• No results found

Emmppiirriisscchhoonnddeerrzzooeekk

EMPIRISCH ONDERZOEK

In dit hoofdstuk wordt in het kort weergegeven in welke organisatie het empirisch onderzoek is uitgevoerd, te weten Rabobank Enschede-Haaksbergen.

Rabobank Enschede-Haaksbergen

Rabobank Enschede-Haaksbergen is één van de 139 lokale banken die vallen onder de Rabobank Groep en is een middelgrote bank met 280 personeelsleden en een balanstotaal van € 2,3 miljard. De bank heeft ca. 50.000 klanten, waarvan er ca. 9.600 lid zijn.

Waarom is Rabobank Enschede-Haaksbergen juist een geschikte organisatie voor dit empirisch onderzoek?

Rabobank Enschede-Haaksbergen is één van de 139 lokale banken die vallen onder de Rabobank Groep. Deze Rabobank is een lokale Rabobank die, althans volgens haar eigen maatstaven, probeert bijzondere invulling te geven aan de coöperatieve rechtsvorm en het lidmaatschap. Dit gebeurt op diverse manieren en gebieden. Op basis van de antecedenten die in deze thesis zijn genoemd probeert de bank bijvoorbeeld op de aspecten maatschappelijke betrokkenheid, zeggenschap en invloed en dichtbij invulling te geven aan de coöperatieve gedachte.

De coöperatieve invulling komt ook terug in de missie en de kernwaarden die de bank heeft geformuleerd in het Strategisch Plan.

De missie van de bank luidt: “Natuurlijk de beste”

Natuurlijk de beste:

 Coöperatieve financiële dienstverlener (All Finanz).  Bank die op een natuurlijke wijze handelt.

 Toonaangevende bank.  Werkgever.

Master Thesis Giljam Wartena Pagina 52 E

Emmppiirriisscchhoonnddeerrzzooeekk De bank heeft vijf kernwaarden gedefinieerd op grond waarvan de bank de missie wil realiseren:

Kernwaarde 1: Rentmeesterschap

Een rentmeester beheert op natuurlijke, duurzame wijze zijn omgeving voor de volgende generaties. Voor de bank betekent dit het realiseren van een stabiele basis om de bank door te geven aan de volgende generaties.

De antecedent klant centraal en gedeelde doelen, en duurzaamheid en MVO van coöperatieve participatie komen in deze kernwaarde terug.

Kernwaarde 2: Klant centraal

Voor Rabobank Enschede-Haaksbergen is klantbelang het vertrekpunt van het dagelijks handelen. Vanuit het theoretisch kader van deze thesis zijn er meerdere antecedenten van coöperatieve participatie die aansluiten op deze kernwaarde, met name klant centraal en gedeelde doelen, en dichtbij.

Kernwaarde 3: Ondernemend

Rabobank Enschede-Haaksbergen is “eigen-wijs”. De bank heeft een eigen visie, een eigen koers, is actief, modern en nieuwe ontwikkelingen worden snel opgepakt.

Op het eerste gezicht zitten er in deze kernwaarde niet veel raakvlakken met de antecedenten van coöperatieve participatie die in het theoretisch kader van deze thesis zijn geschetst. De eigen visie en eigen koers kunnen echter juist worden geplaatst in het perspectief van coöperatief handelen, bijvoorbeeld door een eigen visie en koers op de antecedenten maatschappelijke betrokkenheid, zeggenschap en invloed en dichtbij. De structuur van de Rabobank organisatie geeft lokale banken de mogelijkheid op een eigen manier invulling te geven aan dit soort antecedenten.

Kernwaarde 4: Authentiek

De bank beschrijft onder deze kernwaarde dat zij altijd zichzelf blijft, oprecht is en respect heeft voor de ander.

De kernwaarde authentiek kent overeenkomsten met het antecedent klant centraal en gedeelde doelen uit het theoretisch onderzoek van deze thesis. Respect voor de ander komt onder meer tot uitdrukking in verwevenheid van doelen (Blomquist, 1984), maar ook in een beleid van het verantwoord verstrekken van leningen en kredieten (Davis en Worthington, 1993). Respect voor de klant betekent ook dat klant en bank in moeilijke tijden langer schouder aan schouder blijven staan, gedeelde waarden en collectieve doelen hebben (Nienhaus en Brauksiepe, 1997).

