• No results found

4 Rechtsvergelijkend: De erkenning en tenuitvoerlegging in de VS

4.3 Erkenning, tenuitvoerlegging en de Full Faith and Credit Clause

De civiele procedure in de VS wordt gekenmerkt door een accusatoire vorm van procederen. In tegenstelling tot de inquisitoire manier van procederen, heeft de rechter in de accusatoire procedure een neutrale positie die vergelijkbaar is met een arbiter.142 De federalistische structuur van de VS heeft, zoals hierboven is besproken, gevolgen voor de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen. Elke

afzonderlijke staat heeft immers een eigen rechtsstelsel. Om ervoor te zorgen dat deze 50 verschillende rechtsstelsels één verenigd land zouden vormen, hebben de

grondleggers van de Constitutie de full faith and credit clause vastgelegd.143 Voor James Madison, één van de oprichters, was federale wetgeving op het gebied van erkenning van belang voor de harmonie en interstatelijke verhouding binnen de VS.144 Naast het creëren van een interstatelijke verhouding werd de full faith regel

139 Burnham 2006, p. 19. 140

Burnham 2006, p. 28

141 Burnham 2006, p. 29. 142 Farnsworth 2010, p. 109.

143 Reynolds 2005, p. 10 & C. Yablon 2011, p. 131. 144

Yablon, 2011, p. 135.

ook om economische redenen van belang geacht. Madison was met name bezorgd over staten die door middel van wetten hun onderdanen tegen crediteuren zouden beschermen. Hierdoor zou het voor crediteuren uit andere staten onmogelijk worden gemaakt om schulden te innen.145 De full faith regel werd uiteindelijk gecodificeerd in artikel IV van de Constitutie:

“Full Faith and Credit shall be given in each State to the public Acts,

Records, and judicial Proceedings of every other State. And the Congress may by general Laws prescribe the Manner in which such Acts, Records and Proceedings shall be proved, and the Effect thereof.”146

De eerste zin van artikel IV verplicht staten om elkaars gerechtelijke procedure, openbare akten en openbare registers te erkennen. Het Congres heeft op grond van de tweede zin van artikel IV de macht om wetten te creëren die nader effect geven aan de full faith regel. Dit is van belang, omdat artikel IV geen verdere uitwerking van de full faith regel bevat. 147

De tekst van de full faith regel omvat meer dan alleen de erkenning van vonnissen, ook public acts en records worden genoemd. In deze scriptie zal ik mij echter

beperken tot het effect van de full faith regel op rechterlijke vonnissen. Public acts en records worden buiten beschouwing gelaten.

Onder de full faith regel is het starten van een nieuwe rechtszaak de

oorspronkelijke manier, waarop een vonnis in een andere staat ten uitvoer kan worden gelegd. In deze rechtszaak wordt het vonnis van de rechtssprekende staat

geconverteerd naar de aangezochte staat.148 Deze manier van interstatelijke

tenuitvoerlegging werkt langzaam en geeft de verweerder in sommige gevallen zelfs de mogelijkheid om nieuwe verweren aan te voeren. Deze kwesties waren voor het Congres reden om nadere wetgeving met betrekking tot de tenuitvoerlegging van vonnissen te creëren.

145 Yablon 2011, p. 147.

146 United States Constitution, art. IV, section 1. 147 Yablon 2011, p. 134.

148

Burnham 2006, p. 258.

4.3.1 Lagere Full Faith and Credit wetgeving

Het Amerikaanse Congres heeft in een aantal gevallen wetten aangenomen die nader effect geven aan de full faith regel. Zo is bijvoorbeeld paragraaf 1738 van titel 28 van de United States Code opgesteld. Op basis van deze wet moeten federal courts uitspraken van state courts erkennen.149 De paragraaf verplicht verder dat

gerechtelijke stukken moeten worden voorzien van een zegel en een certificaat van de rechtbank van herkomst, om de authenticiteit te garanderen.

Ten aanzien van federal courts is in 1948 een wet aangenomen die het mogelijk maakt dat een federaal vonnis geregistreerd wordt. Door de registratie van het vonnis kan het in een ander federaal district op dezelfde manier als een lokaal vonnis ten uitvoer worden gelegd. Het is op grond van deze wet niet meer nodig dat een eiser een nieuwe procedure in een ander federaal district start, om ervoor te zorgen dat zijn vonnis ten uitvoer wordt gelegd.150 Deze wet verplicht wel dat het geregistreerde vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, alvorens het ten uitvoer kan worden gelegd. Daarnaast geldt de regel alleen voor vonnissen die betrekking hebben op geldvorderingen en het terugvorderen van eigendom.151

Met betrekking tot vonnissen van state courts heeft het Congres nog geen federale wetten gecreëerd.152 Echter, ondanks het ontbreken van federale wetgeving omtrent erkenning en tenuitvoerlegging op statelijk niveau, bestaat er wel een alternatief. The National Conference of Commissioners on Uniform State Laws (NCCUSL) is een organisatie die zich bezighoudt met het ontwikkelen van uniforme state laws voor bepaalde rechtsgebieden. Staten kunnen vrijwillig kiezen of ze een wet van de NCCUSL toepassen of buitenbeschouwing laten.153 Eind jaren ’40 heeft de NCCUSL de Uniform Enforcement of Foreign Judgements Act (UEFJA)

opgesteld. Deze modelwet regelt een snellere en goedkopere tenuitvoerlegging van foreign judgements. De definitie van een foreign judgment omvat elke rechterlijke beslissing, decreet en gerechtelijk bevel van een rechtbank uit de VS.154 Een

rechterlijke beslissing die volgens de regels van titel 28 van de United States Code § 1738 voorzien is van een zegel en een certificaat, heeft in elke staat onder de UEFJA

149 Burnham 2006, p. 258. 150

Reynolds 2005, p. 65.

