• No results found

Expertocratisch gezag: opleiding en ervaringsdeskundigheid

Een derde vorm van gezag noemen we expertocratisch. Het is gebaseerd op expertise:

op opleiding, training, deskundigheid, ofwel op toetsbare, onderzoekbare kennis. (Weber onderscheidde deze vorm van gezag niet, maar kennis speelde in zijn tijd ook nog niet zo’n grote rol in de samenleving.) Expertocratisch gezag moet zichzelf per definitie bewijzen: het bestaat alleen bij de gratie van testen en getest worden. Tegelijkertijd is het ook onzeker vanwege datzelfde testen en getest worden (Stellwag 1974).

Vrijwilligers van speeltuin Hoelahoep beroepen zich vooral op een gebrek aan kennis en vaardigheden, waardoor zij geen gezag hebben. Toen het ernaar uitzag dat de profes-sional van de speeltuin vanwege een reorganisatie weg zou moeten, stuurden de vrijwil-ligers een protestbrief naar de gemeente waarin ze pleitten voor het behoud van de professional. Zij heeft volgens de vrijwilligers immers wel expertise en daardoor ook gezag:

“Wij allen vinden dat vrijwilligers dat niet kunnen uitoefenen.

Daar zijn toch de gediplomeerde vakmensen voor nodig. Petje

124

af voor de vrijwilligers, dat ze ook hun steentje bijdragen.

Maar een hoop dingen zoals ruzie maken, vernielingen, kinderen met problemen, kinderen die gewond raken. Dan heb je toch wel je vakkennis nodig.”

(vrijwilligers van speeltuin Hoelahoep in brief aan de gemeente)

Uiteindelijk mocht de professional blijven, zij het voor minder uur. Een vrijwilliger van de speeltuin vertelt dat zij en de andere vrijwilligers besloten hebben te stoppen met het vrijwilligerswerk, nu het erop lijkt dat ze veel meer moeten doen dan voorheen.

Ze beroept zich ook op een gebrek aan expertise: “Wij trekken ons terug, we willen niet de verantwoordelijkheid hebben. Betaalde mensen hebben er opleiding voor, wij niet.”

Hoewel de meeste vrijwilligers in de speeltuinen laagopgeleid zijn en geen achter-grond hebben in het welzijnswerk, hebben velen wel ervaringsdeskundigheid.

Ze lopen bijvoorbeeld al heel lang rond en kennen de buurt en bewoners goed. Zo is Bep de enige vrijwilliger van speeltuin Het Bloemenveld die kinderen kan aanspreken op hun gedrag omdat, zo zegt een andere vrijwilliger, “de kinderen met haar zijn opgegroeid”. Ook een vrijwilliger van een andere speeltuin noemt het belang van bekendheid met de buurtbewoners:

“Het voordeel is dat je alle kinderen kent, en dan weet je ook naar welke moeder je moet gaan als een van die kinderen iets uithaalt. Dat vind ik het voordeel van mensen die hier in de wijk wonen, en kinderen die hier in de wijk op school zitten, en vrijwilligers die uit de wijk komen.”

(vrijwilliger speeltuin De Regenboog)

Uit onze observaties blijkt dat de vrijwilligers die overtuigd zijn van hun eigen expertise zich zekerder voelen. Daardoor kennen kinderen hen eerder gezag toe en gehoorzamen ze. Omgekeerd: als de vrijwilliger het niet precies weet en onzekerheid uitstraalt, gaan de kinderen eerder in verzet. Vrijwilliger Ger heeft veel ervaring met het verzorgen van de dieren in een speeltuin, het voelt als zijn domein. Een fragment uit een observatieverslag:

Het jongetje gaat met Ger mee het caviahok in, maar hij is wat onvoorzichtig. Hij loopt rond in het hok, terwijl de cavia’s daar onder het hooi zitten. Hij probeert ze te pakken en haalt steeds het hooi of hun huisje weg als ze zich verstoppen. Hij probeert ze ook te vangen door het huisje boven op ze te zetten. Ger grijpt in: “Hé, doe dat niet,

125

straks zet je het op hun kop.” En: “Kijk uit, straks ga je erop staan.” Even later zegt hij: “Kom er maar uit, je bent veel te wild.” Het jongetje luistert. Hij mag de cavia’s nog wel voer geven, daarvoor hoeft hij niet het hok in, dat kan van buitenaf. Opnieuw luistert hij naar wat Ger hem zegt.

