• No results found

Competentieonderdeel Attitude Theorie Veld

Geïnteresseerd

X

X

Vriendelijk

X

Warm en open

X

Creatief

X

Zeker

X

X

Grote betrokkenheid

X

Menslievend

X

Aandachtige betrokken

X

Empathisch

X

X

Assertief

X

Representatief

X

X

Integer

X

X

Flexibel

X

X

Eerlijk

X

X

Geduldig

X

X

Betrouwbaar/te vertrouwen

X

X

Stevig in je schoenen staan

X

X

Doelgroep als leuk en uitdagend ervaren

X

X

Besluitvaardig

X

Leefbaar opstellen

X

Emotioneel stabiel

X

Inlevingsvermogens hebben

X

X

Gevoel voor humor hebben

X

Geduldig zijn

X

X

Mensen kennis hebben

X

Inlevingsvermogen

X

X

41

Betrouwbaar

X

X

Sterke persoonlijkheid

X

X

Affiniteit hebben

X

X

Flexibel zijn

X

X

42

8.3 Conclusie

Lacunes in de vergelijkingen

De resultaten van zowel de theorie en het veldonderzoek moeten in hun context worden gezien. Iedereen geeft betekenis aan concepten vanuit zijn of haar eigen context en geeft dus vanuit zijn of haar context interpretaties aan benodigde competentieonderdelen. Wat voor een sociaal agoog relevant is hoeft niet relavant te zijn voor een hulpverlener. Daarnaast kunnen de contexten van de verschillende werksoorten onderling verschillen waardoor mogelijk ook de competentieonderdelen per werksoort verschillen. Omdat de respondenten geen overzicht hadden van de

competentieonderdelen uit de theorie kan ik op basis van deze vergelijking geen uitspraken doen over de lacunes in het overeenkomsten vanuit het veld. Het kan zijn dat de geïnterviewden op dat moment niet aan bepaalde vaardigheden dachten die wel in de theorie voor kwamen.

De lacunes aan de kant van de theorie (zie pijl in figuur 8) kunnen daarentegen zeker interessant zijn. Het kan zijn dat de respondenten competentieonderdelen hebben genoemd die nog niet door de theorie zijn geïdentificeerd. Op basis van deze vergelijkingen kan ik hier geen verdere uitspraken over doen, maar het verdient wel de aandacht om dit verder te onderzoeken.

Overeenkomsten in de vergelijkingen

Bij het competentieonderdeel kennis kwamen 6 van de 12 onderdelen met elkaar overeen. De vaardigheden kwamen voor iets minder dan de helft overeen met de theorie; van de 79

competenties die ik had gevonden kwamen er 38 overeen. Van de attitude kwamen er 21 van de 32 gevonden attitudes overeen.

De overzichten gaven een globaal beeld waarin de competentiesonderdelen vanuit de theorie en het veld elkaar overlapten. De resultaten gaven ook een beeld welke competenties de respondenten achten nodig te hebben om met LVG-ers te kunnen werken.

Kennis van LVG en blijvende verdieping in LVG is volgens de respondenten noodzakelijk om met LVG- ers te kunnen werken. Dit is een belangrijk gegeven met betrekking tot het beantwoorden van de centrale vraagstelling en de urgentie op micro-meso-en macroniveau.

Alle overeengekomen competentieonderdelen samen gevoegd en vertaald (zie bijlage 1) leverde het volgende profiel op waaraan sociaal agogen in de dienstverlenende kant zouden moeten voldoen om te werken met LVG-ers:

1. Kennis hebben van de doelgroep en de kenmerken van LVG en blijvend leren over deze doelgroep.

2. Tijd en aandacht hebben en nemen om LVG te kunnen herkennen en deze beperking te erkennen en accepteren en de persoon serieus te nemen.

3. Goed kunnen communiceren en daarbij rekening houden met het (taal)niveau van de cliënt. 4. In staat zijn om op het eigen non-verbale en verbale handelen te kunnen reflecteren.

