• No results found

3.2.1 Onderwerpen

Het idee van een homo neerlandicus

In deze conference is er geen moment dat Maassen verwijst naar dé typische Nederlander.

Het narratief van een gezamenlijke politieke geschiedenis

In de conference verwijst Maassen op een aantal manieren naar een gezamenlijke politieke geschiedenis. Ten eerste doet hij dat door te verwijzen naar de geschiedenis van het koningshuis. Hij vertelt dat ‘we (...) een nieuwe koning [hebben], koning Willem-Alexander’ (12:26). Met ‘we’ benadrukt hij al dat het de koning van heel Nederland is, waarmee hij een gezamenlijke identiteit creëert, en daarnaast plaatst hij hem in de geschiedenis wanneer hij over zijn naam praat. De koning wil zich geen Willem IV noemen, want, zo citeert Maassen Willem-Alexander, ‘Willem de Vierde staat naast Bertha 38 in de wei.’ (12:37) Waarna hij zegt: ‘Realiseert zo’n man zich dat hij daarmee zijn voorvaderen Willem II en Willem III reduceert tot een stel koeien? Laat hem in godsnaam die bloedlijn respecteren, dat is de enige reden waarom hij koning is.’ (12:43) Hier verwijst Maassen dus naar de lange geschiedenis van het Nederlandse koningshuis en noemt hij ook twee personen uit die geschiedenis.

Ten tweede verwijst Maassen naar de Nederlandse slavernijgeschiedenis. Dat doet hij eerst in de context van de zwartepietendiscussie: ‘Die vrouw van de Verenigde Naties (...) stelde dat: het Nederlandse sinterklaasfeest was een terugkeer naar de slavernij. Toen dacht ik, dan valt die slavernij met terugwerkende kracht ook reuze mee!’ (19:31) Vlak daarna bespreekt hij dat in 2013 de slavernij 150 jaar was afgeschaft en dat Lodewijk Asscher een herdenkingsspeech hield, waar hij geen excuses aanbood.

Een derde en laatste moment dat Maassen kort verwijst naar een gezamenlijke politieke geschiedenis, is als hij het heeft over Theo van Gogh. Maassen leest een dreigbrief voor die aan hem gericht is en waarin onder andere gerefereerd wordt aan de moord op Theo van Gogh in 2004. Maassen: ‘Ja, dat weet ik nog wel. Die had ook dingen gezegd over de profeet Mohammed die niet helemaal in goede aarde zijn gevallen.’ (54:01) Doordat Maassen de gebeurtenis van de moord koppelt aan zijn eigen dreigbrief, zorgt hij niet alleen voor het gevoel van een gezamenlijke politieke geschiedenis, maar benadrukt hij bovendien dat het

een recente geschiedenis is, en koppelt hij het aan het heden, waardoor meteen ook een gezamenlijk politiek heden benadrukt wordt.

Een gezamenlijke cultuur

De belangrijkste uiting van een gezamenlijke cultuur die in deze conference, zoals in elke oudejaarsconference, naar voren komt, is die van de oudejaarsconference zelf. Het is een nationale traditie, waar zowel de artiest (door het uitvoeren) als het publiek (door het kijken) onderdeel van zijn. Behalve dat de traditie wordt uitgevoerd, wordt er ook in de tekst nadruk op gelegd. Maassen begint de voorstelling met de tekst: ‘Van harte welkom bij mijn allereerste en tegelijkertijd allerlaatste oudejaarsconference ooit. Ik ga het nooit meer doen, nooit meer.’ (2:14) In ongeveer de eerste twaalf minuten benadrukt Maassen meerdere keren dat het een oudejaarsconference is door te zeggen hoeveel moeite hij ermee heeft. Hij zegt bijvoorbeeld: ‘Het is niks voor mij man’ (9:59) of ‘Mensen gingen zich er ook mee bemoeien. “Theo, mooi jaar man, er gebeurt veel.” Ja, er gebeurt veel ja, maar wat moet ik ermee?’ (11:48) En:

