• No results found

Tijdens ons onderzoek hebben we ook gekeken wat we kunnen leren van ‘het buiten-land’. In veel andere landen spelen immers dezelfde ontwikkelingen. We hebben voor dit boek vooral gekeken naar Groot-Brittannië en Duitsland. Het interessantste van Duits-land op dit gebied vinden we de Bundesfreiwilligendienst (BFD), een Duits-landelijke vrijwil-ligersdienst die voor deelnemers meestal een jaar duurt. Het zorgt ervoor dat er veel vrijwilligerswerk wordt verricht in de zorg- en welzijnssector (en in mindere mate in milieu en ontwikkelingssamenwerking), werk dat anders mogelijk zou blijven liggen.

Daarbij biedt het jongeren de mogelijkheid om uit te zoeken of een toekomst in deze sectoren iets voor hen is. Voor volwassenen is de regeling een minder eenduidig succes.

Het zijn vooral werklozen die eraan deelnemen, in de hoop dat het een route naar betaald werk is, wat meestal niet het geval blijkt. Daar is de regeling ook niet voor ontworpen: het is vrijwilligersbeleid, geen re-integratiebeleid.

141

Toch is het instellen van een regeling als een vrijwilligersjaar naar voorbeeld van Duitsland in Nederland het overwegen waard. Voor volwassenen zou er dan wel beter nagedacht moeten worden over het perspectief: wat biedt het vrijwilligerswerk de deel-nemers aan deze regeling als de maximale termijn van twee jaar erop zit? Voor werklozen zou de regeling tegemoet moeten komen aan de behoefte tot re-integratie. Voor de Duitse jongeren is dat probleem er niet, omdat zij het vrijwilligerswerk meestal als tussenjaar gebruiken. Ook veel Nederlandse jongeren nemen al een tussenjaar en zoeken naar een nuttige en leerzame invulling ervan. Nu moeten zij dat helemaal zelf uitzoeken. Met een Nederlandse variant van de BFD krijgen veel meer jongeren de kans om zich een jaar lang sociaal nuttig te maken en zich te oriënteren op de samenleving.

In het licht van de stijgende studiekosten zou het aantrekkelijk zijn als jongeren met het vrijwilligerswerk (een deel van) een studiebeurs kunnen verdienen, in plaats van te moeten lenen. Zo’n regeling maakt het mogelijk ook interessant voor jongeren van minder vermogende ouders. En misschien kiezen dan ook wel meer jongens voor een loopbaan in zorg en welzijn.

In Groot-Brittannië vinden we de ontwikkeling van de Social Value Act (SVA) het meest interessant voor Nederland. De SVA is heel actueel omdat in Nederland de gemeenten nu ook veel diensten en voorzieningen moeten gaan aanbesteden. Hoe zorg je dan dat grote aanbieders de initiatieven van burgers en/of professionals en met veel gemoti-veerde vrijwilligers niet wegconcurreren? In Groot-Brittannië regelt de SVA dat het toevoegen van ‘sociale waarde’ (social value) een belangrijk criterium is voor aanbeste-ding. Sociale waarde kun je toevoegen wanneer je als organisatie of stichting de wijk goed kent, veel vrijwilligers uit de wijk kent, of vrijwilligers hebt die zelf de problemen kennen waar het over gaat – ex-verslaafden bijvoorbeeld of ex-slachtoffers van huiselijk geweld. In principe geeft de SVA vrijwilligersorganisaties meer kansen om contracten te krijgen en aanbestedingen te winnen. Een variant van de Engelse Social Value Act zou mogelijk ook in Nederland kunnen helpen om te voorkomen dat grote instellingen steevast aanbestedingen winnen en kleinschalige alternatieve voorzieningen buiten de boot vallen.

Aanbevelingen

Op basis van de bevindingen van dit onderzoek willen we enkele aanbevelingen doen aan organisaties, professionals, gemeenten en het ministerie van VWS.

Aanbevelingen voor organisaties die vrijwilligers bij hun werk betrekken:

- Begin niet aan een taakverschuiving van professionals naar vrijwilligers om uitsluitend financiële redenen. Doorslaggevend moet zijn dat het een kwalitatieve meerwaarde heeft voor de dienstverlening of zorg wanneer vrijwilligers een grotere rol gaan spelen.

- Heb oog voor de verschillende samenwerkingspatronen – professionele, gedeelde dan wel vrijwillige verantwoordelijkheid – en kijk of je bij de keuze voor een bepaalde samenwerkingsvorm ook aan de daarvoor geldende voorwaarden kunt voldoen.

142

De keuze voor een bepaalde samenwerkingsvorm hangt zowel af van de kenmerken van de organisatie (hoe belangrijk is het dat de dienstverlening aan bepaalde eisen voldoet en dat de diensten gegarandeerd geleverd worden?) als van de beschikbare vrijwilligers (hun persoonlijke situatie, tijd, ervaring, kennis en vaardigheden).

