• No results found

R EICHLING gaat er van uit dat de betekenis van ieder woord wordt toegepast als een eenheid waarin de taalgebruiker een genoemdheid (door REICHLING met ‘zaak’

aangeduid) ‘denkt’, ook in die gevallen waarin eenheid en genoemdheid minder

gemakkelijk onderkenbaar zijn dan bij toepassing van ‘“paard”’ of ‘“klein”’. Zo

noemt hij b.v. | dat | in | Ik geloof dat hij komt. | een

‘term’ ... ‘die 'n bepaalde afhankelikheid symboliseert, een uiterst

scherpe onderscheiding, die de taalgebruiker zich geschapen heeft in dit

schijnbaar onbeduidend voegwoord. Er is natuurlik geen sterveling die

zich in z'n taal van alledag reflex realiseert wat hij doet; en, we herhalen

het uit den treure: dat is ook helemaal niet nodig om van denkend

taalgebruik te spreken. Doch, een dieper gravende linguistiek is niet

verantwoord, als zij niet geheel de betekenis tracht te ontraadselen van de

processen die zich in het taalgebruik voltrekken. Men mag haar van

gemakzucht verdenken als zij van bepaalde verschijnselen niet ook een

verklaring in het denken zoekt, zolang zij niet van elders bewezen heeft,

dat alleen irrelevante Gestaltfactoren hier een volledige verklaring bieden.

En, voor ons nederlandse voegwoord dat b.v., heeft dit vooralsnog geen

sterveling gedaan. We hebben te maken met een uitgesproken

“synsemanties” woord, waarvan de z a a k bestaat in een in het denken

zelf te voltrekken onderschikking en te poneren “afhankelikheid”,’ ... (Het

Woord, blz. 281.)

R

EICHLING

geeft in deze passage duidelijk te verstaan, dat er een genoemdheid is

(‘zaak’) die in ‘“dat”’ wordt ‘gedacht’. Hij geeft ook

een beschrijving van die genoemdheid: ‘een in het denken zelf te voltrekken

onderschikking en te poneren “afhankelikheid”’. Eerder laat hij zien, dat deze

genoemdheid op andere wijze wordt ‘gedacht’ dan die van | paard | in | Ik zag een

klein paard, Jan! |:

‘Het woord dat is niet “zakelik” in deze zin, dat wij het g e b r u i k e n

om er die betrekking [d.i. de genoemdheid] zelfstandig mee te n o e m e n ,

doch wel symboliseert het 'n zekere afhankelikheid, die we ook in ons

taaldenken willen gesteld zien.’ (Het Woord, blz. 280.)

Met deze uitspraak refereert R

EICHLING

aan de tegenstelling tot de toepassingswijze

van ‘“paard”’ in | Ik zag een klein paard, Jan! |, dat wij immers wèl gebruiken om er

de genoemdheid zelfstandig mee te ‘noemen’. Er is dus zowel bij | dat | als bij | paard

| sprake van iets dat ‘genoemd’ wordt, alleen in het laatste geval wordt het zelfstandig

‘genoemd’, in het eerste niet. Het komt echter voor, dat de vraag naar de aanwezigheid

van een genoemdheid en de aard ervan nog gecompliceerder is dan met betrekking

tot | dat | in | Ik geloof dat hij komt. |. Dat is b.v. het geval bij gebruik van díe

semantemen díe niet als lemmateken bij V

AN

D

ALE

voorkomen, maar wel binnen

lemmatekens, b.v. | en | in | stoelen | en | loos | in | rookloos |. Het gebruik van zulke

semantemen, met name van | loos | zullen wij trachten te beschrijven, om onze

bewering te kunnen staven, of althans toe te lichten, dat bij elk gebruikt semanteem

de betekenis is toegepast als de eenheid waarbinnen een bepaalde genoemdheid wordt

te kennen gegeven.

R

EICHLING

geeft om te beginnen de volgende beschrijving in dit verband: ‘Rookloos

symboliseert “zonder rook”,’ .... (Het Woord, blz. 353.) Dit moet aldus worden

geïnterpreteerd: ‘de betekenis van | rookloos | is “zonder rook”’.

De betekenis kunnen wij kennen door ‘“rookloos”’ toe te passen op een in de

voorstelling geschapen optimale genoemdheid. Indien de taalbeschouwer dit doet,

past hij ‘“rookloos”’ b.v. toe op een ‘soortelijk plus-kenmerk’ van een ‘zaak’ vgl. |

een rookloos vertrek |. Dat | rookloos | ‘zonder rook’ betekent is evident. Is het ook

evident wat de betekenis is van | rook | en van | loos |? De betekenis van | rook | vindt

een beschrijving bij V

AN

D

ALE

: ‘zichtbaar mengsel van gassen, dampen en fijne

vaste deeltjes dat bij het verbranden van lichamen opstijgt en zich in de atmosfeer

verspreidt’. Maar nu | loos |? Voordat wij een

betekenisbeschrijving van | loos | beproeven keren wij terug naar het teken | rookloos

| als geheel en naar wat R

EICHLING

daarover zegt. R

EICHLING

laat zien dat het

betekenis-geheel ‘“rookloos”’ bepaalde onderscheidingen vertoont, welke bestaan

in ‘rook’ en ‘zonder’. Voorts betoogt hij, dat er een samenhang bestaat tussen het

vormmoment :loos: en het betekenismoment ‘zonder’, maar dat dat niet impliceert

dat de betekenis van | rookloos | identiek is met die van | zonder rook |:

‘“loos” symboliseert niet “zonder”. In h e t g e h e e l echter wordt de

onderscheiding “zonder” betrokken op -loos, als een ten opzichte van het

betekenis-geheel constant functionerend Gestalt-moment waaraan een

bepaald moment van de betekenisstructuur is gebonden, zó dat dit moment

alleen betrokken op de structuur-kern, waarvan het afhankelik is, kan

worden “gepraediceerd” [d.i. “toegepast”]: H e t i s n i e t m o g e l i k

d e r g e l i k e o n d e r s c h e i d i n g e n d i s j u n c t t o e t e p a s s e n .

Hier dus hebben we te maken met “onzelfstandig symboliserende”

taalmomenten; een onzelfstandig symboliserend w o o r d is een contradictio

in terminis.’ (Het Woord, blz. 353, spat. v. R

EICHLING

.)

In dit citaat behandelt R

EICHLING

het verschil tussen de toepassingswijze van

‘“loos”’ en die van de betekenis van een woord. Bij ‘“loos”’ is, aldus R

EICHLING

,

sprake van onzelfstandige betekenis; ‘onzelfstandige betekenis hebben’ staat op één

lijn met ‘onzelfstandig symboliseren’. ‘Onzelfstandig symboliseren’ moet

onderscheiden worden van ‘onzelfstandig noemen’. ‘Onzelfstandig noemen’ immers

doet | klein | in | Ik zag een klein paard, Jan! | en | dat | in | Ik geloof dat hij komt. |,

en dat wil niets anders zeggen dan dat de genoemdheid van | klein | evenals die van

| dat | te kennen wordt gegeven als afhankelijk van andere genoemdheden. De

(onderstelde) genoemdheid van | loos | in | een rookloos vertrek | is evenzeer

onzelfstandig, maar bovendien is er met de betekenisstructuur van | rookloos | iets

aan de hand waardoor de relatie tussen ‘“rook”’ en ‘“loos”’ in | rookloos | van andere

aard is dan die tussen ‘“rook”’ en ‘“zonder”’ in | zonder rook |; | rook | en | zonder |

verhouden zich hier als twee woorden en | rook | en | loos | als twee woorddelen. Dit

maakt dat de betekenis van | loos | een onzelfstandige betekenis is

1

.

1 ‘We doen een nuttig werk, als we het begrip: o n z e l f s t a n d i g e b e t e k e n i s , in de linguistiek dáár plaatsen, waar het hoort. Doch, die plaats is niet bij de w o o r d -betekenis, doch bij de categoriale woord-m o m e n t e n . Daarover handelen we in ons achtste hoofdstuk. Woorden s y m b o l i s e r e n nooit o n z e l f s t a n d i g , zij kunnen wel o n z e l f s t a n d i g n o e m e n .’ (Het Woord, blz. 277.) In dit achtste hoofdstuk wordt de analyse van | rookloos | gegeven, en wordt | loos | genoemd als een voorbeeld van een ‘categoriaal woordmoment’.

R

EICHLING

's uiteenzetting werpt enige problemen op. In de eerste plaats het probleem

hoe wij de betekenis van | rook | in | rookloos | moeten opvatten: als zelfstandig of

als onzelfstandig. Het moment ‘“rook”’ in de structuur van ‘“rookloos”’ maakt, aldus

R

EICHLING

, de kern uit, en ook ‘kernen’ zijn alleen ‘p r a e d i c e e r b a a r [=

toepasbaar] via het woordgeheel’. (Het Woord blz. 354.), en alléén toepasbaar via

het woordgeheel is - aldus R

EICHLING

- een onzelfstandige betekenis. Is echter de

betekenis van | rook | (‘zichtbaar mengsel van gassen’ etc.) onzelfstandig? En is dan

de betekenis van | rook | in | zonder rook | zelfstandig? Maar - er is toch maar één

betekenis van | rook |, en wij kunnen slechts zeggen dat de taalgebruiker die éne

betekenis in | rookloos | anders toepast dan in | zonder rook |, een verschil dat men

wellicht kan aanduiden als zelfstandig en onzelfstandig toepassen; ‘betekenissen’

vertonen op zichzelf beschouwd geen onderscheid in zelfstandige en onzelfstandige;

dit onderscheid krijgt pas recht van bestaan bij betekenistoepassing, en een