Master Thesis Giljam Wartena Pagina 53 E

Emmppiirriisscchhoonnddeerrzzooeekk Kernwaarde 5: Sober

De bank verklaart sober te zijn in het handelen, zonder daarbij saai te zijn. De bank beschrijft dit als sprankelende eenvoud.

Soberheid weerspiegelt zich in een relevant antecedent van coöperatieve participatie, namelijk in maatschappelijke betrokkenheid. Eén van de onderdelen van maatschappelijke betrokkenheid is maatschappelijk dividend, waarbij dit juist één van de aspecten is die de coöperatie onderscheid van beursgenoteerde ondernemingen. Naast de vermogensversterking distribueert de coöperatie een gedeelte van de winst en het vermogen terug in de maatschappij (Stimuleringsfonds, coöperatief dividend), terwijl bij ondernemingen onder een andere rechtsvorm winsten vaak ten goede komen aan de aandeelhouders. In dat opzicht kan gesteld worden dat de coöperatie sober omgaat met gemaakte winsten door een gedeelte hiervan te herinvesteren in de maatschappij.

Operationaliseren begrip loyale klant

Rabobank heeft de term loyale klanten geoperationaliseerd in huisbankierklanten. Huisbankierklanten zijn klanten die aan specifieke kenmerken voldoen. Globaal geldt voor zowel particuliere als zakelijke klanten dat er vereisten bestaan ten aanzien van het aantal producten en diensten die de klant afneemt en waarbij het afnemen van de dienst betalen&ontvangen een verplichting is.

Conclusie

Rabobank Enschede-Haaksbergen is een geschikte bank voor dit empirisch onderzoek omdat het voor wat betreft de omvang een representatieve bank is in vergelijking met andere lokale Rabobanken en omdat de bank, volgens haar eigen maatstaven, bijzondere invulling probeert te geven aan de coöperatieve rechtsvorm en het lidmaatschap. De resultaten uit deze case studie kunnen daardoor voor andere lokale Rabobanken aanleiding zijn om het eigen beleid met betrekking tot coöperatieve participatie en lidmaatschap te toetsen aan de uitkomsten van dit onderzoek en eventueel te overwegen onderdelen van de conclusies van dit onderzoek in het beleid op te nemen.

Master Thesis Giljam Wartena Pagina 54 R

Reessuullttaatteenneemmppiirriisscchhoonnddeerrzzooeekk RESULTATEN EMPIRISCH ONDERZOEK

Respons vragenlijst en representativiteit.

De vragenlijst is ad random verstuurd naar 750 leden en 750 klanten van Rabobank Enschede-Haaksbergen zodat een representatief beeld ontstaat voor de populatie van ca. 50.000 klanten. Door de respondenten zijn 248 enquêteformulieren ingevuld en teruggestuurd (16,5%). Op basis van de totale populatie van ca. 50.000 klanten en leden, 1.500 verzonden enquêtes en een responspercentage van 16,5%, ontstaat met een zekerheid van 95% een foutmarge van ongeveer 1,9%. Op basis van berekeningen kan hiermee worden geconcludeerd dat het empirisch onderzoek een representatief beeld geeft voor de totale populatie.

Resultaten empirisch onderzoek.

In appendix B zijn resultaten en de conclusies van alle stellingen van het empirisch onderzoek opgenomen. In deze paragraaf wordt uitgebreid stilgestaan bij de stellingen 19 tot en met 28 omdat die de kern van dit onderzoek betreffen, namelijk de verbinding tussen coöperatieve participatie en klantloyaliteit, en de verbinding tussen klantloyaliteit en verhoogde product- en dienstenafname (zie figuur 4 – conceptueel model).

Alvorens de resultaten van de stellingen 19 tot en met 28 nader toe te lichten volgt hieronder een aggregatie van de stellingen 1 tot en met 9, en 10 tot en met 18.

Resultaten stellingen 1 tot en met 9 naar de mening van de respondenten over het lidmaatschap van de Rabobank, c.q. een eventueel toekomstig lidmaatschap.

