• No results found

EENIGE OPMERKINGEN' OVER DE BODEMKUNDE VAN EENIGE ZELDZAME" ELEMENTEN

Onder zeldzame elementen kan men verstaan elementen, die zeld- zaam zijn en slechts in kleine hoeveelheden voorkomen, of ook wel elementen, die slechts in betrekkelijk kleine hoeveelheden door planten worden opgenomen. Voor een algemeene bespreking hier- over kan verwezen worden naar het verslag van een voordracht van E d e l m a n (1937). Men zie ook D r i e s s e n (1939).

Magnesium is een element, dat op de grens staat van de meer algemeene en de zeldzamere elementen. In gronden komt het voor als bestanddeel van oorspronkelijke gesteente vormende mineralen (zgn. donkere bestanddeelen), als bestanddeel van enkele kleimine- ralen en van kalkconcreties en voorts in geadsorbeerden vorm.

Het magnesium gaat bij de lateritische bodemvorming geheel en bij andere processen grootendeels verloren en is dan ook een nor- maal bestanddeel van bevloeiïngswater.

Op de ingewikkelde betrekkingen tusschen het magnesium en de overige basen in den grond kan hier niet worden ingegaan. Het

125

staat echter vast, dat op een aantal gronden magnesiumgebrek tot de mogelijkheden behoort.

De landbouwkundige beteekenis van het magnesium is onlangs door D r i e s s e n (1937) uiteengezet. Hij vermeldt een geval van genezing van Chlorose bij vezel met behulp van MgSO-i, terwijl hij er op wijst, dat men den oliepalm op Sumatra op flinke schaal met patentkali mest, eveneens ter voorkoming van Chlorose. Patentkali is thans nog de meest gebruikelijke vorm van magnesiumbemesting in Ned.-Indië.

Het voormalige Proefstation voor Thee te Buitenzorg nam om- streeks 1932 nauwkeurige proeven over den invloed van magnesium- bemesting op de kwaliteit van thee, zonder daarmee een resultaat te verkrijgen.

In het gloeiduurquotiènt van Vorstenlandsche tabak (zie hoofd- stuk 7 C) fungeert MgO in den noemer, zoodat de betrokken kwali- teitseigenschap door het magnesiumgehalte van de asch ongunstig wordt beïnvloed. Daarentegen bevordert het magnesium de kleur van de asch.

Opgemerkt moet worden, dat het in sommige cultures niet onge- bruikelijke Thomasslakkenmeel magnesium bevat.

Mangaan is een element, dat in enkele bodemkundige processen een zeer ingewikkelde functie vervult, ten deele als gevolg van het voorkomen in verschillende oxydatietrappen. Dit laatste is één der redenen, waardoor een mangaangehalte van den grond de pH-bepa- ling zeer sterk kan beïnvloeden. H u d i g (1937) heeft medegedeeld, dat in een aantal lipariettuf-laterietgronden van Sumatra's Oost- kust betrekkelijk veel mangaan in geadsorbeerden vorm voorkomt, met bedenkelijke gevolgen voor de cultuur. Laterietconcreties kun- nen rijk aan mangaan zijn.

Verscheidene auteurs (zie hoofdstuk 8B) hebben de beteekenis van het mangaan voor de theecultuur bestudeerd. Theeblad bevat, gemiddeld 4,5 % MnO in de asch. De rol die dit betrekkelijk hooge gehalte speelt in de kwaliteitseigehschappen van de thee is nooit duidelijk geworden. Het element is echter zonder twijfel van belang voor het verloop van de fermentatie ( H o e d t , 1936).

W h i t e (1932—1933) vermeldt een geval van vergiftiging van padi door mangaanrijk bevloeiïngswater.

K u y p e r (1923d) heeft getracht, het wortelrot van het suikerriet met mangaansulfaat te cureeren, echter zonder succes.

