• No results found

Aan de eerwaarden Johannes Gordon van Cardoness de oudste

In document DE BRIEVEN VAN SAMUEL RUTHERFORD (pagina 52-55)

Zeer geëerde en liefste in mijn Heere.

Genade, barmhartigheid en vrede zij u. Mijn ziel verlangt zeer te horen, hoe de zaken gaan tussen u en Christus; en of er enig werk van Christus is in die afdeling of niet, dat de proef van vuur en water zou doorstaan. Dat mijn ziel in een rechte weegschaal gewogen worde van mijn Heere, indien uw ziel niet zwaar op mij ligt; u gaat met mij te bed, en u staat met mij op; gedachten aan uw ziel, mijn waardste in onze Heere, scheiden van mij niet in mijn slaap, u hebt een groot deel van mijn tranen, zuchtingen, smekingen en gebeden. Och, indien ik uw zielszaligheid met enig lijden ter wereld kopen kon! en dat u en ik de anderen boven in de regenboog ontmoeten mochten, als wij voor onze Richter zullen staan! O, dat mijn Heere het verre laat wezen, dat ik iets hards tegen u in die dag zou hebben in te brengen! Och, dat Hij, die de doden levend maakt, leven wilde geven aan hetgeen ik onder u gezaaid heb! Welke vreugde is er naast Christus, die aan deze zijde van de dood staat, die mij meer verkwikken zou, dan

dat de zielen van dat arme volk behouden waren, en buiten alle gevaar van verloren te gaan?

Mijnheer, toon dit aan ‘t volk; want als ik aan u schrijf, dan meen ik, dat ik aan u allen schrijf, oud en jong, vervult mijn blijdschap en zoekt de Heere. Ik ben verzekerd, ik heb u allen eens mijn beminnelijke, Koninklijke, Vorstelijke Heere Jezus getoond.

Wee, wee, wee, zal uw deel daarvan eeuwiglijk zijn, indien u ‘t evangelie niet zij een reuke des levens ten leven. Zoveel predikatiën als ik gepredikt heb, zoveel spreuken als ik geuit heb, zoveel punten van bezwaring zullen het wezen, als de Heere met de wereld zal komen richten, wegens ‘t kwaad van hun handelingen. Geloof mij, ik bevind, dat de hemel is een stad, die moeilijk te winnen is; de rechtvaardige zal nauwelijks zalig worden. O, wat een geweld van gedrang zal de hemel innemen!

Helaas, ik zie dat velen zich bedriegen; want wij willen allen ten hemel; nu wil iedere vuile hond met zijn vuile voeten om ‘t zeerst in het nieuwe en zuivere Jeruzalem.

Allen zeggen, zij hebben geloof, en het grootste deel van de wereld weet niet en wil niet bemerken, dat een misslag in ‘t werk van haar zaligheid, de beklaaglijkste misslag is die er wezen kan, en dat geen verlies met dit verlies te vergelijken is. Och, ziet dan toe, dat er niet een onvaste nagel in het werk van uw zaligheid zij, want u zult niet geloven, hoe schielijk de Richter komen zal.

En wat u betreft, ik weet dat de dood steeds wachtende is, dralende en vertragende op Gods bevel, opdat u bereid mag zijn. Zo hebt u dan nodig uw tijd waar te nemen, en de eeuwigheid, en de dood in rijper bedenking te nemen; een verkeerde stap of stoot, in uit dit leven te gaan, is in enig opzicht gelijk de zonde tegen de Heilige Geest, en kan nooit vergeven worden, omdat u niet wederom kunt komen door het laatste water, om er over te treuren; ik weet uw rekening is groot, er valt veel te tellen, en te leggen, en op te rekenen tussen u en uw Heere. Schik uw rekening en maak ze in orde, en ziet wat ge doet, opdat ge het in het einde niet verliest; want in die strijd met de dood is uw kostelijke ziel de prijs. Om Godswil, verderf de strijd niet, en verlies zo'n schat niet.

