zowel slachtoffer, als dader moet zich gesteund voelen door zijn sociaal netwerk.

Ten slotte valt op dat de bereidheid van het slachtoffer ook een belangrijke factor in de sfeer van de context is. Deze factor kan zowel binnen het algemeen aspect van bemiddeling worden geplaats, alsook verbonden worden met de context. Enerzijds spreekt het voor zich dat wanneer het slachtoffer niet wil deelnemen, er geen bemiddeling zal plaatsvinden. Dit werd reeds hierboven in detail besproken. Anderzijds is ook de onredelijke schade-eis van de benadeelde een veel voorkomende reden om als minderjarige verdachte het dossier stop te zetten. Dit zorgt ervoor dat de dader, ook al wenst hij of zij op vrijwillige basis deel te nemen, uiteindelijk zal afhaken.

zeggen van wij eisen een zware schadevergoeding of we zouden willen dat hij een maand ga gaan werken eigenlijk dan totaal niet evenredig met de gepleegde feiten en meer vanuit eigen

profijt... Of dat je voelt dat een slachtoffer gewoon niet tot een akkoord wil komen eigenlijk maar het vooral nog moeilijker wilt maken dan kan de dader daar ook niet aandoen. Je weet

ook niet met slachtoffer je altijd te maken hebt.”

Het is niet onbelangrijk dat een schade-eis van de benadeelde niet altijd automatisch gelinkt aan het financiële aspect. Vaak zijn het ook andere onredelijke verwachtingen die doorslaggevend zijn om de bemiddeling te weigeren. Zo geeft een respondent een volgend voorbeeld uit de praktijk:

“Soms merk je ook dat mensen bepaalde waarden en normen willen doordrukken. Bijvoorbeeld ik vond dat een heel frappante situatie eigenlijk. Een dossier waar er zich een

MOF had voorgedaan en waarin het slachtoffer vegetarisch was. Die vond awel ik ben vegetarisch, ik ben voor de dieren, ik ben pro life dieren enzoverder. Ik wil nu dat diene gast

in een dierentuin gaat gaan werken of in een dierenverzorgingscentrum, of in een kinderboerderij. Dat die weet dat die diertjes ook gevoelens hebben. En eigenlijk had die schadeclaim dus echt niets, nul komma nul te maken met het feit en nog veel minder met het herstellen van de geleden schade. Dan merk je toch ook wel dat die dader iets heeft van daar

doe ik niet aan mee.”