Stelling Mijn mening over mijn lidmaatschap van de Rabobank, c.q. over een eventueel toekomstig lidmaatschap van de Rabobank wordt bepaald door …

Eens Neutraal Oneens

1 de maatschappelijke betrokkenheid van de Rabobank. 50% 33% 17%

2 de manier waarop de Rabobank haar klanten centraal stelt. 84% 12% 4%

3 de manier waarop de Rabobank mij in staat stelt zelf maatschappelijk betrokken te zijn. 34% 44% 22%

4 de manier waarop de Rabobank mij in staat stelt invloed en zeggenschap te kunnen uitoefenen binnen de Rabobank.

44% 38% 18%

5 de manier waarop de Rabobank mij in staat stelt om als lid te betrokken te zijn bij het opstellen en verbeteren van beleid waardoor beter kan worden ingespeeld op de behoeften van de klant.

61% 25% 14%

6 waarop de Rabobank mij in staat stelt om als lid in aanmerking te komen voor bepaalde materiële voordelen.

62% 27% 11%

7 door het milieubeleid van de Rabobank dat gericht is op duurzaamheid. 53% 32% 15%

8 de bijdrage die de Rabobank levert aan de sociaal economische ontwikkeling en aan de stabiliteit van het financiële stelsel.

75% 19% 6%

Master Thesis Giljam Wartena Pagina 55 R

Reessuullttaatteenneemmppiirriisscchhoonnddeerrzzooeekk

Op basis van de resultaten van het empirisch onderzoek worden de antecedenten klant centraal en gedeelde doelen (stelling 2), materiële voordelen (stelling 6), bijdragen aan de sociaal economische ontwikkeling en aan de stabiliteit van het financiële stelsel (stelling 8), en nabijheid (stelling 9) significant ondersteund in het kader van de meningsvorming omtrent het (toekomstig) lidmaatschap.

Vanuit de coöperatieve gedachte is het opmerkelijk dat maatschappelijke betrokkenheid (lid  maatschappij, stelling 3) en zeggenschap en invloed (stelling 4) door een minderheid van de respondenten wordt ondersteund.

In appendix B is een uitgebreide toelichting opgenomen over de stellingen 1 tot en met 9.

Resultaten stellingen 10 tot en met 18 met betrekking tot klanttevredenheid en klantloyaliteit.

Stelling Mijn tevredenheid over de Rabobank wordt bepaald door … Eens Neutraal Oneens

10 de manier waarop de Rabobank inspeelt op mijn persoonlijke behoeften en maatwerk dat aan mij wordt geleverd.

86% 9% 5%

11 door een ‘eerlijke’ prijs die ik bij Rabobank betaal. 70% 23% 7%

12 voldoende ruime openingstijden en een goede telefonische bereikbaarheid van de Rabobank.

83% 13% 4%

13 de kwaliteit van de dienstverlening door de Rabobank. 94% 4% 2%

14 Het niveau van de service met betrekking tot de dienstverlening door de Rabobank. 91% 8% 1%

De resultaten van het empirisch onderzoek zijn significant met betrekking tot de antecedenten kwaliteit van de dienstverlening (stelling 13) en niveau van de service (stelling 14). ‘Eerlijke’ prijs (stelling 11) wordt significant minder ondersteund door de respondenten dan de andere stellingen met betrekking tot klanttevredenheid. Het is interessant om nader te onderzoeken wat de reden is dat prijs / kosten door klanten en leden minder in verband wordt gebracht met klanttevredenheid dan andere antecedenten.

Stelling Het besluit of ik mijn bankzaken (ook) in de toekomst onderbreng bij de Rabobank wordt bepaald door …

Eens Neutraal Oneens

15 de aandacht voor mij en betrokkenheid bij mij door de Rabobank. 78% 17% 5%

16 bekende aanspreekpunten bij de Rabobank. 57% 27% 16%

17 het beeld dat ik heb van de Rabobank. 84% 15% 1%

18 de betrouwbaarheid van de Rabobank als financiële partner. 90% 8% 2%

De resultaten van het empirisch onderzoek in het kader van klantloyaliteit zijn significant voor de antecedenten beeld van de Rabobank (stelling 17) en betrouwbaarheid (stelling 18).

Master Thesis Giljam Wartena Pagina 56 R

Reessuullttaatteenneemmppiirriisscchhoonnddeerrzzooeekk

Het antecedent ‘bekende aanspreekpunten bij de Rabobank’ (stelling 16) scoort significant lager dan de andere antecedenten met betrekking tot klantloyaliteit. Een interessant object voor een (mogelijk) vervolgonderzoek is wat de oorzaak hiervan is. Mogelijk speelt de toenemende virtualisering of het gevoel van een toenemende standaardisatie hierin een rol. In appendix B is een uitgebreide toelichting opgenomen over de stellingen 10 tot en met 18.