Maar goed, laten we nou maar beginnen met de oudejaarsconference. Komtie. [Hij praat en beweegt zenuwachtig] Nou, die fyra, dat is ook ehm, pff. Eh, eh. Die werkgevers hebben de nullijn losgelaten zeg! Die doen ook maar precies waar ze zin in hebben. Die Henk Krol (...). Ik heb die teksten niet helemaal uitgeschreven, maar... [maakt aanvullende handbeweging]. Het is niks voor mij. (...) Ik zal heel eerlijk zijn met jullie, ik heb in de maand januari en de eerste twee weken van februari hebben gewoon netjes alle kranten gelezen en ook stukjes uitgeknipt, weet je, net zoals Youp van ‘t Hek het ook altijd doet, maar, ik merk ook, ik heb een soort selectieve dyslectie. Bepaalde woorden krijg ik niet voor elkaar. Bruto nationaal product, koopkracht, consumentenvertrouwen, bezuinigingen. (7:07)

Interessant aan dit fragment is dat hij een beeld schetst van hoe volgens hem een typische oudejaarsconference eruit ziet (met bepaalde onderwerpen) en hoe je die moet maken (alle kranten lezen, stukjes uitknippen). Als hij zegt ‘net zoals Youp van ‘t Hek het ook altijd doet’ verwijst hij naar een oudejaarsconferencemaker die volgens hem de norm stelt, waarmee hij bovendien de geschiedenis van de traditie benadrukt. Tegelijkertijd zet hij zich af tegen deze

typische vorm, door te laten zien hoe hij ermee worstelt en te zeggen dat het totaal niet bij hem past. In het vervolg van de conference voldoet hij inderdaad niet aan het typische beeld, maar doet hij het op zijn eigen manier. Wijkt hij hierdoor ook af van de manier waarop hij een nationale identiteit construeert? Dat is een vraag waar ik bij de vergelijking op terug kom.

Een andere manier om een gezamenlijke cultuur te benadrukken en zo een nationale identiteit te construeren is door een gezamenlijke taal. Natuurlijk praat Maassen zelf in de gezamenlijke taal, het Nederlands, maar hij gaat er ook expliciet op in. Dat gebeurt als hij de aan hem gerichte dreigbrief voorleest en bespreekt. ‘Hetzelfde moet eigenlijk aan elkaar. [Kijkt door vingers.] Ik ben met taal ook een beetje een miereNneuker, dat komt, ik houd van taal.’ (54:51) Hij verwijst naar een gezamenlijke spelling, waardoor hij de gezamenlijke taal benadrukt. Daarna zegt hij: ‘Uiteindelijk is dat ook hetgeen dat ons het meest verbindt, zoals we hier nu samenzijn, dat we allemaal dezelfde taal spreken.’ (55:22) Hier zegt hij dus zelfs letterlijk dat de gezamenlijke taal ‘ons’ verbindt, waardoor hij van de Nederlandssprekenden één groep maakt en die taal als belangrijkste verbindende factor geeft.

Daarnaast verwijst hij ook enkele keren naar elementen uit een gezamenlijke populaire cultuur. Hij noemt bijvoorbeeld een aantal bekende Nederlanders, zoals René van der Gijp (45:45), Dolf Jansen (51:33) en Arie Boomsma (57:37) of Nederlandse televisieprogramma’s, zoals Bassie en Adriaan (16:55) en Holland’s Got Talent (21:56). In het laatste geval bevat de naam van het programma zelfs ‘Holland’, wat accentueert dat het een Nederlands programma is. Maassen benadrukt dat nog eens extra door te zeggen: ‘Ik dacht vooral, hoezo doet die Chinees mee bij Holland’s Got Talent? Hij sprak niet eens Nederlands! Laat hem in China meedoen aan China Got Talent.’ Ook hier zegt hij dus impliciet dat het spreken van Nederlands iets is dat Nederlanders bindt, en anderen uitsluit. Een andere verwijzing naar een gezamenlijke populaire cultuur vindt plaats als Maassen aan het einde van de voorstelling zegt dat het leuk zou zijn als Nederland een koning zou hebben met het syndroom van Down, ‘Willempie’ (1:18:47). Met de naam ‘Willempie’ verwijst hij naar een liedje en typetje van André van Duin. De lach van het publiek bevestigt dat de referentie begrepen wordt, waardoor een gezamenlijke identiteit gecreëerd wordt.

