• No results found

Bridging door vrijwilligers: uitzonderlijk maar niet onmogelijk

In enkele buurthuizen zijn er vrijwilligers (vaak hogeropgeleiden) die een overbruggende werking – of in ieder geval intentie – hebben. Waar veel professionals inmiddels vraag-tekens zetten bij de haalbaarheid van bridging, zijn deze vrijwilligers vaak onbevangen idealisten.

Een duidelijk voorbeeld hiervan is Andries, vrijwilliger in de regiegroep van buurthuis Wegwijzer en – zoals we al hebben gezien in hoofdstuk 2 – een echte ‘wereldverbeteraar’.

Andries is met zijn jonge gezin in Amsterdam Nieuw-West gaan wonen vanwege de cultu-rele diversiteit en vanwege zijn gedrevenheid om iets voor de bewoners te betekenen.

94

De wijk waarin hij woont wordt volgens hem gekenmerkt door conflicten tussen genera-ties, culturen en inkomensgroepen. Andries probeert vooral een rol te spelen in het over-bruggen van de kloof tussen etnische groepen. Zo kent hij via zijn vrijwilligerswerk in het buurthuis een Marokkaanse vrouwengroep die sieraden maakt, die hij in contact heeft gebracht met hoogopgeleide vrouwen van een creatieve ‘broedplaats’ elders in de wijk, die ook sieraden maken. Door zijn brede netwerk speelt hij vaker de rol van koppelaar.

Zo heeft hij ook zijn Turkse buurman, die van tuinieren houdt, in contact gebracht met de ontwerper van een tuin van een creatieve instelling, om te kijken of ze iets voor elkaar kunnen betekenen. “Dat vind ik heel leuk, als die cross-over ontstaat”, zegt Andries. Wat de uiteindelijke resultaten zijn van zijn pogingen tot overbrugging is niet duidelijk, maar de kracht ervan is wel dat hij uitgaat van gedeelde interesses die mogelijk tot meer struc-tureel contact leiden dan bijvoorbeeld een vluchtige ontmoeting tijdens een open dag.

Ook in andere buurthuizen komen we hoogopgeleiden tegen die zich willen inzetten voor de wijk waarin ze wonen en vooral voor het overbruggen van etnische en klassen-verschillen. Een voorbeeld zijn studenten die betrokken zijn bij het project VoorUit, waar-over we in hoofdstuk 2 al schreven. Dit initiatief houdt in dat studenten in ruil voor huisvesting zich veertig uur per maand voor de wijk inzetten, bijvoorbeeld door het geven van een computercursus of Nederlandse les. Deze ontmoetingen tussen autochtoon (de meeste studenten hebben een Nederlandse achtergrond) en allochtoon en tussen hoog- en laagopgeleiden zijn structureler van aard dan de meeste andere overbruggende contacten in buurthuizen en speeltuinen. Deze vrijwilligers zien bridging niet alleen als een middel om groepen met een achterstand te emanciperen, maar ook als een doel op zich: ze waarderen diversiteit. Een van de vrijwilligers vertelt:

“Ik ben altijd wel heel geïnteresseerd geweest in andere culturen en religies. En ik had van het project gehoord en het hele idee staat me eigenlijk heel erg aan. Nu ik het project doe, spreek ik alsnog allemaal buitenlandse mensen. Die zoek ik ook op. Ik heb altijd de interessantste gesprekken met die mensen. Ik vind ze vaak nog opener dan Nederlanders. Kijk, meestal heb ik haast en dan vragen ze ‘kopje koffie?’ en dan denk ik ‘ja, oké’, en dan vind ik dat zo gezellig.”

(vrijwilliger buurthuis Het Zonnetje)

Deze van bovenaf gestuurde bridging lijkt enigszins effectief te zijn, maar het vereist wel een financiële prikkel. Het is de vraag of de studenten het ook hadden gedaan zonder vergoeding.

In speeltuin De Regenboog zijn de twee kernvrijwilligers ook overtuigd van het nut van bridging. Dit pleidooi komt uit wat onverwachtere hoek. Hier zijn het geen hoogopge-leiden, maar juist de meer ‘volkse’ types die het bereiken en aan zich binden van diverse

95 Bezoekers en vrijwilligers van een buurthuis tijdens een koffiemiddag. Foto Nachbarschaftshaus Centrum

Een vaste bezoeker van een speeltuin in gesprek met een vrijwilliger. Foto Laura van Bochove

96

groepen als een belangrijke doelstelling zien. In deze speeltuin is er – meer dan in de andere – contact tussen autochtone en allochtone bezoekers (het gaat dan vooral om de volwassen bezoekers, de kinderen spelen overal wel door en met elkaar). Dat de ene vrijwilliger een Nederlandse achtergrond heeft en de andere een Marokkaanse, is volgens beide vrijwilligers erg belangrijk. Dit straalt namelijk uit dat de speeltuin er voor iedereen is.

Jantien: “Nou, wat heel erg fijn is, ik ben Nederlands, zij is Marokkaans, dat heeft eigenlijk zo gemoeten. Want dit is een hele culturele wijk en het is belangrijk dat iedereen elkaar als gelijkwaardig beschouwt, dat heb ik tegen de vrijwilligers ook gezegd.”

Fouzia: “Ja, iedereen is gelijkwaardig. Mensen voelen het hoor, als je ze niet gelijkwaardig…”

Jantien: “Juist, en kinderen helemaal. Iedereen in z’n waarde laten, kind is kind, van welke cultuur het ook afkomt. Maar het is wel heel belangrijk hier in de wijk om een allochtoonse zoals Fouzia erbij te hebben.”

(vrijwilligers speeltuin De Regenboog)

Ook de professional die op afstand bij speeltuin De Regenboog betrokken is, denkt dat de twee vrijwilligers verschillen kunnen overbruggen. Maar dat heeft volgens haar vooral te maken met de contacten die zij eerder hebben opgebouwd tijdens vrijwilligerswerk op de scholen van hun kinderen die in verschillende delen van de wijk liggen. De aanwezig-heid van twee charismatische en met hart en ziel betrokken vrijwilligers met een grote multi-etnische achterban draagt er in deze speeltuin aan bij dat bridging enigszins tot stand komt. Dit voorbeeld sluit perfect aan bij de mantra van de ‘eigen kracht’: burgers die vanuit zichzelf de ‘diverse buurtgemeenschap’ verwezenlijken. Het gaat voorlopig echter om een uitzondering, waarvan de omstandigheden moeilijk lijken te kopiëren naar andere plekken.

We hebben nu gezien hoe vele professionals en enkele vrijwilligers bridging tot stand proberen te brengen. Vele bezoeken aan de onderzochte buurthuizen en speeltuinen laten uiteindelijk echter een ander beeld zien: overbruggen mag het ideaal zijn, sterke banden tussen gelijkgestemden zijn veelal de praktijk. Verschillende scheidslijnen blijken hierbij van belang. Soms is de sociale cohesie binnen groepen zo sterk dat de toegankelijkheid van de publieke ruimte onder druk staat en professionals zich genood-zaakt voelen om in te grijpen.

97