Master Thesis Giljam Wartena Pagina 57 R

Reessuullttaatteenneemmppiirriisscchhoonnddeerrzzooeekk

Resultaten stellingen 19 tot en met 27 die een relatie leggen tussen coöperatieve participatie en klantloyaliteit.

Stelling 19: Het besluit of ik mijn bankzaken (ook) in de toekomst onderbreng bij de Rabobank wordt bepaald door de maatschappelijke betrokkenheid van de Rabobank.

Van de respondenten is 44% het eens (1) met deze stelling, 39% geeft een neutraal (2) antwoord en 17% is het niet eens (3) met de stelling. Op basis van de normaalverdeling en het bepaalde gemiddelde wordt de stelling door de respondenten verworpen. Vanuit de literatuur is een positieve stelling geformuleerd. De resultaten van het empirisch onderzoek zijn significant (two tailed probabilty = 0,0003).

Stelling 20: Het besluit of ik mijn bankzaken (ook) in de toekomst onderbreng bij de Rabobank wordt bepaald door de manier waarop Rabobank haar klanten centraal stelt.

Van de respondenten is 82% het eens (1) met deze stelling, 16% geeft een neutraal (2) antwoord en 2% is het niet eens (3) met de stelling. Op basis van de normaalverdeling en het bepaalde gemiddelde wordt de stelling door de respondenten ondersteund. Vanuit de literatuur is een positieve stelling geformuleerd. De resultaten van het empirisch onderzoek zijn significant (two tailed probabilty = < 0,0001).

Master Thesis Giljam Wartena Pagina 58 R

Reessuullttaatteenneemmppiirriisscchhoonnddeerrzzooeekk Stelling 21: Het besluit of ik mijn bankzaken (ook) in de toekomst onderbreng bij de Rabobank wordt bepaald door de manier waarop Rabobank mij in staat stelt als (toekomstig) lid zelf maatschappelijk betrokken te zijn.

Van de respondenten is 28% het eens (1) met deze stelling, 48% geeft een neutraal (2) antwoord en 24% is het niet eens (3) met de stelling. Op basis van de normaalverdeling en het bepaalde gemiddelde wordt de stelling door de respondenten verworpen. Vanuit de literatuur is een negatieve stelling geformuleerd. De resultaten van het empirisch onderzoek zijn significant (two tailed probabilty = < 0,0001).

Stelling 22: Het besluit of ik mijn bankzaken (ook) in de toekomst onderbreng bij de Rabobank wordt bepaald door de manier waarop de Rabobank mij in staat stelt als (toekomstig) lid invloed en zeggenschap te kunnen uitoefenen binnen de Rabobank.

Van de respondenten is 31% het eens (1) met deze stelling, 47% geeft een neutraal (2) antwoord en 22% is het niet eens (3) met de stelling. Op basis van de normaalverdeling en het bepaalde gemiddelde wordt de stelling door de respondenten verworpen. Vanuit de literatuur is een negatieve stelling geformuleerd. De resultaten van het empirisch onderzoek zijn significant (two tailed probabilty = < 0,0001).

Master Thesis Giljam Wartena Pagina 59 R

Reessuullttaatteenneemmppiirriisscchhoonnddeerrzzooeekk Stelling 23: Het besluit of ik mijn bankzaken (ook) in de toekomst onderbreng bij de Rabobank wordt bepaald door de manier waarop de Rabobank mij in staat stelt om als (toekomstig) lid betrokken te zijn bij het opstellen en verbeteren van beleid waardoor beter kan worden ingespeeld op de behoeften van de klant.

Van de respondenten is 42% het eens (1) met deze stelling, 40% geeft een neutraal (2) antwoord en 18% is het niet eens (3) met de stelling. Op basis van de normaalverdeling en het bepaalde gemiddelde wordt de stelling door de respondenten verworpen. Vanuit de literatuur is een positieve stelling geformuleerd. De resultaten van het empirisch onderzoek zijn significant (two tailed probabilty = < 0,0001).

Stelling 24: Het besluit of ik mijn bankzaken (ook) in de toekomst onderbreng bij de Rabobank wordt bepaald door als (toekomstig) lid betrokken in aanmerking te komen voor materiële voordelen.