43

5. Methodisch werken met de methodieken oplossingsgerichte benadering, systeemgerichte

benadering en competentiegerichte benadering. 6. In staat zijn om samen te werken.

7. Affectief neutraal kunnen werken en objectief kunnen observeren.

8. Alert zijn of de boodschap of opdracht begrepen wordt en deze anders herhalen, uitleggen of voordoen.

9. Een sterke betrouwbare persoonlijkheid hebben die graag met de doelgroep wil werken. 10. Zich goed in de doelgroep kunnen inleven.

44

Hoofdstuk 9 Conclusies en aanbevelingen

Conclusie

Mijn onderzoek heeft tot verschillende conclusies geleid.

Er verschillende definities en aantallen over licht verstandelijk gehandicapt (LVG) in omloop. Termen als LVG, LVB en zwakbegaafd worden willekeurig gebruikt. De term LVG en LVB betekent hetzelfde: een persoon met een licht verstandelijke beperking. Een LVG-er heeft een IQ score tussen de 50 en 70 en een zwakbegaafd persoon heeft een IQ score tussen de 70 en 85. Maar beide groepen zijn even maatschappelijk kwetsbaar en hebben beide ondersteuning nodig.

Het indicatie model van het landelijk kenniscentrum LVG is een mijn inziens zeer werkbaar model die een duidelijk overzicht geeft wat LVG inhoudt en welke problematiek daarmee samenhangt.

Hierbij moet de kanttekening worden gemaakt dat de beperkingen voor het 18de levensjaar zichtbaar

moeten zijn geworden.

LVG is een specifieke doelgroep op zich. Een doelgroep waarvan men steeds meer beseft dat die niet thuishoort in de VG sector, de GGZ sector en ook niet bij Jeugdzorg. Maar deze sectoren hebben nog geen passend aanbod en valide meetinstrumenten voor deze doelgroep kunnen vinden.

Niet iedere hulpverlener is in staat om LVB te herkennen. Daarom hebben sommige instellingen (stichting MEE en de Borg) folders uitgegeven waarin zij kort toelichten wat een LVB inhoudt en hoe beroepskrachten ze kunnen herkennen. De folders zijn niet gericht op de sociaal agogen in de dienstverlenende kant van het sociaal agogisch beroep. Dit is een groot gemis want de meeste LVG- ers zitten niet in zorgtrajecten. Het grootste gedeelte van LVG-ers neemt gewoon deel aan de samenleving. Maar 0,2 % van de 70 % vrijwillige indicaties van Bureau Jeugdzorg maakt gebruik van LVG-zorg. De rest van de LVG-jongeren neemt dus gewoon deel aan de samenleving. Vooral jongeren

LVG specifieke kenmerken: en bijkomende

kenmerken / problematiek:

komen tot uiting in:

INTELLIGENTIE: IQ 50-70 + 70-85 BEPERKT SOCIAAL AANPASSINGS-VERMOGEN LEERPROBLEMEN PSYCHIATRISCHE STOORNIS MEDISCH-ORGANISCHE PROBLEMEN

PROBLEMEN IN GEZIN EN SOCIALE CONTEXT

ERNSTIGE

GEDRAGSPROBLEMEN

En leiden tot:

45

met LVB verdoen hun tijd op straat. Zij zijn niet instaat om deel te nemen aan vrijetijdsactiviteiten

omdat daar te veel van hun beperking wordt gevraagd. De gevolgen van hun beperking uit zich vaak in overlast gevend gedrag. Het is dus zeer aannemelijk dat de er onder de overlast gevende jongeren in Nederland een (grote) groep LVG-ers bevindt. Zie het volgende krantenartikel uit de Telegraaf van 9 november 2011 ter illustratie:

AMSTERDAM - Veertig procent van de top 600 van gewelddadige criminele jongeren, die Amsterdam van straat wil halen, blijkt zwakbegaafd. Vanwege complexe problemen kunnen zij nooit normaal functioneren, ook niet als ze dat zouden willen.

