• No results found

Eveline Buchheim

In document Indische Letteren. Jaargang 24 · dbnl (pagina 189-196)

Er zijn weinig bronnen denkbaar waarin het dagelijkse koloniale leven zo aanschouwelijk wordt gemaakt als in brieven die vanuit Nederlands-Indië naar Nederland verstuurd werden. We kunnen het ons nu nauwelijks nog voorstellen, maar lange tijd waren brieven de meest voor de hand liggende communicatievorm waarmee koloniale families elkaars lief en leed deelden.1

Vanaf de twintigste eeuw werd geschreven tekst weliswaar vaker afgewisseld met telefoongesprekken en beeldmateriaal, maar tot aan het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog bleef persoonlijke correspondentie een centrale rol behouden. De oorlogsperiode deed de informatiestroom al vanaf de Duitse bezetting van Nederland in 1940 onverwacht en snel opdrogen. Een aantal briefschrijvers maakte op dat moment de overstap naar het dagboek, een ander genre egodocument.

De brieven die na afloop van de oorlog werden geschreven kregen een andere betekenis dan de vooroorlogse correspondentie. Dat valt op te maken uit zowel de toon als uit de beschreven onderwerpen. Aan de hand van een unieke bron, de bewaarde briefwisseling tussen 3 september en 26 oktober 1945 van een Nederlands echtpaar dat zich in twee verschillende kampen op Java bevond, ga ik in op de betekenis van brieven in roerige tijden. Bovendien gebruik ik een aantal brieven die ze na hun hereniging aan familie en vrienden in Nederland schreven.2

Korte tijd na afloop van de Japanse bezetting werd voor veel Europeanen duidelijk dat er geen sprake meer kon zijn van een eenvoudige voortzetting van het

vooroorlogse koloniale leven. Het einde van de oorlog bracht niet de lang verwachte vrede, maar een nieuwe periode van onrust en strijd. De correspondentie van het echtpaar geeft ons inzicht in een periode van de koloniale geschiedenis waarover nauwelijks persoonlijke contemporaine bronnen bewaard zijn gebleven. De uitwerking van grote politieke veranderingen en de manier waarop deze het dagelijks leven bijna ongemerkt binnensluipen zijn in deze bronnen op de voet te volgen.

De correspondentie...

De brieven zijn van de hand van Lieneke en Marius ten Kate. Zij kwamen,

onafhankelijk van elkaar, in 1928 naar Indië via de Nederlands hervormde zending in Oegstgeest. Het tweetal leerde elkaar kennen in een kleine gemeenschap op Oost-Java waar zij beiden werkten, in 1933 werd hun huwelijk voltrokken. Lieneke gaf als getrouwde vrouw haar baan als verpleegster en hoofd van een kliniek op, Marius maakte de overstap van zending naar gouvernement. In Indië kreeg het echtpaar drie kinderen en zij adopteerden een Indonesisch meisje dat Lieneke al voor haar huwelijk in huis had genomen. Moeder en kinderen brachten de oorlog door in Karees, een Japans interneringskamp in een wijk van Bandoeng, later werden ze overgeplaatst naar Tjideng in Batavia. Vader verbleef tijdens de bezetting vooral in Tjimahi bij Bandoeng. Hun kampervaringen tijdens de oorlog kennen we alleen uit de brieven van 1945 en 1946 en uit memoires die Lieneke in de jaren tachtig van de twintigste eeuw schreef. Hun belevenissen werden in de naoorlogse brieven - ondanks de emotievolle tijden - met afstand beschreven. De oorlogservaringen werden doorgaans zakelijk en sec neergezet, de meeste aandacht in de brieven ging uit naar de toekomst: hoe kon het gewone gezinsleven zo snel mogelijk hervat worden.