151 Title 28 United States Code, § 1963. 152 Reynolds 2005, p. 65.

153 http://www.uniformlaws.org/Narrative.aspx?title=About%20the%20ULC

154

Uniform Enforcement of Foreign Judgment Act 1964, section 1.

hetzelfde effect. Zodra een vreemd vonnis volgens de statutaire bepalingen van de aangezochte staat is gewaarmerkt, kan het als een ‘lokaal’ vonnis ten uitvoer worden gelegd.155 Voor de werking van de UEFJA is het uiteraard van belang dat staten ervoor kiezen om de wet te implementeren. Volgens de website van de NCCUSL hebben behalve California, Vermont en Puerto Rico, alle Amerikaanse staten de UEFJA ingevoerd.156 Door de grote toepassing van de wet in de verschillende staten, vormt het een belangrijk instrument voor de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen. De UEFJA heeft geen effect op de traditionele manier van tenuitvoerlegging. Partijen kunnen dus zelf kiezen welke procedure ze willen volgen.157

Het effect van de full faith regel is voor het grootste gedeelte uitgewerkt in de rechtspraak.158 Volgens Reynolds en Richman is de hoofdregel van full faith een “Iron Law”. Het doel van deze ijzeren wet is het wegnemen van restricties in het dagelijks contact dat burgers van verschillende staten hebben. Full faith moet er voor zorgen dat bij dit onderlinge contact tijd en geld wordt bespaard. Om deze redenen bestaan er maar een beperkt aantal excepties op de ijzeren wet van full faith.159 Omdat de excepties op meerdere rechtsgebieden in de rechtsspraak zijn gevormd, is het niet mogelijk om hiervan een volledig overzicht te geven. De belangrijkste uitzonderingen op het gebied van de civiele rechtspraak komen hieronder aan bod.

4.3.2 Weigeringsgronden

Het eerste type weigeringsgrond bestaat uit vonnissen die in de staat van herkomst ook niet ten uitvoer kunnen worden gelegd. Het omvat beslissingen die nog niet in gezag van gewijsde zijn gegaan, rechtszaken waarbij niet op de feiten is geoordeeld en wanneer sprake is van fraude. Deze gevallen vormen niet zozeer een uitzondering op de full faith regel, maar eerder een oorzaak waardoor de tenuitvoerlegging

simpelweg niet plaats kan vinden. Een vonnis dat bijvoorbeeld niet in kracht van gewijsde is gegaan, kan ook in de staat herkomst niet worden uitgevoerd.160

155 Uniform Enforcement of Foreign Judgment Act 1964, section 2. 156

http://www.uniformlaws.org/Act.aspx?title=Enforcement%20of%20Foreign%20Judgments%20Act

157 Uniform Enforcement of Foreign Judgment Act 1964, section 6. 158 Reynolds 2005, 70-71.

159 Reynolds 2005, p. 71. 160

Reynolds 2005, p. 77-80.

De tweede categorie uitzonderingsgevallen wordt gevormd door vonnissen die in strijd zijn met de Amerikaanse Constitutie. Hiervan kan sprake zijn als de juiste ‘persoonlijke’ competentie ontbreekt. Voor een juiste persoonlijke competentie moet voldaan zijn aan twee voorwaarden. Ten eerste moet de rechtbank bevoegd zijn. Voldoende bevoegdheid is in beginsel aanwezig als er “minimum contact” is tussen de verweerder en de staat waarin het vonnis is uitgesproken. Daarnaast moet de bevoegdheid “eerlijk en redelijk” zijn. Hiervoor is tenminste vereist dat de rechter het belang van partijen in ogenschouw heeft gehouden. Ten tweede moet de verweerder tijdig en op de juiste manier worden ingelicht, zodat hij zich kan verdedigen. De Due process regel uit het 5e en 14e Amendement van de Constitutie verbiedt rechters om een vonnis waarbij de ‘persoonlijke’ competentie ontbreekt ten uitvoer te leggen.161

Het ontbreken van absolute competentie heeft ook lange tijd invloed gehad op de tenuitvoerlegging van een vreemd vonnis. Deze absolute competentie bestaat uit de bevoegdheid van de rechter ten aanzien van een bepaald onderwerp.162 In beginsel is elke uitspraak die niet op de juiste absolute competentie gebaseerd nietig. Voor een lange periode had dit tot gevolg dat een vonnis, waarvoor de juiste absolute

competitie ontbrak in strijd was met de Constitutie en niet ten uitvoer werd gelegd. Door de Durfee v. Duke zaak uit 1963 is hier echter verandering in gekomen. Uit Durfee v. Duke volgt dat zodra een rechter zijn absolute competentie heeft

vastgesteld, deze gevolgd moet worden. Zelfs indien sprake is van een eventuele fout moet het vonnis door de aangezochte rechter ten uitvoer worden gelegd. De

rechtsregel uit dit vonnis van de Supreme Court is ter bevordering van het finality principle van een rechtszaak.163

Een laatste veel voorkomende oorzaak die strijd met de Constitutie oplevert is het ontbreken van bevoegdheid met betrekking tot onroerend goed. In de zaak Fall v. Eastin uit 1909 is door de Supreme Court duidelijk gemaakt dat een State Court geen rechtsmacht heeft om te oordelen over het bezit van onroerend goed in een andere staat.164 161 Reynolds 2005, p. 81-82. 162 Burnham 2006, p. 185-186. 163 Reynolds 2005, p. 86-87. 164 Reynolds 2005, p. 84-85