• No results found

4 Resultaten en discussie

4.2 Dieraantallen en landgebruik

4.3.1 Emissies binnen de Nederlandse landbouw

Broeikasgasemissies

In Figuur 13 is emissie van de broeikasgassen methaan en lachgas voor de huidige situatie, het referentiescenario 2050 en de vier scenario’s gegeven, zoals berekend met het model INITIATOR. In deze figuur zijn voor de volledigheid ook de landgebruik-gerelateerde emissies en vastlegging

opgenomen, om de volledig broeikasgasbalans van landbouw en landgebruik weer te geven. Onder de categorie landgebruiksverandering zijn de emissies/vastlegging gerelateerd aan

landgebruiksveranderingen binnen de landbouw opgenomen. De aanplant van bos op landbouwgrond levert daarbij de grootste bijdrage. Onder overige landgebruik valt met name de CO2-vastlegging in

bestaand bos.

Figuur 13 Berekende methaan en lachgasemissie (Mton CO2) met INITIATOR en overige CO2-

emissies (positief) en vastlegging (negatief) in landgebruik voor de huidige situatie (2017) en de 2050-scenario’s. Landgebruiksverandering omvat met name de omzetting van landbouwgrond naar bos, en overig landgebruik is met name C-vastlegging in het bestaande bos.

In het referentiescenario 2050 nemen de methaan- en lachgasemissie af naar 16 Mton CO2-eq. Dit is

het resultaat van autonome ontwikkelingen in productiviteit, waardoor het aantal koeien afneemt ten opzichte van de huidige situatie, ook al neemt de methaanemissie per koe wel toe. Voor N2O is de

afname het gevolg van de lagere bemesting doordat er geen overbenutting van dierlijke mest meer plaatsvindt. Met het Basis 2050-maatregelpakket kunnen in het scenario Productiviteit voorgenomen de methaan- en lachgasemissie beneden het emissieplafond van 9 Mton CO2-eq blijven, dit gaat

echter wel uit van volledige implementatie en de effectiviteit van de maatregelen zoals beschreven in paragraaf 2.4. In het Natuurinclusief voorgenomen-scenario is door het lagere reductiepotentieel wel een beperkte krimp van de veestapel nodig om onder het emissieplafond te blijven.

In het Productiviteit strikter-scenario zijn de methaan- en lachgasemissie het laagst (3,5 Mton CO2-

eq), deels door de daling van de veestapel (-19%), maar ook door de toepassing van methaan- emissiearme stallen en geen beweiding. In de natuurinclusieve scenario’s zijn de methaan- en lachgasemissie hoger dan in de productiviteit-gedreven scenario’s. Dit wordt met name veroorzaakt door de hogere N2O-emissie bij beweiding en de lagere effectiviteit van het extensieve

maatregelpakket. Hierdoor is met name in het Natuurinclusief strikter-scenario compensatie nodig

-15 -10 -5 0 5 10 15 20 25 30

Huidig (2017) Referentie 2050 Productiviteit

voorgenomen Natuurinclusiefvoorgenomen Productiviteitstrikter Natuurinclusiefstrikter

Em issi e / v ast le gg in g (M to n C O2 -e q)

Methaan landbouw Lachgas landbouw Bodem C vastlegging Organische bodems Landgebruiksverandering Overig landgebruik

door een hogere CO2-vastlegging, waardoor een groter areaal bos nodig is om te voldoen aan de

doelstelling van netto klimaatneutrale landbouw en landgebruik in 2050.

Ammoniak emissie

In Figuur 14 zijn de totale milieueffecten voor de ammoniakemissie weergegeven zoals die berekend zijn met het model INITIATOR. De totale berekende NH3-emissie in het referentiescenario is 85 kton

NH3, dit ligt rond het gedefinieerde ammoniakplafond van 85 kton NH3 voor de voorgenomen

beleidsdoelen. Met name de ammoniakemissie uit stallen en mestopslagen daalt in het referentiescenario door verdere implementatie van het Besluit emissiearme huisvesting. De ammoniakemissie in de scenario’s ligt ruim onder dit ammoniakplafond. Het Productiviteit

voorgenomen-scenario ligt met 51 kton NH3-emissie net boven het striktere beleidsdoel van 50 kton,

de andere drie scenario’s liggen eronder.

Het effect van de maatregelenpakketten én aanpassingen in omvang van de veestapel blijken dusdanig effectief dat de gestelde beleidsdoelen naar verwachting worden gehaald. De snelle afvoer van mest naar de opslag en scheiding in gier en vaste mest draagt het meest bij aan deze

emissiereductie. Een kanttekening hierbij is wel dat van veel van de meegenomen maatregelen, met name voor stallen en mestopslagen, in de praktijk nog moet blijken of de beoogde emissiereductie ook werkelijk haalbaar is. Het Natuurinclusief strikter-scenario leidt tot de laagste NH3-emissie, wat vooral

het gevolg is van een sterkere krimp van de veestapel en meer weidegang. De natuurinclusieve scenario’s hebben wel een hogere N2O-emissie en N-uit- en afspoeling vergeleken met de

productiviteit-gedreven scenario’s. Dit is met name het gevolg van toename van beweiding: dit leidt tot minder ammoniakemissie, maar leidt wel tot meer stikstoftoevoer naar grond- en

oppervlaktewater en denitrificatie waarbij lachgas vrijkomt.

Figuur 14 Berekende totale fluxen voor NH3-emissie vanuit stallen en mestopslagen (incl.

beweidingsemissies) en mesttoediening (incl. kunstmest en gewasafrijpingsemissies) voor de huidige situatie (2017) en 2050-scenario’s.

N- en P-belasting grond- en oppervlaktewater

De berekende resultaten voor N- en P-belasting naar grond- en oppervlaktewater laten een drastische afname zien voor de 2050-scenario’s (Figuur 15). De nationale beleidsdoelen voor stikstoftoevoer naar grond- en oppervlaktewater blijken al op basis van het huidige beleid zoals meegenomen in het 2050- referentiescenario te worden gehaald. Dit komt deels door de afname in landbouwareaal, maar belangrijker is het uitgangspunt dat er geen overbenutting (normoverschrijding) van dierlijke mest meer is, dus dat iedereen volgens de normen bemest. In de andere scenario’s zijn de uit- en

0 20 40 60 80 100 120

Stal en mestopslagen Toediening Totaal

Ammo ni ak emi ss ie (k to n N H3 )

Huidig (2017) Referentie 2050 Productiviteit voorgenomen Natuurinclusief voorgenomen Productiviteit strikter Natuurinclusief strikter

afspoeling nog lager door de genomen maatregelen. In de natuurinclusieve scenario’s zijn de uit- en afspoeling van stikstof en fosfaat hoger dan in de productiviteit-gedreven scenario’s, dit is het gevolg van de lagere gewasopbrengst en toepassing van meer weidegang. Bij deze resultaten dient wel de kanttekening te worden gemaakt dat het hier om een landelijk totaal gaat. Op lokale en regionale schaal, met name op de uitspoelingsgevoelige zandgronden, zal er met name voor stikstof nog een risico op normoverschrijding blijven bestaan. Voor fosforuitspoeling zal in alle situaties, als gevolg van de hoge achtergrondbelasting en nalevering van in het verleden geaccumuleerde fosfaat, de werkelijke uitspoeling hoger liggen, waardoor mogelijk de gewenste beleidsdoelen toch niet gehaald worden.

Figuur 15 Berekende N- en P-uitspoeling naar grond- en oppervlakte water (kton N/P) voor de

huidige situatie (2017) en de 2050-scenario’s.