De eerste weken na de Japanse capitulatie stonden in het teken van de hereniging van Europese echtparen en gezinnen. Een groot deel van hen was door de Japanse bezetter naar sekse gescheiden geïnterneerd. Die hereniging was onder andere door praktische problemen niet eenvoudig. Het was moeilijk elkaar terug te vinden en de politieke situatie op Java maakte het gevaarlijk vrij rond te reizen. Nadat Lieneke en Marius elkaar via het Rode Kruis hadden teruggevonden en enkele standaard briefkaarten hadden uitgewisseld, begon met de eerste brief van Lieneke aan Marius op 3 september 1945 het hernieuwde contact tussen de echtelieden. Officieel was de Japanse bezetting op dat moment al een kleine drie weken afgelopen, maar het einde van de oorlog had geen vrede gebracht en het bleef vooralsnog onduidelijk welke rol was weggelegd voor Europese bewoners van de Indonesische archipel. Lieneke beschrijft kort hoe zij en de kinderen de oorlogsperiode lichamelijk zijn doorgekomen, dringt bij Marius aan op een snelle hereniging van het gezin en eindigt met het uitspreken van de hoop dat dit bericht hem werkelijk zal bereiken; omdat zij de brief in een open envelop moet aanleveren is ze daarvan niet zeker.

Vooral Lieneke dringt aan op een spoedig afscheid van Indië. Op 14 september 1945 schrijft zij:

Eerste kaart na de bevrijding van Marius ten Kate aan zijn vrouw Lieneke ten Kate (privécollectie Bonne ten Kate, Amsterdam).

Maar ik heb soms zo genoeg van alles van Indië, O Marius, ik hoop niet dat je het erg vindt, maar ik zie er zo tegen op, gescharrel met

onbetrouwbare bedienden, altijd tawarren om elke kleine inkoop. 't Komt misschien omdat ik zo moe ben, en wie weet hoe moeilijk alles in Holland nu is.

Het centrale thema voor beide echtelieden was het herstel van hun gezinsleven, de brieven zijn een eerste aanzet daartoe. Marius schrijft op 14 oktober 1945 aan Lieneke:

Ik bedoel dit, dat ik het fijn vind de zorgen met je te dragen vanuit de verte. Ook ik zal dolgraag een werk aanvaarden, waarbij ik veel bij jou en de kinderen thuis zal kunnen zijn. Een rustig huiselijk leven met jullie allemaal gedurende ettelijke jaren te mogen hebben. Lieneke, juist vanmorgen heb ik er zo hartelijk om gebeden. Laat dus in deze wachttijd je brieven gerust een middel zijn om de dingen samen te beleven, ook al zijn je brieven onsamenhangend of verward door allerlei onderbrekingen.3

Trouwens, die verwardheid valt nogal mee en van mijn brieven weet je door allerlei onderbrekingsstreepjes hoe het ook bij mij zo is.

Voor Marius staat aanvankelijk vast dat hij zijn werkzaamheden in Indië wil

voortzetten. Maar Lieneke weet hem ervan te overtuigen dat het beter is terug te gaan naar Nederland. Nog voor het gezin begin november 1945 in kamp Tjimahi weer herenigd wordt zegt Marius zijn vrouw toe dat hij alles in het werk zal stellen zo snel

...als bron

Wat is de waarde van persoonlijke correspondentie voor onderzaek? Zijn zij een geschikte bron die ons meer inzicht kan verschaffen in hoe het er destijds in Nederlands-Indië aan toe ging? Dit is een vraag die niet alleen onderzoekers zich stellen, maar ook degenen die thuis nog oude brieven hebben liggen. De vraagwelke impact grote historische gebeurtenissen hebben op het dagelijkse leven is altijd moeilijk te beantwoorden, maar persoonlijke brieven zijn een goede manier om decennia later toch nog dicht bij de gebeurtenissen van het moment te komen.

Een veel gehoorde opmerking over persoonlijke brieven is dat er eigenlijk niets bijzonders in staat. Tot op zekere hoogte is dat natuurlijk zo, maar net die alledaagse, onopvallende informatie kan inzicht bieden in de betekenis van politieke en sociale veranderingen voor het dagelijkse leven. Brieven zijn vooral een afspiegeling van individuele meningen, emoties en feiten op specifieke momenten uit de geschiedenis. Zij werden met een duidelijke intentie door een bepaalde categorie mensen geschreven en waren meestal exclusief bedoeld voor de ontvanger aan wie de brief gericht was. Brieven kunnen gedetailleerde informatie bieden over de bevindingen van de schrijver op een bepaald moment. De hedendaagse lezer van deze persoonlijke documenten moet zich hiervan vanzelfsprekend bewust zijn. Maar minstens zo belangrijk is je bewust te zijn van wat er niet vermeld staat in de brieven. Weggelaten onderwerpen hebben soms te maken met de relatie tussen schrijver en ontvanger: brieven tussen geliefden bevatten bijvoorbeeld andere informatie dan brieven aan ouders of aan vrienden. Daarnaast spelen het soort brief en het doel dat de schrijver met de brief heeft een rol.