Gij weet dat ik uit liefde die ik tot uw ziel had, en uit begeerte om een goede rekening voor u te maken, zeer dikwijls mijn mishagen en afkeer van uwe wegen heb betuigd, in ‘t verborgen en in ‘t openbaar. Ik ben nu geen getuige van uwe daden, maar uw Richter is altijd uw getuige. Ik bid u door de barmhartigheden Gods, door de zaligheid van uw ziel, door uw troost, als uwe oogbanden breken zullen, en ‘t aangezicht bleek zal worden, en de ziel beven zal, van uit deze kleine woning te gaan, en voor uw verschijning voor uw vreselijke Richter, neemt, na het zien van deze brief; een nieuwe koers met uwe handeling; en nu in ‘t einde van uw dag maakt u zeker van de hemel;

beproeft zelf, of u al recht en zeker in Christus bent, want sommigen zijn de Heilige Geest deelachtig, en smaken het goede woord Gods, en de krachten der toekomende eeuwen, Hebr. (6:4, en hebben noch gans geen deel aan Christus. Velen menen dat ze geloven, maar zij beven nooit; de duivelen zijn verder gekomen dan deze. Jak. 2:19.

Zorgt verzekerd te zijn, dat ge boven de algemene belijdenis bent; het zesde gedeelte van uw spanlengte, of handbreedte van de dagen is nauwelijks over; haast u, haast u;

want ‘t getij zal niet wachten; legt Christus geheel uw rekening en de geheimen in handen, beter is het dat gij Hem Die in dit leven uit uw hand geeft, dan dat Hij die na dit leven daaruit neemt.

Nooit wist ik zo goed wat zonde was, dan sedert ik te Aberdeen kwam, hoewel ik daarvan tot u predikte. De rook van ‘t helse vuur een half uur lang in de keel te voelen, en bij een poel van vuur en zwavel te staan, die breder is dan de aarde, en te denken

dat men handen en voeten gebonden en levend in het midden ervan geworpen wordt, en dat God dan de deur van het gevangenhuis toesluit, om in eeuwigheid niet geopend te worden. O, hoe zal dat een geweten, die enig leven in zich heeft, doen schudden! Ik bevind de vrucht van mijn arbeid nu, waardoor ik trachtte Christus en dat volk bijeen te brengen; nu geniet mijn ziel dat in mijn droevige uren; en ik ben blij, dat ik heldere waarschuwing gegeven heb tegen alle verdorvenheden die nu in Christus’ huis komen;

nu heb ik menige zoete, zoete zachte kus, menige geparfumeerd welriekende kussingen en omhelzingen ontvangen van mijn Koninklijke Meester. Hij en ik hebben veel liefde samen gehad.

Ik heb tegenwoordig een ziek kwijnend leven, met veel smart en liefdekrankheid naar Christus. O, wat zou ik wel geven, om in Zijn schoot een bed voor mijn vermoeide ziel gemaakt te krijgen. Ik zou wel vele jaren de hemel willen borgen, om volop van Jezus te hebben in dit leven, en om gelegenheid te hebben, om Christus aan mijn volk aan te bieden, en om velen voor Hem te winnen. Ik kan u niet zeggen, wat zoete smartende vermakelijke pijnigingen in Christus’ liefde zijn. Menigmaal beschuldigde ik de tijd die ons vaneen houdt. Ik belijd voor u, ik heb geen rust, ik heb geen stilte voordat ik over hoofd en oren in de oceaan van de liefde ben; indien Christus’ liefde die fontein van vermaak, zo open voor mij lag gelijk ik wel wenste. Och, hoe zou ik drinken, en hoe overvloedig en hartelijk! O, hoe dronken zou deze mijn ziel zijn! Ik noem Zijn afwezen bijna wreed, en het masker en deksel op Christus’ aangezicht een wreed deksel, dat zo'n schoon, schoon aangezicht voor een kranke ziel verbergt. Ik durf Hem zelf niet beschuldigen, maar Zijn afwezen is een ijzeren berg op mijn bezwaard hart.

Och, wanneer zullen wij de anderen ontmoeten! O, hoe lang is ‘t tot het opgaan van de trouwdag! O, zoete Heere Jezus, maak grote schreden! O, mijn Heere kom over de bergen in één sprong! O, mijn liefste loopt gelijk een ree of jong hert over de bergen van scheiding. O, dat Hij de hemelen samen wilde rollen, gelijk een oud kleed, en de tijd en de dagen uit de weg wilde schuiven, en de vrouw des Lams in haast voor haar Bruidegom gereed maken! Sedert Hij op mij gezien heeft, is mijn hart mijn eigendom niet; Hij is er mee naar de hemel gelopen. Ik weet, het was niet zonder reden dat ik tot u zoveel goeds van Jezus sprak in ‘t openbaar. O, dat de hemel en de hemel der hemelen papier was, en de zee inkt, en de menigte van de bergen koperen pennen, en ik dat papier van binnen en buiten kon volschrijven van de lof van mijn schoonste, mijn liefste, mijn beminnelijkste, mijn zoetste, mijn onvergelijkelijke en mijn allervriendelijkste en wonderlijkste Beminde! Het smart mij dat ik Hem voor mensen en engelen niet kan voorstellen. O, er zijn weinige tongen om liefdezangen te zingen van Zijn voortreffelijkheid zonder weerga! Wat kan ik arme gevangene doen, om Hem te verhogen! Of welke weg zal ik ingaan om mijn heerlijke en beminnelijke Heere Jezus hoog te zetten? Ik ben teneinde van mijn verstand, hoe ik zijn Naam groot gemaakt zal krijgen. Zalig zijn ze die mij in deze zouden willen helpen; hoe zoet zijn Christus’ achterste delen? O, wat is dan in Zijn aangezicht! Die Zijn aangezicht zien, hoe kunnen zij hun ogen weer van Hem aftrekken! Zie op naar Hem, en bemin Hem.

