• No results found

Ik heb Mevr. Anita Pfauth (schriftelijk) geïnterviewd door middel van een half gestructureerde enquête. Zij is verbonden aan de Hogeschool van Leiden en is docent SW&TP. Tevens is zij is coördinator van de minor Gehandicaptenzorg aan de Hogeschool van Leiden en draagt zij zorg voor de curriculumontwikkeling op het gebied van zorg aan mensen met een lichte verstandelijke beperking.

6.7 Casus

Een respondent heeft naar aanleiding van de toegezonden enquête uit zichzelf vier casussen

opgestuurd. In de casussen beschrijft de respondent het handelen, de redenen achter het handelen, de knelpunten m.b.t. vier kinderen met een mogelijk6 licht verstandelijke beperking (zie bijlage 6).

Deze casussen waren een rijke bron aan data. 6.8 MaxQda

Bij het uitwerken van de vier soorten data (ongestructureerde groepsinterview, korte enquêtes, casussen en een schriftelijk half-gestructureerd interview) heb ik gebruik gemaakt van het computerprogramma MaxQda. Dit is een computerprogramma voor kwalitatieve data analyse en biedt de mogelijkheid om systematisch teksten te evalueren en interpreteren.

De tekstfragementen zijn van bottom up vertaald naar drie onderdelen van competenties; kennis, vaardigheden en attitude.

Een voorbeeld van een stukje competentieboom uit het onderzoek: Competenties

vaardigheid

Herkenning

6

. Pas wanneer iemand gediagnosticeerd is kan men spreken van een LVB. Tot die tijd is het een aanname van professionals op basis van de op dat moment beschikbare kennis.

32

Het tekstfragment hierbij was: de lichtverstandelijke beperking werd niet door de stagiaires

opgemerkt (casus veldonderzoek). 6.9 Mijn rol als onderzoeker Strenghts

Voor mijn onderzoek was het een pré dat ik ook een medewerker van Dynamo ben en een collega van de respondenten. Uit ervaring weet ik dat de werkdruk onder de sociaal agogen hoog is. Als zij moeten kiezen tussen uitvoering en meedoen aan een onderzoek, zullen zij kiezen voor uitvoering. Maar omdat ik hun collega ben en ik regelmatig met hen in contact kom waren zij eerder bereid om aan het onderzoek mee te werken. Een externe onderzoeker zou dit niet hebben kunnen bereiken. Daarbij heb ik zelf de urgentie (op microniveau) ervaren waardoor ik ook gedreven was om mijn onderzoek uit te voeren.

Mijn persoonlijke kwaliteiten zijn het constateren waar er een urgentie ligt binnen mijn werkveld, mijn affiniteit voor kwetsbare doelgroepen en professionalisering. Dit heeft er toe geleid dat ik dit onderzoek ben gaan uitvoeren.

Mijn eigen ervaring met de urgentie heb ik voorafgaand aan mijn onderzoek “tussen haakjes”gezet, zogeheten bracketing (Boeije, 2005 p.47). Zodat zij zo min mogelijk invloed zou hebben op hoe ik de mijn onderzoeksresultaten heb geïnterpreteerd. Ik ben met een “open-mind “de interviews ingegaan en heb de respondenten laten vertellen wat zij dachten nodig te hebben om met LVG-ers te kunnen werken. En ik heb dit tussentijds met de respondenten en expert steeds geverifieerd.

Opleiding

Het onderzoek vond in het kader van mijn opleiding plaats waardoor het meeste onderzoek in mijn vrijetijd heeft plaatsgevonden. Het heeft hierdoor minimaal effect op de uitvoering en middelen van Dynamo gehad. Als een onderzoek van ongeveer 5 maanden binnen de bestaande middelen en tijd zou hebben moeten plaatsvinden zou Dynamo waarschijnlijk niet akkoord zijn gegaan.

Een thesis begeleider en de toegang tot kennis vanuit de opleiding hebben sterk bijgedragen aan mijn onderzoek.

Weaknesses

Hierbij ik mijzelf de vraag gesteld waarom ik niet de juiste persoon voor dit onderzoek zou zijn geweest. Focussen, tijdsplannen en taalvaardigheid zijn niet mijn sterkste kanten (ik heb ADHD). Dit zijn de nadelen van mijn ADHD. De voordelen zijn mijn gedrevenheid, mijn optimisme en

volhardendheid bij tegenslagen of weerstand. Dit tezamen met mijn affiniteit voor deze doelgroep en mijn positie binnen de organisatie compenseren mijn inziens mijn zwakkere kanten voldoende om over het geheel genomen te constateren dat ik de geschikte persoon ben geweest om dit onderzoek uit te voeren.

33

Hoofdstuk 7 Resultaten veldonderzoek

Het literatuur gedeelte van dit onderzoek heeft het grootste gedeelte van de beschikbare tijd in beslag genomen. Om binnen het tijdsbestek van het onderzoek te blijven was het niet mogelijk om een nieuwe ronde enquêtes te houden.

Iedere geïnterviewde binnen Dynamo heeft van te voren een overzicht met kenmerken van LVB en tips om mensen met een LVG te herkennen toegezonden gekregen en de vraag hoeveel mensen met een LVB zij binnen hun doelgroep hadden. Ik wilde hiermee voorkomen dat men, door het ontbreken van kennis om ze te herkennen, de onderzoeksvragen niet relevant voor hun werk zouden vinden. Tegelijkertijd heb ik hiermee willen bereiken dat zij over deze doelgroep gingen nadenken en bij zichzelf zouden nagaan of ze in staat zijn om LVG-ers te herkennen. Ik hoopte hiermee een kleine aanzet tot deskundigheidsbevordering onder de respondenten bewerkstelligd te hebben. Dat heeft ook plaatsgevonden. Enkele respondenten hebben om deskundigheidsbevordering gevraagd. Twee respondenten hebben n.a.v. van de toegezonden informatie ontdekt dat zij minsten 20 LVG jongeren onder hun doelgroep hebben. Een van de andere respondenten heeft geantwoord geen LVG-ers onder haar doelgroep te hebben, met de kanttekening dat dit hoogstwaarschijnlijk niet correct is. Haar doelgroep beslaat twee wijken dus daar zal naar alle waarschijnlijkheid iemand met een LVB tussen zitten.

Volgens de respondenten zijn er op dit moment boven de zestig mensen met een LVB binnen het werkgebied. Zij zijn over de verschillende sociaal agogische werksoorten verdeeld. De grootste aantal LVG-ers bevindt zich onder de doelgroepen van opbouwwerk en tienerwerk.

7.1 Groepsinterview

X en Y zijn gezamenlijk geïnterviewd. De twee respondenten gaven halverwege het interview aan dat zij vonden dat er eigenlijk geen specifieke vaardigheden nodig zijn om met LVG-ers te werken. Dat LVG-ers onder de doelgroep kwetsbare bewoners vallen.

Dit plaatje geld voor een heleboel mensen waar mee we te maken hebben.