• No results found

Expertmeeting ‘Jonge Helden in New Towns’

7. Beschrijving van de experimenten

7.17 Expertmeeting ‘Jonge Helden in New Towns’

Aanleiding

Op 28 mei 2012 hebben Platform31 en het INTI een bijeenkomst voor jongeren georganiseerd in Almere: Jonge Helden in New Towns. De aanleiding was de ervaring van Platform31 dat het lastig is om projecten te vinden die opgezet en uitgevoerd worden door jongeren. In de middag hebben drie projecten zich gepresenteerd en is er gediscussieerd over de belemmeringen en kansen die er zijn voor jongeren in New Towns.

Uit onderzoek van Motivaction blijkt dat het de gemeenten grote moeite hebben om jeugdparticipatie van de grond te krijgen. Het blijft voornamelijk bij het informeren en het raadplegen van jongeren. Daadwerkelijke projecten blijven uit. Het probleem dat geformuleerd werd is dat gemeenten niet de representatieve groep jongeren te pakken hebben. Ook wordt afgevraagd of er niet te veel op de jongeren wordt gelet. Zou het inzetten op gemotiveerde en betrokken jongeren niet meer effect hebben? Het blijkt echter uit onder-zoek en praktijk dat er ook bij deze doelgroep een kloof tussen leefwereld en systeemwereld heerst.

Opzet van de dag

De bijeenkomst bestond uit twee delen. Tijdens het eerste deel zijn vooral de Jonge Helden zelf aan het woord geweest. In het tweede deel was er een discussie. De bijeenkomst werd geleid door Jaap Jan Berg. Uit de verhalen van de drie projecten die zich presenteerden, City SjoppingMol, Stichting Twisted en Jongerenbaantjes Zoetermeer, laat zich duidelijk optekenen waar het vast-loopt. Het toverwoord van de avond is vertrouwen en sociale structuren. Uit

de verhalen blijkt dat het noodzakelijk is dat ambtenaar en jongeren proberen in dezelfde taal te spreken. Vaak zijn de jongeren zich nog niet bewust van de verschillende mechanismen die spelen in een gemeente zoals politiek, finan-ciën en handelingsruimte. Wanneer de ambtenaar duidelijk uitlegt wat er mogelijk is en wat daarvoor nodig is, helpt het de jongeren om een duurzaam project op te zetten. Vervolgens is het van belang dat de gemeente het project niet overneemt en dat jongeren andere jongeren stimuleren. Hier zit namelijk een valkuil; als het enthousiasme bij één persoon blijft is de kans groot dat diegene op een gegeven moment stopt met het project “Misschien wil je ook eens naar de discotheek gaan in plaats van de plaatjes zelf draaien”.

Aanbevelingen

Het woord vertrouwen is meerdere keren gevallen. Geef de jongeren vertrouwen en coach ze om een goed project op te zetten, is de tip van de middag. Zelfvertrouwen en verantwoordelijkheid worden op deze manier gestimuleerd. Het gevolg daarvan is een vorm van gezamenlijkheid die tot een duurzaam project leiden.

– Verwacht niet dat de gemeente overal bij betrokken wordt, bewoners kunnen ook wel wat.

– Er moet een aanleiding zijn om je te organiseren. Jongeren gaan niet zomaar iets opzetten.

– “Eigenlijk is het heel eenvoudig, het gaat om sociale structuren”.

Na een middag met presentaties en discussies blijkt dat er wel degelijk zelfor-ganisatie onder jongeren bestaat in New Towns en dat zij eigenlijk tegen dezelfde dilemma’s aanlopen als andere projecten. Jongeren hebben misschien iets meer begeleiding nodig om door het ambtelijk apparaat te komen maar zijn zeer zeker in staat zelf projecten van de grond te krijgen. Als er maar een aanleiding is. Het grote verschil is dat jongeren minder gefocust zijn op de woning en de woonomgeving. Leuk werk, leuke collega’s en een plek waar je thuis voelt en je kan ontplooien zijn geschikte onderwerpen.

De projecten die nu meededen aan het programma en die werden geïnitieerd door jongeren waren eigenlijk wel goede voorbeelden. Als het heel

Zelforganisatie gaat niet vanzelf / 7. Beschrijving van de experimenten

50 schematisch wordt ingedeeld dan zijn zelforganisatieprojecten voor ouderen

meer gericht op zorg voor woningen en woonomgeving en bij jongeren op ontspanning en cultuur. Ten slotte zouden extra inspanningen gedaan moeten worden om kansrijke projecten naar voren te laten komen.

Zelforganisatie gaat niet vanzelf / 7. Beschrijving van de experimenten

51

Zelforganisatie gaat niet vanzelf

52 Bij de evaluatie van projecten maakt men onderscheid in input, output en

impact of outcome. De input wordt bepaald door de middelen die het project vergt. In deze gevallen is dat vooral de inzet van de vrijwilligers, eventuele hulpmiddelen of advies en de financiële middelen inclusief de bijdragen van Platform31. De output is in de eerste plaats het product waar het project op was gericht. Dat was in alle gevallen zeer concreet: de tijdelijke winkel, de workshopruimte, het plantsoen, het voetpad, het festival enzovoort. Bij de projectbeschrijving staat daarvan een opsomming.

De impact betreft alle neveneffecten die bij zelforganisatie ook van belang zijn. Nu gaat het over het algemeen om bescheiden projecten, die uitgevoerd worden door een betrekkelijk klein aantal mensen. Op het niveau van de wijk met enkele duizenden woningen is de impact via formele registratie heel moeilijk waarneembaar. Een belangrijke impact is bijvoorbeeld de leefbaar-heid. Deze wordt via het ministerie van BZK iedere twee jaar bijgehouden en bijgewerkt. Projecten die in 2012 zijn gestart en uitgevoerd zijn dan heel moeilijk via die weg te meten. Dat is in dit geval ook niet geprobeerd. Men zou bovendien moeten wachten op de meting van 2014 om effecten te regis-treren. Daarom is gekozen voor een andere weg.

Tijdens de interviewronde is aan alle deelnemers gevraagd een inschatting te maken van de impact van het project. Bovendien hebben alle begeleiders dat gedaan. Dat geeft een indruk van het resultaat van de projecten. Bovendien is gevraagd het belang van de diverse impacts een cijfer te geven. Het resultaat

staat in Tabel 8. Er is gevraagd naar het belang van acht criteria. Betrokken-heid met de wijk en leefbaarBetrokken-heid scoren het beste. WerkgelegenBetrokken-heid en vast-goedprijzen worden het minst belangrijk geacht. Men zou deze score ook aan alle betrokken partijen kunnen vragen, maar dat heeft pas zin als er voor de betrokken wijk daadwerkelijk behoefte is aan verandering op een of meerdere van de aangegeven criteria.