O, lieft en leeft. Het zou mij een leven zijn, indien u deze brief voor dat volk wilde lezen, en zij daar voordeel mee deden. Och, kon ik hen doen sterven van liefde voor Jezus! Ik belast hen bij de zaligheid van hun zielen, dat ze aan Christus’ hals hangen, en zich verzadigen met Zijn liefde, en Hem volgen, gelijk ik hen geleerd heb. Scheidt u om niets van Christus, houdt vast wat u aangenomen hebt; houdt de waarheid, die eens is overgeleverd; indien u of dat volk dat in een haarbreed, of in een klauw verlaat, u verbreekt uw geweten in tweeën, en wie kan ze dan binden en aaneen knopen? Mijn bemindste in de Heere, staat vast in Christus, houdt het geloof, strijdt voor Christus;

worstelt voor Hem, en neemt van de mensen ongunst voor Gods gunst; er is geen

vergelijking tussen deze. O, dat mijn Heere mijn blijdschap wilde vervullen, en de jonge Bruid, die te Anwoth is, voor Christus bewaren.

En nu, wie zij ook zijn, die sinds mijn vertrek tot het oude uitbraaksel zijn wedergekeerd, ik bind op hun rug in mijns Meesters Naam en gezag, de langdurige zware wraak en vloek Gods; in mijns Heeren Naam breng ik haar een vonnis van zwarte, onvermengde, zuivere toorn, die mijn Meester zal bevestigen en goedmaken, als wij samen voor Hem staan, tenzij zij zich tijdig bekeren en tot de Heere wederkomen. En ik schrijf aan u van de vrije zaligheid, u arme treurige en hartverbroken gelovigen, wie u ook bent. Christus’ zoete balsem voor u, o arme nederige gelovigen; Christus’ kussen voor uwe waterige kaken; Christus’ bloed van de verzoening voor uw schuldige ziel; Christus’ hemel voor uwe arme ziel, hoewel u eens uit het paradijs gebannen was, en mijn Meester zal mijn woord binnen korte tijd goedmaken. O, dat de mensen wijs waren! O, dat de mensen wijs waren! O, dat de mensen naar Christus vraagden, en nooit rustten voordat zij Hem vonden! O, hoe zal mijn ziel in ‘t verborgen wenen, indien mijn negen jaren gepijnigd hoofd, en benauwde borst, en gepijnigde rug, en bedroefd hart, en mijn bijzondere en openbare gebeden tot God, allen voor niet zullen zijn onder dat volk? Heeft mijn Heere Jezus mij maar gezonden, om u voor uw Richter te beroepen, en uwe dagvaarding in uw huize te laten? Was ik dan maar als een getuige gezonden, om op te zoeken wat tot uw last is? O, dat late mijn God verre zijn. Dikwijls heb ik u gesproken van een wan van Gods Woord, die onder u komen zou, wegens de verachting van ‘t Woord. Menigmaal heb ik u gesproken van toorn, toorn die van de Heere over Schotland komen zou; en nog blijf ik bij mijn Meesters Woord, het zal haastig komen, verwoesting voor Schotland, vanwege de twist over een verbroken verbond. Nu waarde heer, nu mijn lieve gemeente, mijn blijdschap en mijn kroon in de Heere; Hij zij uwe vreze, zoekt de Heer en Zijn aangezicht, behoudt uw zielen; de duiven vliegen naar Christus’

vensteren; bidt voor mij en dankt voor mij. De zegen van mijn God, de gebeden en zegen van een arme gevangene, en uw wettige herder, dat die over u komen.

Uw wettige en beminnende herder, Samuël Rutherford

Aberdeen, 16 juni 1637

In document DE BRIEVEN VAN SAMUEL RUTHERFORD (pagina 52-55)