• No results found

Effecten van enkele beleidsopties

We hebben de data vervolgens gebruikt om de effecten van verschillende be- leidsmaatregelen op segregatie in het VO te kwantificeren. Daarbij berekenen we alleen initiële effecten en gaan we voorbij aan mogelijke gedragsreacties. Het ligt voor de hand dat zulke gedragsreacties de initiële effecten deels ongedaan maken. Dit betekent dat de uiteindelijke effecten waarschijnlijk kleiner zijn dan de effecten die we hier presenteren.

Ten eerste hebben we onderzocht wat de effecten van quota zijn. We maken daarbij een onderscheid tussen zachte en harde quota. Bij zachte quota is een deel van de plaatsen op een school gereserveerd voor leerlingen uit een bepaalde groep. Bijvoorbeeld, de helft van de plaatsen is gereser- veerd voor arme leerlingen. Zolang minder dan de helft van de plaatsen is toegewezen aan arme leerlingen, en de rijke leerlingen hun helft al hebben gevuld, heeft een arme leerling bij de plaatsing voorrang op een rijke leer- ling. Zijn er onvoldoende arme leerlingen die een plaats willen om de helft van de capaciteit te vullen, dan kunnen de open plaatsen bij zachte quota worden toegewezen aan geïnteresseerde rijke leerlingen. Bij harde quota is dat anders. Als er onvoldoende arme leerlingen zijn om de helft van de capaciteit te vullen, blijven deze plaatsen leeg, zelfs als er rijke leerlingen zijn die deze plaatsen wel willen.

De effecten van quota kunnen we bepalen door met de bestaande voorkeurslijsten van leerlingen de verdeling van leerlingen over scholen te simuleren volgens het gebruikte plaatsingssysteem. Een zacht quotum betekent dat arme (nieuwe) leerlingen voorrang op een school hebben zolang hun aandeel op een school lager is dan hun aandeel op het niveau van het basisschooladvies. Een hard quotum betekent dat op elke school een aantal plekken dat correspondeert met deze aandelen alleen voor arme (nieuwe) leerlingen beschikbaar is.

Zachte quota zorgen voor een zeer geringe afname van schoolsegregatie; van 0,48 naar 0,46 voor de nieuw-oud index en van 0,37 tot 0,35 voor de arm-rijk index. Harde quota zorgen voor een iets grotere daling van de segregatie: van 0,48 tot 0,41 (een daling van 15 procent) voor de nieuw-oud index en van 0,37 tot 0,35 voor de arm-rijk index.

Beide vormen van quota gaan gepaard met een daling van de gemid- delde tevredenheid van leerlingen met hun plaatsing. Bij harde quota voor nieuwe leerlingen wordt 10 procent van de leerlingen geplaatst op een school die hoger op hun voorkeurslijst staat, terwijl 26 procent van de leerlingen geplaatst wordt op een school die lager op hun voorkeurslijst staat. De winnaars gaan gemiddeld genomen van een school die tussen de derde en

de vierde plaats staat (3,6) naar een school die tussen de eerste en de tweede plaats staat (1,5). De verliezers gaan gemiddeld genomen van rang 1,2 naar 3,2. Daarbij is het belangrijk te beseffen dat leerlingen die er door de quota veel op achteruitgaan, kunnen besluiten om naar een school buiten de stad te gaan, of dat het aantal ontevreden rijke leerlingen zo groot wordt dat er door een substantiële vraag meer privéscholen komen. Het is van belang zulke ongewenste neveneffecten in de overweging van nieuw beleid te betrekken.

In 2015 is de Cito-eindtoets verplaatst van februari naar mei. De basis- schooladviezen van de leerlingen in onze data zijn daardoor gebaseerd op het oordeel van de leerkracht in groep 8 en niet op de uitslag van de Cito-eindtoets. Onze data wijzen erop dat dit het basisschooladvies van arme en nieuwe leerlingen negatief beïnvloedt. Voor arme en nieuwe leerlingen vallen de Cito-scores vaak hoger uit dan het advies. Voor rijke en oude leerlingen vallen de Cito-scores juist vaak lager uit dan het advies.

Om na te gaan in hoeverre dit de segregatie beïnvloedt, hebben we de door de leerkrachten gegeven basisschooladviezen vervangen door een advies dat overeenstemt met de Cito-score. De nieuw-oud index daalt in dat geval van 0,48 naar 0,46. De arm-rijk index daalt van 0,38 naar 0,34. Er is dus een invloed op segregatie, maar deze invloed is beperkt.

In de wetenschappelijke literatuur (bijvoorbeeld Calsamiglia et al., 2017) wordt geopperd dat het plaatsingsmechanisme van invloed is op schoolsegre- gatie. In het bijzonder wordt gesteld dat mechanismen die aanleiding kunnen geven voor strategisch gedrag voordelig zijn voor rijke en oude leerlingen en daarmee zouden leiden tot meer segregatie. Tot en met 2014 werd voor VO-scholen in Amsterdam een mechanisme gebruikt waarbij strategisch gedrag voordelig kon zijn. Sinds 2015 is dat vervangen door een systeem waarbij dat niet langer het geval is. Een simpele vergelijking over de tijd wijst er niet op dat deze verandering segregatie heeft teruggedrongen. In 2014 was de nieuw-oud segregatie gelijk aan 0,49 en de arm-rijk segregatie gelijk aan 0,37. Dit verschilt (vrijwel) niet van de 0,48 en de 0,37 als gemiddelden in de drie jaren erna.

Tot slot hebben we onderzocht of verplaatsing van enkele havo- en vwo- scholen vanuit het centrum naar de periferie van de stad (Zuidoost, Osdorp, Oost) invloed heeft op schoolsegregatie. Deze scholen zijn populair bij oude en rijke leerlingen. Verplaatsing van deze scholen naar wijken waar relatief veel nieuwe en arme leerlingen wonen, zou kunnen zorgen voor een afname van de segregatie. Zoals verwacht gaan de aandelen oude en rijke leerlingen op de verplaatste scholen omlaag en de aandelen nieuwe en arme leerlingen omhoog. In totaal heeft verplaatsing van scholen echter geen invloed op segregatie. Dit komt doordat de afname van segregatie tussen verplaatste

en niet-verplaatste scholen teniet wordt gedaan door een toename van de segregatie binnen de groep van verplaatste scholen.

Tabel 8.3. Schoolsegregatie (DI) bij verschillende vormen van beleid

Oud/Nieuw Rijk/Arm

Huidig beleid 0,48 0,37

zachte quota 0,46 0,35

Harde quota 0,41 0,35

adviezen op basis van cito 0,46 0,34

boston in plaats van Da 0,49 0,37

verplaatsing scholen uit centrum 0,48 0,37