Van de respondenten is 54% het eens (1) met deze stelling, 29% geeft een neutraal (2) antwoord en 17% is het niet eens (3) met de stelling. Op basis van de normaalverdeling en het bepaalde gemiddelde wordt de stelling door de respondenten verworpen. Vanuit de literatuur is een negatieve stelling geformuleerd. De resultaten van het empirisch onderzoek zijn niet significant (two tailed probabilty = 0,1248).

Master Thesis Giljam Wartena Pagina 60 R

Reessuullttaatteenneemmppiirriisscchhoonnddeerrzzooeekk Stelling 25: Het besluit of ik mijn bankzaken (ook) in de toekomst onderbreng bij de Rabobank wordt bepaald door het milieubeleid van de Rabobank dat gericht is op duurzaamheid.

Van de respondenten is 50% het eens (1) met deze stelling, 34% geeft een neutraal (2) antwoord en 16% is het niet eens (3) met de stelling. Op basis van de normaalverdeling en het bepaalde gemiddelde wordt de stelling door de respondenten verworpen. Vanuit de literatuur is een negatieve stelling geformuleerd. De resultaten van het empirisch onderzoek zijn significant (two tailed probabilty = 0,0295).

Stelling 26: Het besluit of ik mijn bankzaken (ook) in de toekomst onderbreng bij de Rabobank wordt bepaald door de bijdrage die de Rabobank levert aan de sociaal economische ontwikkeling en de stabiliteit van het financiële stelsel.

Van de respondenten is 76% het eens (1) met deze stelling, 20% geeft een neutraal (2) antwoord en 4% is het niet eens (3) met de stelling. Op basis van de normaalverdeling en het bepaalde gemiddelde wordt de stelling door de respondenten ondersteund. Vanuit de literatuur is een positieve stelling geformuleerd. De resultaten van het empirisch onderzoek zijn significant (two tailed probabilty = < 0,0001).

Master Thesis Giljam Wartena Pagina 61 R

Reessuullttaatteenneemmppiirriisscchhoonnddeerrzzooeekk Stelling 27: Het besluit of ik mijn bankzaken (ook) in de toekomst onderbreng bij de Rabobank wordt bepaald door de (fysieke) nabijheid van de Rabobank (waardoor een actieve wisselwerking tussen de klant en de bank kan ontstaan).

Van de respondenten is 74% het eens (1) met deze stelling, 20% geeft een neutraal (2) antwoord en 6% is het niet eens (3) met de stelling. Op basis van de normaalverdeling en het bepaalde gemiddelde wordt de stelling door de respondenten ondersteund. Vanuit de literatuur is een positieve stelling geformuleerd. De resultaten van het empirisch onderzoek zijn significant (two tailed probabilty = < 0,0001).

Stelling 28: Als ik de Rabobank als mijn huisbank beschouw, dan betekent dit dat ik mijn belangrijkste bankzaken onderbreng bij de Rabobank.

Van de respondenten is 90% het eens (1) met deze stelling, 8% geeft een neutraal (2) antwoord en 2% is het niet eens (3) met de stelling. Op basis van de normaalverdeling en het bepaalde gemiddelde wordt de stelling door de respondenten ondersteund. Vanuit de literatuur is een positieve stelling geformuleerd. De resultaten van het empirisch onderzoek zijn significant (two tailed probabilty = < 0,0001).

Master Thesis Giljam Wartena Pagina 62 C

Coonncclluussiieess CONCLUSIES

In dit onderdeel van de paper wordt ingegaan op de conclusies van de uitkomsten van het empirisch onderzoek en zal de confrontatie worden aangegaan met de bevindingen uit het literatuuronderzoek.

De kern van dit onderzoek zijn de antecedenten van coöperatieve participatie die tegelijkertijd leiden tot klantloyaliteit, immers op grond van die antecedenten kunnen instrumenten worden ontwikkeld die een bijdrage leveren aan het realiseren van de NSFR. In de matrix hieronder is voor de kern van het onderzoek weergegeven in hoeverre de theoretische bevindingen worden ondersteund door het empirisch onderzoek (stelling 19 tot en met 27).

