• No results found

Hoofdstuk 4: De Franse ontwikkelingen op het gebied van de infanterie 1763-

4.4. De Eerste Coalitieoorlog 1792-

De meeste officieren waren nog aristocraten uit het oude leger die, naarmate het revolutionaire bewind alsmaar radicaler werd, in hogere getalen deserteerden. Door de desertie werd ruimte gecreëerd voor capabele, jonge onderofficieren en officieren die als gevolg van de revolutie nu eindelijk in staat waren te promoveren tot de officiersrangen. Hierdoor ontstonden volgens Muir enkele van de beste generaals van de Revolutie, waaronder François Christophe Kellermann (1735-1820) en Napoleon Bonaparte (1769-1821). Het wegvallen van de oude garde adellijke officieren bevorderde de mobiliteit in de officiersrangen. Anderzijds had dit zware verliezen in de eerste jaren van de Eerste Coalitieoorlog (1792-1797) tot gevolg. Jonge officieren kregen plotseling zonder goede voorbereiding en ervaring de leiding over grote eenheden. Het eerste jaar van de Eerste Coalitieoorlog verliep desastreus. Frankrijk verloor veel veldslagen, het moreel van de troepen werd steeds lager en

de desertiegetalen waren enorm.143

Toch is er volgens Griffith en Parker een aanwijsbaar keerpunt waardoor het moreel langzaamaan steeg onder het revolutionaire leger. Tijdens de Slag bij Valmy, in de Franse regio Champagne (20 september 1792), kon het Franse leger een gecombineerde aanval van Pruisen, Oostenrijk en Hessen-Kassel afhouden, waarna hertog van Brunswijk de aftocht blies.144 Tijdens de Slag bij Valmy had het effectieve optreden van de Franse artillerie, die enkele jaren ervoor ingrijpend hervormd was onder het Gribeauval systeem, de opmars van hertog van Brunswijk belemmerd en was de Franse infanterie niet eens in actie gekomen. Het was de eerste overwinning na een reeks van verliezen, waardoor het Franse moreel werd opgevijzeld.·

Twee dagen later, op 22 september 1792, werd de République

France uitgeroepen. Nu keerde het tij. Toch was het tekort aan troepen

volgens Griffith een structureel probleem. Op 23 augustus 1793 werd de

levée en masse uitgeroepen. Volgens Bertrand Barère hadden, in een vrij

land, alle burgers de taak te participeren in het verdedigen van deze vrijheid. Het idee voor de levée en masse had Bertrand overgenomen van Guiberts nationale militie. 145 Als gevolg van deze wet groeide het leger van 361.679 soldaten in februari 1793 tot 1.108.318 soldaten in oktober 1794, waarvan een aantal van 850.770 inzetbaar was in veldtochten. De

141 Règlement concernant l’exercise et les manœuvres de l’infanterie du 1er août 1791, D’imprinterie de laillet (Parijs, 1792) p. 374-378.

142 Paddy Griffith, The Art of War of Revolutionary France, 1789-1802, Greenhill Books (Londen, 1998) p. 32 en Rory Muir, Tactics and the Experience of Battle in the Age of Napoleon, Yale University Press (New Haven, 1998) p. 78-79.

143 Ibidem p. 111-114.

144 Paddy Griffith, The Art of War of Revolutionary France, 1789-1802, Greenhill Books (Londen, 1998) p. 57. 145 Ibidem, p. 80-81.

overige 257.548 troepen bemanden de forten of waren nog in training.146 In de herfst van 1795 beschikten de Fransen overigens over 119.000 lichte infanteristen.147 Om deze gigantische toename van troepen effectief aan te sturen werd gekozen voor demi-brigades, waarbij een bataljon beroepsmilitairen werd gecombineerd met twee bataljons dienstplichtigen. Gemiddeld bestond elk van de 198 demi-brigades uit 2.437 troepen en zes lichte veldkanonnen.148 Er werden daarnaast veertien lichte demi-brigades opgericht. Door de invoering van de levée