Amsterdam heeft een plan van aanpak gepresenteerd voor de zogeheten Top 600. Dat is een lijst met grotendeels jonge mannen die zich voortdurend schuldig maken aan ernstige misdrijven in de stad. Dat is volgens het Parool het beeld na het eerste halfjaar van het project, waarvoor de gemeente, politie, justitie, GGD en dertig andere instanties twee jaar hebben uitgetrokken. De 600 plegers van ernstige delicten, zoals moord, doodslag, zware mishandeling, overvallen of straatroven, zijn samen in vijf jaar tijd 15.000 keer gepakt.

Sinds mei zijn van de eerste 172 jonge 'veelplegers' dossiers aangemaakt. De GGD heeft ze allemaal onderzocht en van de eerste zestig gescreende jongens blijkt veertig procent licht verstandelijk gehandicapt.

"Deskundigen vertellen ons dat we deze jongens niet gaan leren ooit normaal te werken", vertelt Eberhard van der Laan in het Parool. "Als je iets wilt betekenen voor de mensen die zij te grazen blijven nemen én ook voor henzelf, zul je ze in een gesloten instelling moeten plaatsen." De Bijlmerbajes maakt 120 cellen vrij om de jongens te kunnen vastzetten.

(bron: http://www.telegraaf.nl/binnenland/10891296/__Veelplegers_vaak_zwakbegaafd__.html) Of opsluiting het antwoord is op dit probleem valt nog te bezien en niet normaal functioneren moet natuurlijk in de context van de beperking worden gezien. Maar het artikel laat zien dat het goed mogelijk is dat er, net als bij de criminele jongeren, zich onder overlast gevende jongeren mogelijk ook een grote groep LVG-ers bevindt. Dan lijkt het mij belangrijk dat de tiener- en jongerenwerkers in ieder geval voldoende zijn toegerust om deze jongeren te herkennen en met ze te kunnen werken. Het zijn juist de sociaal agogen in de dienstverlening die de samenleving als doelgroep hebben. De plek waar de meeste LVG-ers zijn. En gezien de beleidsontwikkelingen (beperkte toegang tot de AWBZ voor LVG-ers in 2013 en de overheveling van de sociale en maatschappelijke participatie naar de Wmo) zullen LVG-ers nog meer gebruik gaan maken van welzijn en worden LVG-ers een

belangrijke nieuwe doelgroep voor sociaal agogen in de dienstverlening. En deze beroepskrachten zijn niet opgeleid om met LVG-ers te kunnen werken. Zij zijn niet instaat om ze te herkennen en hebben niet de competenties om met ze te werken. Dit komt omdat zij binnen de opleiding CMV niet de mogelijkheid hebben om deel te nemen aan minorren op het gebied van LVG. De opleidingen SPH en MWD hebben deze mogelijk wel. Dat is vreemd aangezien er maar een klein gedeelte LVG-ers in zorgtrajecten zitten en de meeste gewoon deelnemen aan de samenleving. Hoe het mogelijk is dat hier een “blind vlek”is ontstaan zou verder onderzocht moeten worden. Deskundigheid over LVG moet in ieder geval ook toegankelijk worden gemaakt voor CMV-ers. En de huidige sociaal agogen in

46

de dienstverlening moeten getraind worden om met deze doelgroep om te gaan, wil welzijn in 2012

en 2013 in staat zijn om de doelgroep LVG-ers op te vangen die dan waarschijnlijk geen ondersteuning meer krijgen vanuit de AWBZ.

Het probleem op macroniveau ( het ontbreken van deskundigheid over LVG in de opleiding CMV) heeft zich vertaald naar een urgentie op microniveau; het ontbreken van competenties onder sociaal agogen in de dienstverlening om met LVG-ers te kunnen werken.

