• No results found

Doelgerichtheid De academie werkt vanuit de overtuiging dat ze een tegengewicht moet kunnen bieden ten aanzien van een maatschappij die sterk prestatie-georiënteerd is. Ze wil via haar evaluatiepraktijk concluderen zonder

stigmatiserend te oordelen en zonder de leerlingen in punten samen te vatten.

Ze is ervan overtuigd dat “Leren door middel van kunst” het best wordt aangebracht vanuit het perspectief van de kunstenaar. Het metaforisch model van het kunstenaarsatelier ligt ook aan de basis van de evaluatiepraktijk.

Hierbij stelt ze zichzelf tot doel om de leerlingen inzicht en vertrouwen te bieden in hun zelfbeeld en in hun manier van functioneren. Met de

evaluatiepraktijk wil de academie de leerlingen stimuleren om vanuit hun eigen inbreng, hun eigen archief aan ervaringen en interesses, beeldende projecten te realiseren. Leerlingen kunnen iets leren met een bepaald oogmerk maar het is volgens de academie belangrijk dat ze het van iemand leren, vanuit de expertise van de leerkracht-kunstenaar. Op vlak van de te bereiken leerdoelen is het de opdracht van de leerkracht om in de ontwikkeling van de leerling eenzijdigheid te vermijden, conform de leerplandoelstellingen uit het minimum leerplan.

Ondersteuning In grote lijnen zijn er twee vormen van ondersteuning van bovenstaande visie aan deze academie. Enerzijds maakt evaluatie inherent deel uit van de lespraktijk en anderzijds ondersteunt de formele evaluatie deze praktijk met evaluatiefiches en de organisatie van evaluaties met externe juryleden.

De werking in het atelier voorziet regelmatige evaluaties van het werk én van de leerling naar aanleiding van de vele toonmomenten met

groepsbesprekingen en de voortdurende bevraging tijdens de begeleiding. De leerlingen leren praten over elkaars werk. De leerkrachten bewaken het evenwicht tussen proces- en productevaluatie en initiëren de zelfevaluatie bij de leerling. Ter ondersteuning van de procesevaluatie stelt de academie voor elke leerkracht een digitaal tablet ter beschikking om naar eigen inzicht beeldmateriaal en duiding per leerling tijdens de les te kunnen verzamelen.

Ieder jaar organiseert de academie voor elke optie van de hogere graad een

‘doorloop’ waarbij alle leerkrachten juryteams vormen en elke leerling bezoeken en hun werk bespreken in aanwezigheid van de andere leerlingen.

De formele evaluatiepraktijk is gestoeld op een toetsing van de algemene doelstellingen van de academie en deze van het intentieplan van de leraar die de evaluatie uitvoert. Ze is gelieerd aan de leerplandoelen.

De academie werkt voor de lagere graad sinds dit jaar met twee

complementaire evaluatiefiches die grafisch heel duidelijk de beoordeling visualiseren op een radartabel. De eerste fiche is eerder algemeen

competentiegericht en brengt het profiel van de leerling in kaart. De academie beschouwt deze fiche als een vrij statisch met informatie die eerder langzaam evolueert in de tijd. Ze wordt opgemaakt halverwege het schooljaar en met de leerling individueel besproken. Het resultaat wordt vergeleken met een gewenst profiel en samen met de leerling worden doelstellingen geformuleerd voor de volgende periode. Dit gesprek vormt de concrete aanzet tot

zelfevaluatie.

Aanvullend is er de tweede fiche die focust op specifieke leerdoelen en eerst door de leerling wordt ingevuld. In een gesprek met de leerkracht worden de bevindingen van beiden vergeleken. De academie verwacht dat deze

bevindingen elk jaar evolueren, meer dan de vaststellingen uit de eerste fiche.

Volgens een afgesproken cesuur is bepaald of een leerling al dan niet slaagt.

Voor de middelbare en hogere graad werkt de academie al enkele jaren met fiches waar de leerkrachten of een jury oordelen op begaafdheid, artistieke vorming en motivatie. Zij vullen dit aan met een persoonsgerichte nota’s.

De externe juryleden zijn gekozen op voordracht van de leerkrachten uit de verschillend opties en de samenstelling van de jury staat in verhouding tot de soorten disciplines van de afstuderende leerlingen. Het team kiest al vele jaren heel vooraanstaande en actieve kunstenaars met een voeling voor het

leerlingenpubliek van het deeltijds kunstonderwijs.

Doeltreffendheid De permanente aandacht voor evaluatie in de lespraktijk initieert goed het zelf-evaluerend vermogen bij de leerling en bereidt hem goed voor op de formele evaluatiemomenten. De leerlingen kennen duidelijk hun kwaliteiten en kunnen zich situeren ten overstaan van met medestudenten en kunstenaars. Ze staan open voor constructieve kritiek. De evaluaties stimuleren hen actief te blijven in het exploreren en verdiepen van hun beeldende mogelijkheden.

De leerkrachten verzamelen te weinig gelijkgericht informatie over de leerlingen op hun digitale tablets. De onderlinge verschillen van deze praktijk zijn in het lerarenteam echter eerder onbekend.