Een gezamenlijk politiek heden en toekomst

In deze oudejaarsconference zijn er twee politieke onderwerpen die veelvuldig aan bod komen. Het eerste is het koningshuis en het tweede is Mark Rutte. Beide gevallen verwijzen naar een gezamenlijk politiek heden. Het koningshuis is het Nederlandse koningshuis, ‘ons’ koningshuis, wat Maassen ook benadrukt als hij zegt dat ‘we’ een nieuwe koning hebben (12:26). Mark Rutte is de premier van Nederland, ‘onze’ leider, wat Maassen onder andere benadrukt als hij over ‘onze minister-president’ spreekt (1:10:18). Over beide onderwerpen is Maassen overwegend negatief, toch gebruikt hij ze om er een nationale identiteit mee te construeren, iets waar ik bij het bespreken van de strategieën op terug kom.

De belangrijkste kritiek die Maassen in de voorstelling op Mark Rutte levert, is dat het voor hem te veel om geld draait. Als het gaat over het vriendschapsjaar tussen Nederland en Rusland zegt hij bijvoorbeeld: ‘Hoezo wil je vriendschap met een land waar antihomowetten zijn? Wees dan gewoon eerlijk, zegt dan gewoon tegen ons, lieve mensen, sorry, maar die handelsbelangen, dat gaat om zoveel geld, dat wij ons helaas geen principes kunnen veroorloven.’ (39:55) Opvallend is dat hij hier Rutte tegenover ‘ons’, de Nederlanders, stelt, waardoor hij een gezamenlijke identiteit creëert die los staat van de premier. Later bespreekt hij het economische systeem in Nederland en zegt hij dat ‘we’ in een systeem zitten dat alleen kan overleven als mensen spullen blijven kopen: ‘En als de reclames niet meer werken, omdat de mensen murw zijn gebeukt, dan wordt onze minister-president in stelling gebracht om onze kooplust aan te wakkeren. Dat was toch ook met grote voorsprong de meest gênante speech van 2013. (...) Ja, daar steekt dat slappe I have a dream toch maar bleekjes bij af!’ (1:10:11) En over Ruttes uitspraak dat hij geen visie heeft zegt hij: ‘Natuurlijk is vertellen dat je geen visie hebt ook gewoon een visie. Dan is je visie gewoon dat je het overlaat aan de markt. De onzichtbare hand van de economie. Maar het is nu onderhand toch wel duidelijk dat die hand [steekt middelvinger op] dit doet.’ (1:12:15)

Ook het koningshuis krijgt ervan langs. Maassen toont zich kritisch tegenover het systeem van troonopvolging, ‘dat is ook precies wat ik erop tegen hebt, (...) die troonopvolging is een soort seksueel overdraagbare aandoening’ (12:55). Later bespreekt hij hoe demonstranten tegen het koningshuis tijdens de inhuldiging hardhandig werden opgepakt en afgevoerd: ‘Ik dacht wow, gebeurt dit in Nederland?’ (27:10) En hoe ze alleen mochten demonstreren in protestvakken: ‘Dit is belangrijk. Dit gaat over de vrijheid van meningsuiting!’ (27:57) Hier benadrukt Maassen dus een gezamenlijke politieke waarde, de

vrijheid van meningsuiting. Deze zet hij af tegen de manier waarop er met anti- koningshuisdemonstranten wordt omgegaan, waardoor hij ook hier een machthebber, de koning in dit geval, plaatst tegenover het ‘echte’ Nederland.