Dit praktijkprobleem is ook binnen het werkveld van Dynamo aanwezig. Om een bijdrage te leveren aan een mogelijke oplossing van dit praktijkprobleem binnen het werkveld van Dynamo heb ik onderzoek gedaan naar de benodigde competenties onder de sociaal agogen van Dynamo om met LVG-ers te kunnen werken. Dit praktijkonderzoek heeft geresulteerd in het volgende

competentieoverzicht:

1. Kennis hebben van de doelgroep en de kenmerken van LVG en blijvend leren over deze doelgroep.

2. Tijd en aandacht hebben en nemen om LVG te kunnen herkennen en deze beperking te erkennen en accepteren en de persoon serieus te nemen.

3. Goed kunnen communiceren en daarbij rekening houden met het (taal)niveau van de cliënt. 4. Instaat zijn om op het eigen non-verbale en verbale handelen te kunnen reflecteren.

5. Methodisch werken met de methodieken oplossingsgerichte benadering, systeemgerichte benadering en competentiegerichte benadering.

6. In staat zijn om samen te werken.

7. Affectief neutraal kunnen werken en objectief kunnen observeren.

8. Alert zijn of de boodschap of opdracht begrepen wordt en deze anders herhalen, uitleggen of voordoen.

9. Een sterke betrouwbare persoonlijkheid hebben die graag met de doelgroep wil werken. 10. Zich goed in de doelgroep kunnen inleven.

11. En daarbij de juiste uitstraling hebben en zich flexibel kunnen opstellen.

Het overzicht is niet volledig, daarvoor is meer en uitgebreider onderzoek nodig. Maar het is een goede “kapstok” waarmee instellingen en beroepskrachten kunnen nagaan of zij instaat zijn om met LVG-ers te werken.

Aanbevelingen Micro- en mesoniveau

Tijdens de loop van mijn praktijkonderzoek heb ik regelmatig tijdens teamoverleg met mijn collega’s, in gesprekken met teamleiders en managers de stand van zaken en tussentijds resultaten besproken. Hiermee heb ik geprobeerd meer aandacht voor de huidige urgentie onder de uitvoerders en het belang van Dynamo om goed opgeleide professionals te hebben te vergroten.

47

Dit heeft tot resultaat gehad dat Dynamo nu erkent dat er een urgentie is op het gebied van LVG-ers

onder de uitvoerders en bij Dynamo. Zij erkennen dat zij tot op heden de doelgroep hebben onderschat. Het onderzoek zal in het MT worden ingebracht en bij het overleg voor het scholingsaanbod van 2012 voor de medewerkers van Dynamo.

Dynamo heeft de voorlopige resultaten van mijn praktijkonderzoek via een nieuwsbrief aan externe partijen bekend gemaakt. Zij kunnen een samenvatting van het onderzoek opvragen bij Dynamo. Ik heb Dynamo voorgesteld om mijn onderzoek aan de medewerkers te presenteren. Deze

presentatie zal de komende maand plaats vinden. Hierbij richt ik mij met name op de sociaal agogen van Dynamo maar ook op alle andere medewerkers die geïnteresseerd zijn in dit onderwerp.

Training en deskundigheidsbevordering

Ik heb Dynamo aangegeven dat ik graag de training en deskundigheidsbevordering voor de

medewerkers van Dynamo wil verzorgen. De basis hiervoor zullen de onderzoeksresultaten uit mijn onderzoek zijn. De onderzoeksresultaten kunnen zowel “bottom-up” als “top down” worden gebruikt. Deskundigheidsbevordering zal bestaan uit kennis vergroting van punt 1 en 5 (kennis over LVG en over de kenmerken van LVG en methodieken). De training zal bestaan uit het, als casus, gezamenlijk bespreken van de overige 9 punten. Op deze manier kunnen de medewerkers zelf onderzoeken of zij aan de competentieonderdelen kunnen voldoen en op basis hiervan beslissen of ze met LVG-ers willen werken (bottom-up). De teamleiders van Dynamo kunnen de

onderzoeksresultaten ook als “kapstok” gebruiken om te toetsen welke medewerkers zij in staat achten om met LVG-ers te kunnen werken (top-down).