Bij de analyse van brieven komt vaak de bekende dichtregel van Martinus Nijhoff bij me op: ‘lees maar, er staat niet wat er staat’. Wie de beschikking heeft over persoonlijke brieven begint als eerste vanzelfsprekende stap te lezen, daarna volgen vele momenten van herlezen zodat het materiaal goed door kan dringen en een begin gemaakt kan worden met een analyse. Staat er wel wat er staat? Staat er meer dan er staat? Na het lezen volgt een volgende belangrijke stap: tussen de regels lezen. Tot slot moeten de teksten in een bredere context, een groter verband, geplaatst worden. De analyse van het materiaal krijgt pas maximale waarde en betekenis in een bredere context.

Brieven uit een privécollectie hebben specifieke kenmerken. Ze zijn meestal niet geschreven om gelezen te worden door een ander dan degene aan wie ze gericht zijn. Dit in tegenstelling tot brieven van bekende personen, die er vaak al rekening

mee houden dat hun brieven ooit in bredere kring bekend zullen worden. Dat geeft persoonlijke brieven, al dan niet terecht, een authentieke uitstraling. Vaak worden persoonlijke brieven heet van de naald geschreven: op het moment van schrijven kent de schrijver de afloop van de beschreven gebeurtenissen niet. Ook worden brieven geschreven door mensen waar we moeilijk op andere manieren persoonlijke historische informatie over kunnen vinden, zoals vrouwen. In officiële archieven zijn zij slecht vertegenwoordigd. En soms, zoals bij de brieven van Lieneke en Marius van vlak na de oorlog, blijken brieven een geheel nieuwe vorm van communicatie te zijn. Met behulp van de brieven herstellen ze hun contact, dat door de scheiding een aantal jaren niet bestaan heeft. In feite onderhandelen ze in deze brieven opnieuw over de randvoorwaarden en condities van hun huwelijk en hun gezamenlijke toekomst. Een voorbeeld daarvan staat in een brief van 27 september 1945 waarin Lieneke aan Marius schrijft:

Ik ben erg blij dat je mijn brief over de geestelijke dingen wel hebt ontvangen, al zijn er andere misschien weggeraakt. Ik heb het altijd moeilijk gevonden om er met jou over te praten ... en het gevolg was tijdens ons huwelijk bij mij beslist achteruitgang. En nu zal ik weer een zekere schroom moeten overwinnen, maar als we het allebei willen, heb je gelijk dat er onbegrensde mogelijkheden liggen.

Lieneke was tijdens de periode in het kamp tot de conclusie gekomen dat ze voordien altijd veel op Marius had geleund als het om haar religieuze besef en geestelijke ontwikkeling ging. Tijdens de gedwongen scheiding moest ze meer op zichzelf vertrouwen en besprak ze allerlei onderwerpen met anderen. Ze gaf in haar brieven aan in de toekomst met Marius op een gelijkwaardiger basis aan haar eigen

ontwikkeling te willen werken.

Complete briefwisselingen zijn om voor de hand liggende redenen een nog rijkere bron dan individuele brieven, maar ze zijn helaas veel schaarser. Zowel zender als ontvanger moeten immers het materiaal geordend bewaard hebben. Er is veel extra informatie te halen uit de wisselwerking tussen beide schrijvers, uit de opeenvolging van ontwikkelingen door de tijd en uit de vragen die tussen schrijvers wel of niet beantwoord worden. Deze meerwaarde geldt eveneens voor brieven die geschreven zijn in periodes van grote historische veranderingen.

Wat voegt de informatie uit brieven toe aan getuigenissen achteraf zoals memoires en interviews? Achteraf kennen we de loop van de geschiedenis, we weten hoe en waarom gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Brieven zijn een momentopname. Alle overwegingen, alle openstaande opties en twijfels van het moment zelf krijgen

er een plaats in. Toch zijn brieven een minder vluchtig medium dan aanvankelijk lijkt, ze zijn minder terloops dan het gesproken woord. De meeste mensen denken beter na over wat ze opschrijven dan over wat ze zeggen. Bewaarde brieven kunnen jaren later een ander licht werpen op de geschiedenis, ze kunnen heel gedetailleerde informatie verschaffen over schijnbaar onbelangrijke dingen. Maar ze kunnen ook laten zien hoe op hetzelfde moment vreselijke en aangename dingen het leven beïnvloeden. In een brief die Lieneke op 3 februari 1946 aan haar vriendin in Nederland schrijft is dat dubbele aspect goed te zien:

Marius is 1 februari weer op zijn school begonnen. 't Was gezellig hem 's morgens thuis te hebben, maar 't is voor een gezonde man beter, als hij geregeld werk heeft. [...] Feitelijk loopt ons leven hier heerlijk eenvoudig omdat je hier lopen kunt in de oude spullen die je hebt en de kinderen op blote voeten. Het voedsel stroomt ons toe [werd geregeld door Rapwi4

], zonder dat het ons enige moeite of kosten geeft. In 't gewone leven zouden we nooit zulke lekkere patée's, preserved cheese, zalm enz. als dagel.[ijks] boterham belegsel hebben! En als we de blikjes nag niet op hebben krijgen we weer nieuwe voorraad. We hebben de laatste weken weer heel veel gekregen, behalve die Rode Kruis pakjes meer blikken melk, havermout, boter en eieren. En de vitamine pillen zijn erg goed. We voelen ons op het ogenblik alle zes uitstekend. Vele mensen zijn er dan ook, die redeneren, laat ons nog maar een poosje hier, de gebeurtenissen afwachten, nog enkele jaren hier werken en dan naar Holland. Maar dat is nu juist de grote schaduwkant van ons bestaan. De politieke onprettige sfeer die we om ons heen weten, en die we lezen uit de blaadjes en we horen uit de radio, en het telkens opschrikken door schieten.

Dit is een van de citaten uit de brieven die een goed beeld geeft van de impact van deze specifieke periode op het leven van mensen in al haar complexiteit. Het gebrek aan voedsel uit de Japanse bezetting is voorbij, de verwondering over de overdaad is evident. Maar de schaduw die over het dagelijkse leven ligt is groot. Alleen brieven kunnen daar achteraf zo gedetailleerd van getuigen. Maar ook hoe politieke

ontwikkelingen op het moment zelf door bewoners werden ervaren komt in de brieven aan de orde. Op 27 november 1945 schrijft Lieneke aan haar vriendin in Nederland:

Het is voor ons zo moeilijk een juist inzicht in de toestand te krijgen. Wij weten maar al te goed, hoe grondig de Inheemsen in deze jaren door de

weest in augustus, en de Japanners ontwapend zou er niets gebeurd zijn. Nu maakt een groot deel van de Jappen gemene zaak met de Inlanders en hebben deze lieden nu volop wapens en munitie. Maar waarom de Nederlandse troepen niet mogen landen en waarom alleen de Engelsen hier de lakens uitdelen, daar begrijpen we niets van. Alleen dit, dat we een klein landje zijn, en afhankelijk van de politiek van de ‘big four’. Maar onderwijl staan al onze levens op het spel. Wat doet een handjevol Britten tegen 70 miljoen Inlanders?

Vaak onthullen brieven wat niet zo makkelijk in alle openbaarheid gezegd wordt. Aan dezelfde vriendin in Nederland schrijft Lieneke op 20 november 1945:

Ik snak er naar hier weg te komen naar ons eigen land, waar misschien armoede ons wacht, maar de familie leeft en jij bent er! O Iet, je weet niet hoe blij ik daarmee ben. Want ik ben zo moe van alles, van al het ‘je beheersen moeten’, van al het ‘sterk moeten zijn’. En dit is iets wat ik alleen maar aan jou kan schrijven. De opgave van deze laatste jaren was haast te zwaar.

In dezelfde brief staat: ‘Alles omtrent de toekomst is onzeker’. Het vat de situatie waarin het gezin zich in het naoorlogse Indië bevond treffend samen. De oorlog was weliswaar afgelopen, maar zoals in de brieven te lezen staat, was van vrede geen sprake. Hoe het verder moest, met de kolonie en met het leven van dit gezin was onzeker.

Bibliografie

Buchheim, Eveline, ‘De illusie van tropisch Nederland. Brieven van Nederlandse vrouwen in Indië. In: Esther Captain, Marieke Hellevoort en Marian van der Klein (red.), Vertrouwd en vreemd. Ontmoetingen tussen Nederland, Indië en Indonesië. Hilversum, 2000.

Eindnoten:

In document Indische Letteren. Jaargang 24 · dbnl (pagina 189-196)