X: ja, na ja ik vind bijvoorbeeld...Y: dan zou je eigenlijk het rijtje competenties
moeten afgaan?
35
7.2 EnquêtesBij de schriftelijke enquête was de vraagstelling niet duidelijk genoeg. De vragen kwamen niet bij iedereen goed over. In de verzonden e-mail stond de centrale vraag van het onderzoek vermeld: welke competenties hebben sociaal agogen van Dynamo nodig om met LVG-ers te kunnen werken? En daaronder de vraag hoeveel LVG-ers zij mogelijk onder hun doelgroep hebben. Hierdoor heeft een deel van de respondenten alleen op deze vraag gereageerd, een deel alleen op de centrale vraag en een deel op beide vragen. Dit lag geheel aan mijn vraagstelling.
Er was niet voldoende tijd meer om bij alle respondenten opnieuw verdiepende vragen te stellen. Aan één respondent heb ik wel verdiepende vragen kunnen stellen.
De resultaten die ik uit de enquêtes heb ontvangen, zijn in een overzicht geplaatst. Zie figuur 5.
Kennis Vaardigheden attitude
Training omgaan met deze doelgroep zoeken
Als de boodschap niet aankomt, concreet maken
Inlevingsvermogen
Deskundigheid hebben Leren samenwerken Geduldig
Kennis hebben Kunnen communiceren Betrouwbaar
Enthousiastmeren Sterke persoonlijkheid
Prioriteiten kunnen stellen
Aandacht vast kunnen houden Ervaring hebben
Behoeftes en wensen van cliënt, medewerker en organisatie staan centraal
Orthopedagogiek als methodiek
(Figuur 5)
7.3 Expert interview
Via het literatuuronderzoek ben ik in contact gekomen met Mevr. Anita Pfauth. Zij is betrokken bij de minor gehandicaptenzorg aan de Hogeschool van Leiden. Ik heb haar geïnterviewd omdat tijdens het literatuuronderzoek naar voren is gekomen dat er een minor gehandicaptenzorg bestaat waarbinnen SPH-ers en MWD-ers deskundigheid op het gebied van LVG-ers kunnen vergroten. Ik wilde graag weten welke competentieonderdelen binnen deze minor besproken werden.
Bij het competentieonderdeel attitude verwijst ze naar de het competentieprofiel (SG)LVG en
competentieprofiel D (beroepscompetentieprofiel voor professionals met een hogere functie (niveau D) in het primaire proces van de gehandicaptenzorg, VGN, Utrecht). Deze attitudes zijn om dezelfde reden die in Hoofdstuk 5 Theorieonderzoek paragraaf 5.8.2 staat besproken niet meegenomen.
Kennis Vaardigheden Attitude
Afstemmen op het niveau van de cliënt De cliënt zelf het tempo laten bepalen Positief bekrachtigen
Eventueel gebruikmaken van ondersteunende communicatie middelen
Taalgebruik: korte zinnen/instructies, een ding tegelijk concreet ( geen preken of beeldspraak )
Kleine stappen, voordoen, herhalen, checken of het is begrepen
36
Dialoog methode
Oplossingsgerichte methode leertheorie
Aandacht houden voor autonomie/regie over eigen leven van de cliënt
Blijvende ondersteuning voor cliënt en netwerk bieden Samenwerken met het netwerk cliënt en andere disciplines voor transfer naar andere levensgebieden
(Figuur 6) 7.4 Casussen
De respondent heeft op basis van de toegezonden enquête uit zichzelf vier casussen opgestuurd. In de casussen staan vier praktijkvoorbeelden uitgeschreven met betrekking tot vier kinderen met een LVB. Deze cassusen zijn gefragmenteerd en met behulp van MaxQda zijn deze (bottom-up) codeert in verschillende competentieonderdelen (kennis, vaardigheden en attitude). Zie figuur 7.
(Figuur 7)
Kennis vaardigheden attitude
Kenmerken kinderen in de vroege kindertijd (4-6 jaar) en de late kindertijd (7-10 jaar)
Objectief kunnen observeren
Kennis van groepsgericht werken
Contacten onderhouden met basisscholen en ouders
Kennis sociale kaart Sociale en cognitieve vaardigheden kunnen stimuleren
Kennis van diverse culturen
Oplossingsgericht werken Weten dat opstandig
gedrag uit onbegrip komt
Werkzaam zijn in de zorgsector Eenvoudige taken
Tijd nemen om LVB te herkennen Tijd nemen
Herhalen als het niet begrepen wordt
Uitleg geven waarom het kind iets moet doen
Systeem benaderen en betrekken Niet de nadruk in de groep op het kind leggen
Kunnen zien wanneer een kind iets niet begrijpt
Zelfverzekerdheid opbouwen door kleine taken uit te laten voeren Rustig blijven
37
Hoofdstuk 8 Vergelijking resultaten competenties uit de theorie met de resultaten uit hetveldonderzoek.
De competentieonderdelen die uit het expertinterview naar voren kwamen zijn in deze vergelijking niet bij het veldonderzoek meegenomen. De competentieonderdelen kwamen namelijk grotendeels met de theorie overeen. Dit komt waarschijnlijk omdat de geinterviewde expert kennis heeft over LVG-ers en de competenties uit theorieën gebruikt. Ik heb daarom besloten om in dit hoofdstuk de resultaten van het expert interview onder de theorie te plaatsen. Dit heb ik mij tijdens het onderzoek niet voldoende gerealiseerd. Pas bij het vergelijken van de resultaten kwam dit knelpunt naar voren. Ik heb besloten de competentieonderdelen uit het expertinterview in “Hoofdstuk 7 Resultaten veldonderzoek” voor de overzichtelijkheid te laten staan.
8.1 Lacunes in de vergelijkingen
De respondenten hadden geen voorkennis over de competentieonderdelen die ik vanuit de theorie zou vergelijken met het veldonderzoek. Hierdoor hebben zij niet alle competentieonderdelen kunnen beoordelen.
8.2 Overeenkomsten in de vergelijkingen
Tijdens het vergelijken van de resultaten van de theorie en het veld constateerde ik ,dat de woorden die de respondenten en de auteurs aan competentieonderdelen gaven, niet overeenkwamen. De overeenkomsten zijn op basis van mijn eigen interpretaties van de competentieonderdelen gemaakt. Bijvoorbeeld de attitude “zeker”uit de theorie vond ik overeenkomen met de attitude “sterke persoonlijkheid”uit het veldonderzoek. Er staat dus bij Theorie en Veld een X (zie figuur 8) dat ze overeenkomen. Op deze manier is het voor de lezer te herleiden welke competenties ik met elkaar overeen vond komen. Als eerste staan de competenties uit de theorie en daaronder volgen de competenties uit het veldonderzoek.
(figuur 8)