Het visueel samenbrengen van de zelfevaluatie van de leerling en de evaluatie door de leerkracht op één fiche toont duidelijk aan hoe verschillend beide bevindingen zijn en vormt een bron voor nieuwe inzichten. Samen met het persoonlijk gesprek tussen de leerkracht en de leerling zijn beiden in staat om voor zichzelf nieuwe en haalbare verwachtingen vast te leggen.

Ontwikkeling De academie kent een sterk ontwikkelingsgerichte attitude. De evolutie van de evaluatiepraktijk van de laatste jaren, die in de tijd de lespraktijk steeds beter weet te ondersteunen, toont dit aan. Een grotere transparantie echter bij aanvang van elke opleiding over de evaluatiecriteria kan versterkend werken voor de leerling. Vanaf dit jaar denkt ze erover na om de leerkrachten ook aan te zetten tot een jaarlijkse en systematische zelf-evaluatie in functie van een bijsturing van de jaarplannen/intentieplannen, voor het aankomende

schooljaar. Zo blijven deze ondersteunende instrumenten actueel en houden ze levendig de link met het APP dat ook steeds in beweging is. De data uit de vernieuwde evaluatiefiches kunnen één van de vaste en betrouwbare bronnen zijn waarop deze zelfevaluatie gebaseerd is.

De academie is er zich van bewust dat dezelfde fiches kunnen leiden tot een leerlingvolgsysteem dat verder reikt dan de huidige informatie op de digitale tablets. Een leerling kan hierbij over alle jaren heen gelijkgericht gevolgd worden.

Op mesoniveau kan deze informatie over een heel atelier of optie nuttige informatie opleveren in functie van de interne kwaliteitszorg.

5 ALGEMEEN BELEID VAN DE ACADEMIE

Het onderzoek naar het algemeen beleid van de academie levert volgende vaststellingen op.

Leiderschap De academie ontwikkelde in de afgelopen decennia, op aangeven van de directie, een eigen methode voor een ervaringsgerichte lespraktijk, gebaseerd op de principes van het Freinetonderwijs met ‘het atelier van de beeldend kunstenaar‘ als metaforisch model. De directie genereert telkens een

vooruitstrevende visie op artistiek pedagogisch vlak en vervult een inspirerende rol voor het lerarenteam. Met grote overtuigingskracht slaagt zij erin om alle actoren en facetten goed op elkaar af te stemmen zodat een dynamische werking de motor blijft voor zelfreflectie en bijsturing in team. Voor dit

onderwijsproject kon het korps altijd rekenen op het vertrouwen en de nodige logistieke steun van de inrichtende macht.

Visieontwikkeling De theoretische actualisering van de artistiek pedagogische visie van de academie komt op aangeven van de directeur en is gebaseerd op de ervaring van de kunstenaarspraktijk, de lespraktijk in beeldende kunst,

samenwerkingsprojecten met het Stedelijk Pedagogisch Centrum van Gent en wetenschappelijke literatuur. De uitgangspunten zijn ‘plezier hebben in het plastisch bezig zijn’ en “Omdat je (van) de kunst kunt leren”. Naast het aanleren van technieken en methodes zet de academie sterk in op het verwerven van inzicht en het ondervragen van de wereld door middel van kunst en artistieke probleemstellingen. Het lerarenteam wil een atmosfeer creëren dat deze van het kunstenaarsatelier zo dicht mogelijk benadert en werkt met een specifieke wijze van lesgeven bij de benadering van de leerlingen. De leraar vertrekt niet vanuit vastgelegde opdrachten maar ‘distilleert’ deze opdracht uit de ervaring van de leerling zelf. De terugkoppeling van de dagelijkse lespraktijk van elke leerkracht naar de directie staat borg voor een gedragen visieontwikkeling voor de academie.

Besluitvorming De beperkte groep onderwijzend personeel en de directeur treffen elkaar heel regelmatig voor informeel overleg tijdens en naast de lessen dankzij de open architectuur en de vele parallel geplande lesopdrachten. De ontmoetingsruimte voor leerkrachten is in dezelfde ruimte als deze van de

secretariaatsmedewerkers, de directie en de bibliotheek. Het team werkt in een vrij horizontale hiërarchie, aangestuurd door de directeur als

eindverantwoordelijke. De academie kent een open debatcultuur. Op een organische manier worden zaken gedelegeerd en ontstaan er werkgroepen om tal van diverse projecten te verzorgen.

Kwaliteitszorg Op elke teamvergadering bespreekt men de stand van zaken en maakt men prognoses voor de toekomst in verband met de afgesproken doelstellingen.

Men gaat na of de doelstellingen binnen de huidige omstandigheden gerealiseerd kunnen worden en welke bijsturingen zich opdringen. Op mesoniveau worden dezelfde vragen overlopen tijdens de

functioneringsgesprekken met de leerkrachten. Uit deze gesprekken is het gebruik van de digitale tablets voor leerkrachten voortgevloeid. De academie initieert zoveel als mogelijk intervisie binnen het team via de vele werkgroepen.

Momenteel denkt ze na over een beter gestructureerde afstemming tussen de vele opslag van data van de leerlingen via de tablets en de evaluatiefiches met de radartabellen. De wens leeft dat deze meer gericht worden verzameld op basis van de evaluatiecriteria en dat de leerling, in functie van de zelf-evalatie en zelfstandigheid hierbij ook een actieve rol kan spelen.

6 STERKTES EN ZWAKTES VAN DE ACADEMIE