Naast deze grote thema’s, benadrukt Maassen op andere manieren een gezamenlijk politiek heden en toekomst. Zo noemt hij politieke gebeurtenissen en personen13. Ook noemt

hij de politieke waarde van democratie, al presenteert hij dat in eerste instantie als iets dat geen gemeenschappelijke waarde meer is. Hij vertelt dat uit onderzoek blijkt dat 60% van de Nederlanders behoefte heeft aan een sterke leider. ‘Wat ze bedoelden was iemand die beslissingen nam zonder allerlei voorafgaand democratisch geneuzel. Ik denk shit, dat komt ook slecht uit. Er zijn mensen die hun leven geven voor dat wat wij hier democratisch geneuzel noemen. Wij hebben het en bij ons zit het toch voornamelijk in de weg.’ (34:40) Aan de ene kant presenteert hij democratie hier als iets dat geen gemeenschappelijke waarde is, doordat hij zegt dat 60% van de mensen geen behoefte heeft aan dat ‘democratisch geneuzel’, maar aan de andere kant presenteert hij het ook wel als een Nederlandse waarde. Dat doet hij door te praten over ‘wij’ en ‘ons’, en vervolgens door de Nederlandse situatie af te zetten tegen die van Syrië. Hij zegt dat een uitwisselingsproject tussen Assad en Rutte goed zou zijn, waarmee hij impliciet benadrukt dat een land zonder democratie een veel grotere ellende is en dus dat democratie een waardevol iets is. Hij maakt die vergelijking concreter als hij zegt: ‘In Syrië bestaat de oppositie uit gewapende rebellen, dat is toch net even wat anders dan Sybrand Buma.’ (35:08) Door Nederland af te zetten tegen Syrië, benadrukt Maassen de Nederlandse politieke waarde van democratie.

Een nationaal lichaam

In deze conference verwijst Maassen niet naar Nederland als een land op zich. Het enige moment dat er in de buurt komt, is als hij de stad Amsterdam noemt. ‘Het was hier in Amsterdam.’ (27:40)

13 Onder andere het fatsoensoffensief (5:44), bezuinigingen (8:24), Henk Krol (7:07) en Lodewijk Asscher (19:45).

3.2.2 Strategieën

Sommige bovengenoemde onderwerpen construeren met name een gezamenlijke nationale identiteit op woord- en zinsniveau. Door het noemen van onderwerpen uit een gezamenlijke politiek of cultuur wordt benadrukt dat die gezamenlijke elementen er zijn en wordt er dus zo een gezamenlijk ‘wij’ geconstrueerd. In deze oudejaarsconference gebeurt echter het meest op het niveau van de hele voorstelling. In zijn verhaal past Maassen verschillende strategieën toe, waardoor hij uiteindelijk ook een gezamenlijke identiteit construeert.

Zoals hierboven al bleek, levert Maassen veelvuldig kritiek op Mark Rutte en Willem- Alexander (en het koningshuis in het algemeen). Op het eerste gezicht is dat een transformerende strategie. Ondanks dat de inhoud negatief is, zijn het wel ‘onze’ premier en ‘onze’ koning waar hij over praat. De gezamenlijke positieve identiteit wordt dus getransformeerd tot een negatieve, maar nog steeds een gezamenlijke identiteit.