Punt 2 van de competentieonderdelen (tijd en aandacht…) betekend dat ondersteuning van LVG-ers meer tijd van medewerkers vraagt. Dit zal Dynamo in haar onderhandelingen met het stadsdeel mee moeten nemen. Tijd en aandacht zijn noodzakelijk om LVG-ers goede ondersteuning te kunnen bieden. Dit betekent keuzes maken; of meer geld of minder aantallen die bereikt kunnen worden. Externe partijen betrekken

Stichting Prisma is een belangrijke samenwerkingspartij van Dynamo bij het bevorderen van de integratie van mensen met een (licht) verstandelijk beperking). De directeur is uitgenodigd om bij mijn thesisverdediging aanwezig te zijn. Stichting Prisma werkt stedelijk binnen Amsterdam in samenwerking met verschillende welzijnsinstellingen. Zij kan hun samenwerkende partners attenderen op het feit dat sociaal agogen in de dienstverlening specifieke competenties nodig hebben om met LVG-ers te werken die zij waarschijnlijk niet bezitten. Omdat zij daarvoor niet opgeleid zijn.Tevens vraag ik Dynamo om een kort persbericht naar een aantal vakbladen (Sozio en Zorg en Welzijn) te sturen en naar het Landelijk Centrum voor LVG.

Macro-niveau

Om de sociaal agogische dienstverlening te attenderen op het belang van goed opgeleide CMV-ers op het gebied van LVG biedt ik mijn onderzoek aan mevr. Anita Pfauth. Zij is coördinator van de

48

minor Gehandicaptenzorg op de Hogeschool Leiden. Zij deelt mijn bevindingen dat CMV-ers juist de

personen zijn die opgeleid moeten worden om met LVG-ers te kunnen werken. En zij zou binnen de Hogescholen een lans kunnen breken om CMV-ers ook tot minorren toe te laten.

Ik bied mijn onderzoek ook aan mevr. Eltje Bos, opleidingsmanager CMV aan de Hogeschool van Amsterdam met precies dezelfde reden als hierboven.

Ik wil het onderzoek ook aan mevr. M. van Nieuwenhuijzen en mevr. Embregts aanbieden. Mogelijk dat zij ook meer aandacht kunnen generen voor de rol van CMV-ers bij LVG-ers.

Op deze manier hoop ik dat er vanuit het werkveld en de opleiding van beide kanten aandacht komt voor het belang van goed opgeleide CMV-ers met betrekking tot het werken met LVG-ers.

49

Hoofdstuk 10 Discussie

Onderzoek doen is zoeken naar antwoorden en verklaringen en roept bij het zoeken naar antwoorden weer nieuwe vragen op. Dit is een oneindige cyclus. Ook dit onderzoek heeft weer veel nieuwe vragen bij mij opgeleverd.

Ik ben zeer benieuwd waarom de dienstverlenende kant van het sociaal agogisch werkveld niet in de discussie over competenties voor LVG-ers naar voren komt.

Het antwoord hierop zou een mogelijke verklaring kunnen geven waarom LVG-ers binnen Dynamo tot op heden als kwetsbare groep werd bestempeld en behandeld. Is er een bepaalde verlegenheid bij sociaal agogen en welzijnsinstellingen om deze doelgroep te bestempelen? Wil men dit niet omdat er dan waarschijnlijk ook specifieke kennis van deze doelgroep nodig is en dus deskundigheidsbevordering? Samengevat; wat maakt het dat LVG-ers als doelgroep onderschat worden in welzijn zowel in de praktijk als in de theorie?