Daarna roept de jongen nog wat jongere kinderen, dat ze snel moeten zijn om het hok nog in te mogen, maar Ger zegt: “Nee, het hok gaat dicht, hadden ze maar eerder moeten komen.”

(observatieverslag speeltuin Het Bloemenveld)

Maar als het om een andere taak gaat, het geven van ‘groot’ speelgoed dat achter slot en grendel staat, is Ger onzeker. Hier vaart hij een zwabberende koers in plaats van zijn gezag duidelijk te doen gelden:

Vlak voor we naar de dieren gingen was er een moment van twijfel bij Ger. Een jongetje komt vragen of hij met “de grote bal” mag spelen. Dat is een bal van meer dan een halve meter hoog. Ger lijkt de bal eerst te gaan geven, maar zegt wel: “Ik ga om vijf uur weg, dan blijft de speeltuin wel open, maar gaat het gebouw dicht, dan moet je hem weer terugbrengen.” Daarna zegt hij: “Nee, ik denk dat ik hem toch niet ga geven, want er is geen leiding vandaag, doe maar een andere keer.” Daarna gaat hij toch naar het hok waar de bal ligt en geeft hem aan de jongen.

(observatieverslag speeltuin Het Bloemenveld)

Ook in de zorg (met name bij de dagbesteding) ontlenen vrijwilligers vaak gezag aan specifieke kennis en vaardigheden. Maar als er onverwachte gebeurtenissen zijn, waar-voor ze expertise denken te missen, vermijden ze het uitoefenen van gezag. Zo helpt Jan bij de houtbewerking van de dagbesteding Hartmannstraat voor mensen met een verstandelijke beperking. Als cliënten hem vragen om hulp bij de werkzaamheden, helpt hij hen en verwerft hij zo gezag op basis van zijn expertise. Maar als er ineens een cliënt in de gang staat met zijn broek op zijn knieën, dan grijpt Jan niet in. In plaats daarvan roept hij de hulp in van de professional die ook aanwezig is en het inderdaad oplost. Een andere vrijwilliger van dezelfde locatie vertelt:

“Als er bij iemand een veter los zit, dan ga ik niet wachten van ‘waar is de begeleider’. Dat soort dingen los ik allemaal zelf op. Op dat gebied ben ik wel vrij zelfstandig. Of met aankleden of neus snuiten. Ja, dan doe ik dat wel. Maar ik denk dat het wel heftig is als er echt iets gebeurt. Een cliënt

126

In een van de speeltuinen hebben ze de herkenbaarheid van vrijwilligers inmiddels vergroot: zij dragen nu net als de professional een T-shirt met de naam van de speeltuin erop. Foto Laura van Bochove

127

128

kan bij het lopen heel druk zijn, die ging dus een keer springen en toen kwam hij tegen Willemijn (professional, red.) aan.

Die zei: ‘Doe even rustig’.”

(vrijwilliger dagbesteding Hartmannstraat)

Vrijwilligers missen de expertise om met (voor hen) onverwacht gedrag om te gaan en laten het liever aan professionals over. Trainingen zouden deze expertise kunnen vergroten. Maar de bestaande korte cursussen zijn hiervoor volgens professionals niet voldoende. Wel om specifieke taken te verrichten, maar niet om een hele groep te kunnen overzien. Sommige vrijwilligers willen ook geen extra training volgen, omdat dat te veel tijd kost of omdat ze het te moeilijk vinden. Of ze vinden dat het niet bij hun positie als vrijwilliger past.