en masse was het tekort aan troepen in een keer opgelost.·

Paret schrijft dat de Franse generaals tijdens de Eerste Coalitieoorlog getuige waren van het effectieve optreden van de Oostenrijkse en Pruisische lichte infanteristen.149 De aanvalscolonne, die vuurkracht miste en vatbaar was voor artillerievuur, werd veelvuldig toegepast door de Franse generaals, omdat dit de meest ideale slagorde was om onervaren dienstplichtigen in te zetten. De oplossing voor het beschermen van de aanvalscolonnes werd volgens Paret gevonden in het sturen van hordes infanteristen naar de voorhoede, waarbij deze in vrije optelling oprukten en als lichte infanterie werden ingezet. De functie van de lichte infanterie op de voorhoede bestond voornamelijk uit het uitlokken van een vuurgevecht en het vormen van een scherm (skirmish- linie), waarna een demi-brigade in de aanvalscolonne er achteraan werd gestuurd, met als doel door de vijandelijke linie heen te stoten.150 De Pruisen noemden het massale vooruitsturen van de lichte infanteristen ook wel schwärmen.151 In Frankrijk werd een grote horde lichte infanteristen aangeduid als een grande bande. Het vooruitsturen van hordes infanteristen was gemakkelijk uit te voeren door onervaren dienstplichtigen. Het règlement had gezorgd voor een combinatie van linie- en colonnetactieken en werd nu ook aangevuld met lichte infanterietactieken. Lichte infanteristen waren niet langer specialistische eenheden die buiten de troepenmacht opereerden, zoals dit op kleine schaal al werd toegepast binnen het Pruisische leger. Echter, de schaal waarop lichte infanteristen in werden gezet onderscheidde de Franse lichte infanteristen van de Pruisische lichte infanteristen volgens Paret en Griffith.152 Het vechten in vrije opstelling was bij de Fransen verheven tot een integraal onderdeel van de tactiek.

Het Franse leger was geëvolueerd tot een troepenmacht, die in staat was te vechten in linie, colonne of vrije opstelling.153 Als toevoeging op het règlement, waarin bijna geen specifieke instructies voor de lichte infanterie waren opgenomen, kwam op 5 april 1792 het règlement

146 Jean Colin, L'Infanterie au XVIIIe siècle: la tactique, Desaint et Saillant (Parijs, 1907) p. 113 en p. 207. 147 Belhomme, Histoire de l’infanterie en France – Tome IV, Henri Charles-Lavauzelle (Parijs, 1902) p. 107. 148 Paddy Griffith, French Napoleonic Infantry Tactics 1792–1815 (Elite), Osprey Publishing (Oxford, 2007) p. 41. 149 Peter Paret, Yorck and the Era of Prussian Reform, 1807-1815, Princeton University Press (Princeton, 1966) p. 80.

150 Ibidem, p. 81-82. 151 Ibidem, p. 84.

152 Paddy Griffith, The Art of War of Revolutionary France, 1789-1802, Greenhill Books (Londen, 1998) p. 133 en Peter Paret, Yorck and the Era of Prussian Reform, 1807-1815, Princeton University Press (Princeton, 1966) p. 97.

153 Paddy Griffith, French Napoleonic Infantry Tactics 1792–1815 (Elite), Osprey Publishing (Oxford, 2007) p. 18-20.

De Franse ontwikkelingen op het gebied van de infanterie 1763-1797

provisoire sur le service de l'infanterie en campagne uit. Het règlement provisoire was een toevoeging, waarin werd beschreven hoe de tirailleur

te werk moest gaan:

“Terwijl gevechtslinies gevormd worden en batterijen in stelling worden gebracht, is het aan de bevelhebbende officieren de lichte infanterie bevel te geven om op te rukken voor de linie-infanterie uit, zodat zij de vijandelijke artillerieposities kunnen verkennen en hun effect kunnen verkleinen. De lichte troepen nemen dekking achter struiken, achter heggen, in geulen of achter heuveltjes overeenstemmend met de omgeving ter plekke. Daarna zullen zij bevel krijgen het vuur te openen op de vijandelijke batterijen, en trachten zij de artilleristen te doden. Deze mannen zullen niet bijeenblijven in één groep, want dan zijn zij te kwetsbaar voor artillerievuur, maar afgezonderd, voordeel nemend van elk kenmerk in het landschap dat hen dekking biedt, en oplettend blijven zodat zij in staat zijn vlug te hergroeperen bij het eerste signaal van hun officieren.”154

Paret meent dat er een cruciaal verschil was in de manier waarop de Pruisische lichte infanterie en Franse lichte infanterie opereerden. Hij benadrukt dat de Franse lichte infanterie een minimum aan instructies meekreeg tijdens de training, in vergelijking met de Pruisische lichte infanterie waarvan het opereren schematisch was uitgewerkt. Op het slagveld zou persoonlijk initiatief van de Jäger, Schütze of fuselier ongehoord zijn, terwijl de Franse tirailleur kon improviseren en ook werd aangemoedigd om dat te doen. Toch waren de Franse tirailleurs op militair vlak minder sterk dan de Pruisische lichte infanterie, omdat zij de tactische ervaring misten. Generaal Jean Victor Marie Moreau concludeerde zelfs dat Pruisische Jägers de beste lichte troepen van de wereld waren.155