IJzer en aluminium zijn geen zeldzame elementen in zuiver bodemkundigen zin, maar als plantenvoedende stoffen worden ze toch nooit tot de hoofdelementen gerekend. De beweeglijkheid van het aluminium en daarmede de concentratie in het bodemvocht nemen in het zure pH-traject zeer snel toe en aluminiumvergiftigin- gen komen dan ook uitsluitend voor in zure milieu's. J. W. v . a n D i j k (1932—1933, 1937) heeft zich herhaaldelijk met.dit vraagstuk bezig gehouden, vooral in verband jnet het onderzoek van irrigatie- water. Men vergelijke hoofdstuk 2 A c. Van enkele planten is be- kend, dat ze betrekkelijk veel aluminium bevatten (S c h i m p e r,

1890, 1898, V a n R o m b u r g h , 1902, V o n F a b e r , 1925, 1927). Over de Chlorose, die ijzergebrek kan veroorzaken, schreef J a n s e (1890) reeds. Vergiftiging door overmaat ijzer schijnt de oorzaak van de kalimatiziekte van het suikerriet te vormen ( K o n i n g s b e r g e r en v. d. H o n e r t, 1931) en wellicht van de „red rust" van de tabak (zie hoofdstuk 7 C), terwijl gronden, die zoo zuur zijn, dat ijzer en aluminium mobiel worden, uiterst gevoelig zijn voor verschillen in gedrag van physiologisch alcalisch, resp. zuur reageerende mest- stoffen (zie b.v. V e n e m a , 1930).

Titaan komt in een aantal lateritische gronden in aanzienlijke hoeveelheden voor en stoort dan de bepaling van het phosphaat- gehalte in het laboratorium ( D e n B e r g e r , 1913). Misschien be- ïnvloedt het ook de phosphaathuishouding in bedoelde gronden.

Koper heeft de aandacht gehad van K r a m e r s (1893), die tevergeefs heeft gezocht naar een verband tusschen de serehziekte van suikerriet en het kopergehalte van gewas en grond. Eenige gegevens betreffende molybdeen, afkomstig van Prof. t e r M e u- 1 e n te Delft, vindt men bij S c h w e i z e r (1934).

Borium behoort tot de belangrijkste en interessantste zeldzame elementen. In de Delitabakscultuur vindt borium toepassing als bestrijdingsmiddel tegen de topziekte ( K u y p e r , 1930). C o o l h a a s heeft in vergelijkende bemestingsproeven opgemerkt, dat chilisal- peter betere resultaten geeft dan chemisch zuiver natriumnitraat, hetgeen zeer waarschijnlijk aan bijmengsels van de chilisalpeter is toe te schrijven en wellicht óp rekening komt van het borium- gehalte.

In^ voedingsphysiologische proeven betreffende tabak ( v a n d e r W e y ) , suikerriet ( V a n d e n H o n e r t ) en koffie ('s J a c o b) moet de voorziening van de planten met borium steeds geregeld

127

zijn, wil men normaal ontwikkelde planten krijgen. De koffie schijnt vrij scherp op boriumgebrek te reageeren.

Silicium wordt als plantenvoedend element ook tot de zeldzame gerekend. Vele cultuurgewassen, in het bijzonder de gramineeën, nemen aanzienlijke hoeveelheden silicium op. Bijna al het be- vloeiingswater in Ned.-Indië is rijk aan kiezelzuur. Dit mobiele kiezelzuur beïnvloedt in bepaalde gronden sterk de phosphaat- omloop (zie hoofdstuk 6B). Positieve resultaten door voorziening van Indische gewassen met kiezelzuur zijn echter nooit verkregen (zie ook V a g e l e r , . 1926b).

Thalliumveigiitiging is wel als mogelijke oorzaak van de tje- marah-ziekte van de tabak beschouwd. Thallium-praeparaten zijn voorts toegepast als verdelgingsmiddel voor ratten ( v a n d e r G o o t , 1933), zoodat een aantal gronden onwillekeurig aan thal- lium verrijkt zijn.

Voor bepaalde terreinen zijn de elementen natrium en chloor van betrekkelijk groote beteekenis. De hierop betrekking hebbende vraagstukken zijn voornamelijk in verband met de suikerrietcultuur onderzocht, zoodat volstaan zal worden met een verwijzing naar hoofdstuk 7B. Zie voorts Mij e r s (1937).

Ten slotte kan nog worden herinnerd aan een publicatie van D r u i f (1937b) over de zeldzame elementen, die in Delitabak en ir« Deligronden worden aangetroffen, terwijl in een werk van W i l l i s (3e druk, 1939) duizenden referenties over zeldzame ele- menten en hun beteekenis bijeengebracht zijn. In dit werk worden talrijke onderzoekingen vermeld over planten, die ook voor Neder- landsch-Indië van belang zijn. In het bijzonder verdienen nog aan- dacht de vele gegevens over den invloed van de voeding op de maisplant. Aangezien mais in toenemende mate gebruikt wordt als indicator voor de mestbehoefte van gronden, is het stellig voor Ned.-Indië van belang, de gebrekssymptomen van dit gewas nauw- keurig te kennen.