Nee Maatschappelijke betrokkenheid Ant ec edent t heo re tis ch o nd er zo ek (lid  coöperatie)

Voordelen voor leden (materieel)

Duurzaamheid en MVO

Klant centraal / gedeelde doelen

Maatschappelijke betrokkenheid

(coöperatie  maatschappij)

Bijdrage soc. ec.ontw.&fin.stabiltieit Invloed en zeggenschap

Dichtbij Intrinsieke voordelen voor leden

Ja

Ja Antecedent empirisch onderzoek Nee

figuur 26 –Confrontatiematrix resultaten theoretisch onderzoek antecedenten die leiden tot coöperatieve participatie én tot klantloyaliteit, versus resultaten empirisch onderzoek. Van de vetgedrukte antecedenten zijn de

resultaten uit het empirisch onderzoek significant.

Samenvatting

Op basis van een vooronderzoek, een literatuuronderzoek en een empirisch onderzoek kan worden geconcludeerd dat er drie antecedenten van coöperatieve participatie zijn die eveneens leiden tot klanttevredenheid of klantloyaliteit (zie figuur 26) en op grond waarvan derhalve instrumenten kunnen worden ontwikkeld die een bijdrage kunnen leveren aan de realisatie van de NSFR van Basel III: 1) de klant centraal stellen en gedeelde doelen, 2) de bijdrage aan sociaal economische ontwikkeling en de bijdrage aan de stabiliteit van het financiële stelsel, en 3) dichtbij de klant.

Master Thesis Giljam Wartena Pagina 63 C

Coonncclluussiieess

Hieronder volgt eerst een toelichting op figuur 26 en daarna een terugkoppeling naar de hoofdvraag en de mogelijkheden voor beleidsalternatieven.

Antecedenten die zowel worden ondersteund door het theoretisch onderzoek als door het empirisch onderzoek.

Op basis van de bevindingen van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat er drie antecedenten van coöperatieve participatie eveneens leiden tot klantloyaliteit: 1) de klant centraal stellen en gedeelde doelen, 2) de bijdrage aan sociaal economische ontwikkeling en de bijdrage aan de stabiliteit van het financiële stelsel, en 3) dichtbij de klant. Het resultaat van de enquête van alle drie de antecedenten is significant.

Vanuit het theoretisch onderzoek lijkt er ook sprake te zijn van antecedenten die in de literatuur ondersteuning vinden. Het antecedent klant centraal en gedeelde doelen wordt door diverse onderzoeken3 ondersteund. Ook het antecedent een bijdrage leveren aan de sociaal economische ontwikkeling en aan de stabiliteit van het financiële stelsel vindt theoretisch4

ondersteuning. Tot slot wordt het antecedent dichtbij eveneens5 theoretisch ondersteund. Op basis van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de drie genoemde antecedenten door de Rabobank kunnen worden ingezet om instrumenten te ontwikkelen die een bijdrage kunnen leveren aan het realiseren van de NSFR van Basel III.

Antecedenten die wel worden ondersteund door het theoretisch onderzoek, maar niet door het empirisch onderzoek. Er zijn drie antecedenten die wel worden ondersteund door het theoretisch onderzoek, maar die geen ondersteuning vinden vanuit het empirisch onderzoek: 1) maatschappelijke betrokkenheid (coöperatie  maatschappij), 2) invloed en zeggenschap, en 3) intrinsieke voordelen voor leden. De resultaten van het empirisch onderzoek naar invloed en zeggenschap is significant, van de andere twee antecedenten is dat niet het geval.

Op basis van deze thesis zou kunnen worden geconcludeerd dat de genoemde antecedenten niet ingezet zouden moeten worden om instrumenten te ontwikkelen die een bijdrage leveren aan de realisatie van de NSFR van Basel III. Met betrekking tot invloed en zeggenschap en intrinsieke voordelen is dat opmerkelijk omdat deze antecedenten ook zijn terug te vinden in de 7 principes waardoor een coöperatie de coöperatieve waarden kan toepassen (ICA, 1995). Een aantrekkelijk object voor vervolgonderzoek zou derhalve kunnen zijn waarom deze antecedenten vanuit de literatuur wel worden onderkend en vanuit het empirisch onderzoek niet. Wellicht ontstaan er door dit vervolgonderzoek inzichten die ertoe kunnen leiden dat de hier bedoelde antecedenten alsnog kunnen worden ingezet om instrumenten te ontwikkelen die een bijdrage leveren aan de realisatie van de NSFR van Basel III.