Tussen 1792 en 1795 nam het Pruisische Jäger-regiment deel aan 140 gevechten en werd het een van de meest gedecoreerde Pruisische

eenheden van de Eerste Coalitieoorlog.156 In 1795 was Pruisen door de

hoge kosten van de oorlog niet langer in staat verder te vechten. Op 5 april 1795 ondertekende Pruisen de Vrede van Bazel en kwam een einde aan de oorlog met Frankrijk. Pruisen erkende met het tekenen van de vrede de Franse annexatie van het gebied ten westen van de Rijn.·

4.5. Samenvatting

De nederlaag tegen de relatief kleine Duitse staat Pruisen tijdens de Slag bij Rossbach en de verdere geleden verliezen gedurende de Zevenjarige Oorlog, leidden tot hervormingen in het Franse leger. Onder Franse tactici barstte een discussie los welke hervormingen dat moesten zijn.

154 Règlement provisoire sur le service de l'infanterie en campagne du 5 avril 1792, Magimel – libraire pour l’art militaire, les sciences et arts (Parijs, 1808) p. 180-181.

155 Peter Paret, Yorck and the Era of Prussian Reform, 1807-1815, Princeton University Press (Princeton, 1966) p. 70.

156 Günther Gieraths, Die Kampfhandlungen der Brandenburgisch-Preussischen Armee, 1626-1807, Walter de Gruyter & Co. (Berlijn, 1964) p. 170-172.

Door de uitbraak van de Franse Revolutie was de ideale situatie ontstaan voor het implementeren van Guiberts ingrijpende ideeën met betrekking tot de Franse infanterie.

Vooral de flexibilisering van gevechtstactieken en het wisselen tussen linie, colonne en vrije opstelling naar gelang de situatie op het slagveld, maakten het Franse leger uiterst mobiel, waardoor het zich snel kon aanpassen naar de situatie die zich voordeed op het slagveld. Al deze ontwikkelingen gepaard met de nieuwe eenhedenstructuur, de demi- brigade, zorgden ervoor dat slagen steeds beslissender werden waardoor de operationele kunst zich verder kon ontwikkelen. Deze militaire ontwikkelingen waren het resultaat van de tactische discussie en het militaire hervormingsproces, die reeds vanaf 1763 aan de orde waren. Door het implementeren van Guiberts voorstellen, het creëren van ‘een universele infanterist’ en het opzetten van een nationale militie, keerde het tij gedurende de Eerste Coalitieoorlog.

Paret merkt terecht op dat het cruciale verschil tussen de Franse lichte infanterie en de Pruisische lichte infanterie was dat eerstgenoemde in grote getalen optrad, waardoor haar effectiviteit op het slagveld aanzienlijk groot was. Deze tactiek van de massale inzet van lichte infanteristen had Guibert deels overgenomen van het gebruik van

Freikorpsen onder Friedrich II. Bij de Pruisische lichte infanterie betrof

het juist kleine, maar goed getrainde troepen die zich op en naar het slagveld begaven. Onder de Franse lichte infanterie was daartegenover sprake van een gebrek aan tactische, militaire ervaring. Daardoor leden de Fransen veel verliezen. Toch wonnen de Fransen ook slagen vanwege de grote hoeveelheid lichte infanteristen die op en naar het slagveld werd ingezet. Onder de Franse lichte infanteristen, evenals onder de rest van het Franse leger, heerste een sterk gevoel van nationalisme en patriotisme. Dit alles zorgde ervoor dat de Franse infanterie vanaf eind mei 1793 oppermachtig werd. Met andere woorden, de aanzienlijke hoeveelheid aan Franse lichte infanteristen vormt het essentiële onderscheid in vergelijking tot de kleine getalen aan Pruisische lichte infanteristen. Aan het begin van de Eerste Coalitieoorlog (1792-1797) leden de Fransen zware verliezen omdat het ‘nieuwe’ leger onervaren was. De Slag bij Valmy zorgde voor een keerpunt; de Franse infanterie en haar officieren kregen steeds meer vertrouwen en ervaring in hun eigen militaire tactieken.

Onder historici wordt terecht ervan uitgegaan dat de ideeën van Guibert een sterk aandeel hadden in de totstandkoming van de operationele kunst in Frankrijk. De onderdelen van het réglement, zoals de ordre mixte, vormden de basis voor een meer flexibele en mobiele strijdmacht waardoor strategie en tactiek nader tot elkaar kwamen. Deze samenkomst was van groot belang; het niet langer hanteren van strategie (met name het bewegen naar het slagveld) en tactiek (het opereren op het slagveld) als twee afzonderlijke processen, maakte dat de infanterie slagvaardiger werd en gerichter kon opereren op en naar het slagveld.

De Pruisische infanterie na 1806

Hoofdstuk 5: De Pruisische infanterie na 1806