- Bied ruimte voor eigen invulling en initiatief van vrijwilligers. Neem op de koop toe dat een georganiseerde activiteit in een buurthuis bijvoorbeeld wat minder gesmeerd loopt dan voorheen of vaker niet doorgaat.

- Hanteer daarentegen een strakke taakomschrijving wanneer het werk meer geprotocolleerd is en/of wanneer met heel kwetsbare groepen wordt gewerkt, zoals hulpbehoevende ouderen, mensen met een beperking of kinderen. Wees er dan van verzekerd dat vrijwilligers voldoende tijd en competenties hebben.

- Onderken dat vrijwilligers verschillende drijfveren hebben: de wereld verbeteren, persoonlijke vooruitgang en gemeenschap zoeken, en probeer aan deze motieven recht te doen.

- Geef aandacht aan vrijwilligers door een persoonlijk kennismakingsgesprek en daarna met herhaalde voortgangsgesprekken. Dit om te achterhalen met welke motivatie vrijwilligers binnenkomen, hoe deze motieven zich ontwikkelen, en wat zij nodig hebben van professionals om ook te vinden wat ze zoeken.

- Organiseer structurele begeleiding in de vorm van cursussen maar ook training on-the-job, vooral voor de vrijwilligers die als hoofdmotief het verbeteren van hun eigen situatie hebben.

- Zorg dat het op de vrijwilligersplek gezellig is, dat er aandacht is voor elkaar en dat vrijwilligers inderdaad merken dat ze erbij horen en dat ze gemist worden als ze er niet zijn. Dit is met name voor gemeenschapszoekende vrijwilligers van cruciaal belang.

- Bouw momenten voor (vooral informeel) overleg in, opdat vrijwilligers zich inderdaad deel van een gemeenschap kunnen voelen. Dit motiveert velen om zich in te zetten voor die gemeenschap en de groepen waar deze zich op richt. Ook dit is vanzelf-sprekend vooral voor gemeenschapszoekende vrijwilligers van belang, maar voor andere vrijwilligers ook prettig.

Aanbevelingen voor professionals:

- Doorbreek (onbedoelde) uitsluiting van nieuwkomers en bevorder het leggen van verbindingen tussen groepen. In veel buurthuizen en speeltuinen is sprake van ‘soort zoekt soort’. Vooral wanneer er nog maar weinig professionals op de locatie zijn, wordt de populatie van vrijwilligers en bezoekers vaak steeds homogener, tot het punt dat andere groepen zich niet meer welkom voelen. Het bewaken van de toegankelijkheid voor nieuwelingen en outsiders gaat lang niet alle vrijwilligers even goed af, een professional heeft hiervoor meer instrumenten en gezag tot zijn of haar beschikking.

- Help en steun vrijwilligers bij het uitoefenen van gezag. Dat vrijwilligers vaak het gezag missen om anderen aan te spreken, kun je verhelpen door te investeren in hun kennis en (vooral communicatieve) vaardigheden. Dit kunnen professionals op locatie zelf doen, maar het kan ook met gerichte trainingen voor vrijwilligers. Let er hierbij wel op om vrijwilligers niet te veel te belasten. Als je te veel tijd vraagt van vrijwilligers, bestaat de kans dat zij zich overvraagd voelen en afhaken. Overigens doet de

143

uiterlijke verschijning van vrijwilligers – het dragen van kleding met het logo van de organisatie – soms al wonderen in het uitoefenen van gezag.

Aanbevelingen voor gemeenten:

- Reken je niet (te) rijk met een verschuiving van taken van professionals naar vrijwilligers. Werving en begeleiding van vrijwilligers kost noodzakelijkerwijs tijd en geld – vaak juist ook van professionals en hun organisaties.

- Geef organisaties en daarmee professionals en vrijwilligers de ruimte om de aanbevelingen hierboven toe te passen.

Aanbevelingen voor het ministerie van VWS:

- Onderzoek de mogelijkheden voor het instellen van een regeling als een vrijwilligersjaar (Bundesfreiwilligendienst/BFD) naar voorbeeld van Duitsland.

- Onderzoek in hoeverre een variant van de Britse Social Value Act in Nederland zou kunnen helpen om te voorkomen dat met de decentralisaties grote instellingen steevast aanbestedingen winnen en kleinschalige alternatieve voorzieningen (van of met veel vrijwilligers) buiten de boot vallen.

Literatuur

Hustinx, L. (2010) I quit, therefore I am?

Volunteer turnover and the politics of self-actualization. Nonprofit and Voluntary Sector Quarterly, 39(2), 236-255.

144 In deze bijlage lichten we de termen ‘vrijwilliger’ en ‘professional’ toe, bespreken we de geselecteerde casussen en onderzoekslocaties die we in de inleiding kort hebben geïntroduceerd, en geven we meer informatie over de onderzoeksmethode.