Om binnen het tijdsbestek van het onderzoek te blijven heb ik geen verder onderzoek naar deze vragen kunnen doen. Ik hoop dat dit onderzoek en het feit dat ik er met verschillende partijen (mijn begeleider van de HvA, de geïnterviewde expert, medestudenten van de Master of Social Work , Dynamo en collega’s) over heb gesproken een kleine aanzet geeft om verder onderzoek naar dit onderwerp en deze vragen te doen.

Want iedere beroepskracht heeft wel eens te maken met een LVG-er. En waarschijnlijk vaker en meer dan men denkt. Want de meeste LVG-ers nemen gewoon deel aan de samenleving. De sociaal agogen in de dienstverlening zijn de beroepskrachten die in de samenleving werken. Zij zijn m.i. juist de personen die een goede signalerende functie kunnen hebben. Zij zouden de beperking kunnen herkennen en ondersteuning aan de LVG-ers en zijn omgeving kunnen bieden. Dit zal in de praktijk nog vorm moeten krijgen maar ik denk daarbij aan

ontmoetingsmogelijkheden voor LVG-ers en ouders met kinderen met LVG. Informatie over dienstverlening en ondersteuningsmogelijkheden. Mogelijkheden bieden tot sociale en maatschappelijke participatie van LVG-ers.

Het tiener en jongerenwerk kan m.i. een preventieve rol spelen bij jongeren met LVG. Zij zijn extreem beïnvloedbaar en kwetsbaar en lopen meer risico om met Justitie in aanraking te komen. Hiervoor moeten de tiener-en jongerenwerken dan wel toe in staat zijn. dus voldoende kennis en competenties hebben om met deze doelgroep te kunnen werken.

LVG-ers hebben het moeilijk in de huidige complexe samenleving en kunnen alle ondersteuning die zij nodig hebben gebruiken. Ik pleit dus voor meer deskundigheidsbevordering over LVG en meer praktijkonderzoek naar deze doelgroep.

De vergelijking van de competentie onderdelen uit de theorie en het werkveld bieden ook voldoende aanleiding voor verder onderzoek. Waarom komen een aantal vaardigheden en/of

50

attitudes niet overeen? Is het mogelijk dat sociaal agogen andere competenties denken nodig te

hebben dan hulpverleners? Is er een verschil tussen wetenschap en praktijk? Hoe komt dat? Zouden de resultaten van het veldonderzoek anders zijn geweest wanneer de respondenten van te voren wel kennis van LVG-ers hadden? Welke nieuwe kennis zou hier dan uit ontstaan? Zouden er dan meer overeenkomsten ontstaan of meer verschillen?

Toen ik aan dit onderzoek begon had ik alleen een “onderbuik gevoel. Ergens voelde ik dat werken met LVG-ers meer deskundigheid vroeg dan tot op heden binnen Dynamo werd geboden. En dat gevoel spreidde zich ook gaande het onderzoek uit naar het sociaal agogisch werkveld. De theorie en verscheidene expert bevestigden mijn “onderbuik gevoel” en wist ik dat mijn gevoel juist was.

Ik denk dat veel praktijkonderzoeken beginnen met een “onderbuik gevoel”. Een gevoel dat nog niet te vertalen is naar een duidelijke urgentie maar die wel knaagt. Ik wil iedereen in het werkveld die dit gevoel kent en heeft dan ook adviseren om dit gevoel te onderzoeken en buiten jezelf te plaatsen. Want kennis overdracht en kennis ontwikkeling vanuit de praktijk blijft

noodzakelijk om goede professionals op te leiden. Sandy Gaartman, Oktober 2011

51

Literatuurlijst

Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Denken en doen. Boomonderwijs. ISBN 978 90 8506 0789 NUR 741

Braam, M. & Luttje, M.( 2009). Licht verstandelijk gehandicapten in de OGGz. Afstudeeronderzoek Academie voor Sociale Studies, Hanzehogeschool Groningen Maatschappelijk Werk en