Er is echter meer aan de hand. Maassen lijkt namelijk een afstand te scheppen tussen de Nederlandse premier en koning en het Nederlandse volk. Wanneer hij over het koningshuis praat zegt hij dat het niet klopt dat Beatrix bij haar afscheid ervoor bedankte dat ze ‘onze’ koningin mocht zijn. Maassen: ‘Mocht zijn? Zo is het toch niet gegaan?’ (13:05) Met zijn kritiek op het feit dat ‘wij’ niet kunnen kiezen wie ‘onze’ koning(in) is, zet Maassen in zekere zin vraagtekens bij het idee dat de koning(in) het volk verbindt. Eenzelfde iets gebeurt bij zijn verhaal over de inhuldiging. Hier schept hij een afstand tussen de Nederlandse politieke waarde van vrijheid van meningsuiting en het koningshuis. Met Mark Rutte gebeurt hetzelfde. Als Maassen vertelt dat Nederlanders behoefte hebben aan een sterke leider, zegt hij: ‘Wij hebben hier in Nederland ook geen sterke leider. Je kan veel van Mark Rutte zeggen, maar het is geen sterke leider.’ (35:20) Rutte is, kortom, niet de man waar ‘wij’ behoefte aan hebben. Het meest expliciet komt dat naar voren tegen het einde van de voorstelling. Hij zegt dan: ‘Is dat de reden waarom mensen zo’n behoefte hebben aan een sterke leider? In de hoop dat dat iemand is die maakt dat we ons verbonden voelen? Een ding weet ik zeker, Mark Rutte zal die man niet zijn.’ (1:15:49)

Met het scheppen van afstand tussen de Nederlanders aan de ene kant en het Nederlandse koningshuis en de Nederlands premier aan de andere, lijkt Maassen in eerste instantie een destructieve strategie toe te passen. Hij ontkracht het idee dat het mensen of instanties zijn die ons verbinden. Maar daar laat hij het niet bij. Wat hij uiteindelijk in zijn voorstelling zegt is dit: Er is in Nederland behoefte aan een gevoel van saamhorigheid, maar

dat wordt verstoord doordat alles voortdurend om geld draait. ‘Wat doet dat met ons? Dat elke keer als er een menselijk contact mogelijk zou zijn dat er een verkoopstrategie op je wordt toegepast?’ Daardoor is Mark Rutte niet de sterke leider die nodig is, ‘nee, die gaat terugkijken op de crisis als een periode waarin mensen te weinig spullen kochten’. Ook van Willem-Alexander hoef je het niet te hebben. In plaats daarvan presenteert Maassen aan het eind van de conference een alternatieve oplossing, iets dat ons wel zou verbinden. Opvallend genoeg betreft dat ook het koningshuis:

Ja, dat is precies wat wij nodig hebben. Dat zou iets zijn wat ons daadwerkelijk zou verbinden. Stel je voor dat wij een koning zouden hebben met het syndroom van Down. Willempie. (...) En Willempie zou ons de dingen leren die ons in al onze ijver ontglipt zijn. Dat de dingen waar het echt om gaat niet te vatten zijn cijfertjes, percentages en staafdiagrammen. Willempie die zou ons tonen dat waar wij behoefte aan hebben helemaal geen sterke leider is, maar een zachte leider. (...) En één keer per jaar zou hij een toespraak houden. Niks uit zijn hoofd geleerd, niet door iemand anders geschreven, nee, gewoon recht uit zijn hart. [Gaat klaar staan] Landgenoten… ik vin jullie lief! (1:18:28)

Wat hier gebeurt is dat Maassen toch een nationale identiteit construeert. Hij deconstrueert de gezamenlijke identiteit die zou kunnen ontstaan door de Nederlandse premier (met zijn financiële blik) of het huidige Nederlandse koningshuis en transformeert deze naar een Nederlandse identiteit die voortkomt uit een gezamenlijke behoefte aan verbinding en menselijk contact. Dat krijgt vorm in een leider die Maassen wél geschikt zou vinden, een zachte leider, een koning met het syndroom van Down. Iemand die niet door een financiële bril naar de wereld kijkt, maar voor wie het om gevoel draait. Zowel de verbinding als het menselijk contact worden samengevat in de zin die Maassen koning ‘Willempie’ laat uitspreken: ‘Landgenoten, ik vin jullie lief.’