• No results found

2.10.1 Het begin van innovatiemetingen

Het European Innovation Scoreboard is niet het enige en al zeker niet het nieuwste instrument dat een internationale rankschikking maakt binnen het thema van innovatie. De geschiedenis van het verzamelen en analyseren van gegevens over wetenschap en technologie (Science & Technology) dateert van de jaren ’50 en ’60 (Adam, 2013). De Amerikaanse overheid en meerbepaald de National Science Foundation creëerde als eerste verschillende indicatoren om de sterktes en zwaktes van wetenschap en technologie te meten. Deze trachten toen de capaciteit en de prestaties van Amerikaanse bedrijven in kaart te brengen (Godin, 2003). Deze publicatie had een wereldwijde impact en de ideeën van deze publicatie werd overgenomen door vele landen. In 1984 startte de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD/OESO) eveneens met het publiceren van Science en Technology indicatoren, in 1994 volgde Eurostat (Godin, 2003).

De eerste publicatie die een poging ondernam om gegevens over innovatie, meer specifiek onderzoek en ontwikkeling, weer te geven was de Frascati Manual. Deze publicatie reikt een methode aan om data over onderzoek en ontwikkeling te verzamelen en te gebruiken. Deze methode, mits enkele herwerkingen, is vandaag internationaal geaccepteerd en is een essentieel instrument voor statistici en innovatie-beleidsmakers. Wel beperkt deze publicatie zich tot het analyseren van Onderzoek & Ontwikkeling, de output van innovatie wordt niet in beschouwing genomen. De Frascati Manual werd ontworpen en gepubliceerd door de Organisatie voor Economische Samenwerking en ontwikkeling (OECD, 2015).

Vanuit het perspectief van het European Innovation Scoreboard mag de Olso Manual absoluut niet vergeten worden. Deze handleiding is eveneens gepubliceerd door de OESO/OECD in samenwerking met Eurostat en is internationaal erkend voor de aangereikte methode om statistieken over innovatie te verzamelen en te gebruiken. De aanpak over het meten van innovatie zijn opgenomen door organisaties en onderzoeken over de hele wereld. Bovendien zijn er tot nu toe innovatiesurveys, gebaseerd op de Oslo Manual,uitgevoerd in meer dan 80 landen (OECD, 2018).

Theoretisch kader 34

2.10.2 Global Innovation Index (GII)

Het European Innovation Scoreboard is niet het enige instrument die de mate van innovatie van landen meet om vervolgens een internationale rangschikking te maken. De Global Innovation Index meet eveneens innovatie om beleid te assisteren in het creëren van langdurige groei, verbeterde productiviteit en jobcreatie en is uitgegroeid tot één van de meest toonaangevende referenties op vlak van innovatie (Global Innovation Index, 2019). De GII wordt gepubliceerd door de Universiteit van Cornell, INSEAD, en WIPO en het meet de innovatie van 129 landen in de publicatie van 2019.

De Global Innovation Index bestaat uit een rangschikking van deze 129 landen volgens de innovatiecapaciteiten en resultaten. De GII wil verder het menselijke aspect die innovatie mogelijk maakt begrijpen om op deze manier handige informatie te geven voor het voeren van beleid (Global Innovation Index, 2019). In vergelijking met het European Innovation Scoreboard wil de Global Innovation Index innovatie in kaart brengen over de hele wereld. Dit gebeurt aan de hand van ongeveer 80 indicatoren die, zoals ook het EIS doet, zijn samengebracht in een composiet indicator. Een bijzonder groot verschil echter is dat het Global Innovation Scoreboard aan indicatoren wel een gewicht hangt. Op die manier wegen sommige indicatoren zwaarder door op de gemiddelde score van een land (Vértesy, 2016). 2.10.3 The Innovation Output Indicator (IOI)

De Innovation Output Indicator (IOI) werd voor het eerst in 2013 door de Europese Commissie geïntroduceerd. Deze indicator kwam tot stand om tegemoet te komen aan de kritiek dat de Europese Commissie, zo ook het EIS, teveel nadruk legde op de inputzijde van innovatie. Deze indicator meet de mate waarin ideeën van innovatieve sectoren doorstoten tot het marktniveau en zodoende meer jobs creëren en Europa als geheel competitiever maken (Eurostat, 2014). De IOI wil met deze informatie beleidsmakers ondersteunen om knelpunten aan te pakken die ervoor zouden zorgen dat innovaties de markt niet bereiken (Vértesy, 2016). De Innovation Output Indicator maakt opnieuw een rangschikking van zowel Europese landen als andere belangrijke wereldeconomieën zoals Japan, de Verenigde Staten van Amerika en Israël (Eurostat, 2014).

The Innovation Output Indicator wordt door de Europese Commissie als een aanvulling op het European Innovation Scoreboard gezien aangezien het, in tegenstelling tot het EIS, focust

Theoretisch kader 35

op innovatie outputs (Eurostat, 2014). Het is net zoals de Global Innovation Index en het European Innovation Scorebord gebaseerd op een composiet indicator. De composiet indicator bevat maar vier componenten: technologische innovatie, tewerkstelling in kennisintensieve activiteiten, competitie van kennisintensieve goederen en diensten en als laatste tewerkstelling in snelgroeiende innovatieve bedrijven (Eurostat, 2014). De vier indicatoren zijn eveneens gewogen, opnieuw in tegenstelling tot het EIS.

Een uitgebreide studie van Janger et al. concludeerde dat de Innovation Output Indicator nogal wat tekortschiet in het meten van innovatie output (2017). Het IOI wordt niet echt als meerwaarde gezien voor beleidsmakers aangezien het bijvoorbeeld weinig zegt over hoe succesvol een land is op vlak van innovatie outputs en of deze innovatie-outputs zich vertalen naar resultaten. De studie concludeerde eveneens dat het IOI mogelijk beleidsmakers kan misleiden om in innovatie te investeren (Janger et al. 2017). Het is toch wel opvallend dat zowel het EIS als het IOI, beiden opgesteld in opdracht Europese Commissie om beleidsmakers te helpen, als misleidend voor beleidsmakers wordt bestempeld (Janger et al. 2017; Edquist et al. 2018).

Theoretisch kader 36