• No results found

Een autobiografie – ‘Het toppunt van eigenwaan’

Dahls regisseertechnieken

3.3 Een autobiografie – ‘Het toppunt van eigenwaan’

In het boek The Witches had Dahl onverwachts autobiografische details vanuit zijn eigen jeugd verwerkt. Zijn Amerikaanse redacteur Roxburgh was ervan overtuigd dat de eerste drie inleidende hoofdstukken ergens anders hoorden en uiteindelijk wist hij Dahl te overtuigen ze te schrappen. De hoofdstukken gingen echter niet verloren; Roxburgh had er andere plannen mee. Daarom stelde hij in 1983 aan Dahl voor een boek over zijn vroegere jeugd te schrijven. Zijn voorstel viel volgens Sturrock meteen in goede aard. Dahl had op Roxburgh geantwoord dat hij ‘een “traditionele” biografie als het “toppunt van eigenwaan” beschouwde, maar dat hij al was begonnen aan een opzet voor een nieuw boek en stuurde al zijn brieven die hij in zijn jeugd aan zijn moeder had geschreven […] naar Roxburgh in New York om ze te bestuderen’.283 Een jaar later was Boy, inclusief fragmenten uit zijn briefwisseling

met zijn moeder, foto’s en illustraties klaar voor publicatie.284

281 Het is dan ook niet heel onwaarschijnlijk dat Dahl zijn schrijfhutje expres zo liet verstoffen.

282 Sturrock, D. (2011): Pag. 433

283 Sturrock, D. (2011): 598

Boy (1984) en diens opvolger Going Solo, dat twee jaar later uitkwam, werden ongelooflijk populair. In Boy

wordt veel tijd, de eerste twintig jaar van Dahls leven verteld. Het merendeel is gewijd aan Dahls kostschooltijd. Dahl zat vanaf zijn negen tot zijn achttiende op het Britse internaat. In Going Solo wordt in weinig tijd –vier jaar - de herinneringen aan zijn jaren in Afrika en daaropvolgend zijn carrière als oorlogsvlieger in veel pagina’s verteld. In

Boy en Going Solo selecteerde Dahl de meest opwindendste gebeurtenissen uit zijn leven. Hoewel zijn eerste

biografie twintig jaar van zijn leven beslaat, licht hij maar een aantal gebeurtenissen uit waar hij uitvoerig over vertelt. Het boek doet dan ook denken aan een verzameling korte verhalen voor kinderen. Ik richt me voornamelijk op Boy omdat het boek inspiratiebronnen onthult die hij in zijn jeugdboeken heeft verwerkt. Tevens bieden de momenten die hij uitlicht in zekere zin een verklaring voor de griezelige, sadistische, maar vooral macabere ondertoon in zijn kinderboeken. Door de lezer de grondvesten van bepaalde kinderverhalen te laten zien, biedt Dahl enigszins een verklaring voor de versteende stereotypering van zijn zwartgallige imago.

Wanneer we naar de –door Lejeune geformuleerde- kenmerken van de autobiografie kijken, en die uiteen zijn gezet in het theoretisch kader, valt er het een en ander op te merken.285 Ten eerste schrijft Dahl in de ik-vorm;

verteller, protagonist en auteur zijn hierdoor één persoon. Doordat deze instanties samenvallen, ontstaat er volgens Lejeune een autobiografische pact met de lezer. De lezer kent Roald Dahl als de beroemde kinderboekenschrijver, en zijn naam is zijn eigennaam die door middel van gegevens van de burgerlijke stand zijn te verifiëren. Hierdoor neemt de lezer aan dat Dahl hem of haar deelgenoot maakt van zijn gevoelens en gedachten, wat vervolgens overkomt als een betrouwbare bron waar het over informatie over het eigen leven betreft. Volgens Kisters moet een lezer zich bij iedere autobiografie er bewust van zijn dat de auteur een beperkt of selectief geheugen heeft.286 Een interessant

gegeven omdat Dahl Kisters hier feitelijk de pas afsnijdt. In zijn voorwoord van zowel Boy als Going Solo zet Dahl zich namelijk af tegen het idee dat het om autobiografie gaat. Zo stelt Dahl in Boy dat het niet om een ‘echte’ autobiografie gaat omdat levensbeschrijvingen volgens hem veelal vol staan met geestdodende details.

Hoewel ik nooit mijn eigen geschiedenis wilde schrijven, zijn mij in mijn schooltijd en vlak erna een aantal bijzondere dingen overkomen die ik nooit ben vergeten. Het zijn geen belangrijke dingen, maar ze hebben allemaal zo’n geweldige indruk op me gemaakt, dat ik ze nooit uit mijn hoofd heb kunnen zetten. Ze staan stuk voor stuk in mijn geheugen gegrift. Ik hoefde nergens diep naar te graven. Ik hoefde ze alleen maar van de oppervlakte van mijn bewustzijn af te romen en op te schrijven. […] Alles is waar gebeurd.287

Geen autobiografie dus, maar een samenvatting van de hoogtepunten van de wedstrijd die het leven in diepste wezen is. Een wedstrijd tegen het leven, en ook al gauw tegen de dood. Zeker in Roald Dahls geval, zoals in Going Solo blijkt. Boy bevat daarentegen de markantste gebeurtenissen in Dahls leven tot het uitbreken van de oorlog in 1939, toen hij drieëntwintig jaar was. In Going Solo pakt hij daar de draad weer op, maar wijst er in zijn voorwoord nog eens nadrukkelijk op dat het hier weer niet om een echte autobiografie gaat:

285 Paginanummering tk

286 Kisters, S. (2010): Pag. 275

Een leven bestaat uit een groot aantal kleine gebeurtenissen en een klein aantal grote. Een autobiografie moet dan ook erg selectief zijn om niet saai te worden: alle onbelangrijke voorvallen in een leven schrappen en zich concentreren op gebeurtenissen die in de herinnering zijn blijven leven.288

Een autobiografie moet daarom, wil ze niet langdradig uitpakken, bijzonder selectief zijn en zich ontdoen van alle onbeduidende incidenten in iemands leven en zich concentreren op die gebeurtenissen die levendig in de herinnering zijn blijven hangen. Het is een buitengewoon geraffineerde manier om een autobiografie te schrijven, want het gevolg van deze methodiek is dat zowel Boy als Going Solo van begint tot eind interessant, vermakelijk en goed leesbaar zijn, zonder dat Dahl zijn publiek tekort doet door niet alles uit zijn leven te vertellen. De omschrijving die illustrator Quentin Blake gaf van zijn autobiografieën is hier trefzeker: ‘De boeken waren een kruising tussen een gewone autobiografie, herinneringen en zijn eigen fantasie omdat Dahl een verhaal altijd in een richting stuurde waardoor het interessanter werd en niet meteen waarheidsgetrouwer’.289

Het blijft een opvallend gegeven dat Dahl ondanks zijn hardnekkige bezwaren toch een verhaal over zijn eigen leven heeft geschreven. ‘I enjoy least of all writing about my own experiences’.290 Het is een bekend gegeven

dat hij er een hekel had wanneer men een relatie tussen zijn persoonlijk leven en zijn kinderboeken legde. Het idee dat zijn leven tot fictie werd gemaakt, stuitte hem tegen de borst. Hij haalde fictie tenslotte diep uit zijn

onderbewuste: ‘Ik wacht op die ene vonk inspiratie’.291 Het kwam niet in hem op om een verband tussen zijn leven

en werk te leggen. De fictie die hij schreef, was per slot van rekening een resultaat van zijn fantasie. Ondanks dat Dahl zichzelf enorm tegenspreekt door een semi- autobiografie te schrijven, en daarmee –zoals hij het zelf stelt- het toppunt van eigenwaan bevestigt, had hij klaarblijkelijk toch de behoefte om de oorsprong van zijn ideeën voor zijn fantasierijke, humoristische, maar vooral subversieve verhalen te delen met zijn publiek. Dahl heeft zich ooit uitgesproken over kunstwerken: ‘Je kunt een kunstwerk niet echt waarderen als je de persoonlijkheden van de makers en hun problemen niet bestudeert’.292 Deze opvatting valt zeker in verband te brengen met de reden waarom

hij zijn jeugdherinneringen wilde delen met het grote publiek. In een interview met het NRC Handelsblad in 1985 confronteert de Nederlandse journalist Bregje Boonstra Dahl met zijn tegenstrijdige stellingname. Dahl wuift deze confrontatie weg met het antwoord:

Dat was lang geleden. Eigenlijk vind ik een autobiografie een ego-trip. Ik verzin liever verhalen, maar waarschijnlijk waren mijn ideeën even op. Het was heerlijk ontspannen, al het materiaal had ik voorhanden. Ik heb wel even gezocht naar de verhalen in mijn leven. Dat dagelijkse gedoe is tenslotte voor niemand interessant.293

288 Dahl, R. (1985- 1986): Voorwoord Going Solo

289 Sturrock, D. (2011): Pag. 598/ Sturrock geeft geen bronvermelding bij dit citaat.

290 Boonstra, B. (1985): NRC Handelsblad

291 Thurning, P. (1982): Het Binnenhof

292 Powling, C. (1983): Pag.17/ Haalt in zijn biografie voor kinderen een quote van Dahl aan.

Het “opraken van andere ideeën” was een argument waar hij al vaker mee weg was gekomen.294 Dahl schuilt zich in

dit geval opnieuw achter deze schijnbare, oprechte kennisgeving. Daarnaast was Dahl in deze periode van zijn leven zwaar vermoeid, en had hij geen goede gezondheid. Het materiaal voor het schrijven lag inderdaad zoals hij zelf zegt: voorhanden. Het verzinnen van een geheel nieuw fictief kinderverhaal kostte hem mogelijkerwijs te veel energie. Desalniettemin lost Dahl zijn zelfverloochening behendig op. Zo is het karakteristiek voor Dahl dat hij het schrijfproces van zijn twee gefictionaliseerde zelfportretten schetst als een avontuurlijke ontdekkingsreis, waardoor het alsnog overkomt alsof hij een heel nieuw verhaal verzon. ‘Als je eenmaal achter je bureau gaat zitten, komt het allemaal vanzelf bovendrijven. Het ene detail roept het volgende op. Dat is echt fascinerend. Het is een soort psychoanalyse’.295

In eerste instantie waren de twee weliswaar fictieve, autobiografische boeken doelbewust geschreven voor kinderen. Zijn reactie die hij geeft op de constatering die een journalist maakt tijdens een interview voor Het Vrije

Volk (1985) is dan ook opmerkelijk te noemen. Zo stelt de journalist Frank van Dijl ‘Volgens mij is het de eerste

keer dat iemand zijn biografie speciaal voor kinderen heeft geschreven’. 296 Waarbij Dahl antwoordt: ‘Inderdaad, ik

schrijf tegenwoordig alleen nog maar voor kinderen. Nu je het zegt, geloof ik dat je gelijk hebt: […]. Ik heb er niet eerder bij stilgestaan’.297 Het is veelzeggend dat Van Dijl deze conversatie in de introductie van zijn interview heeft

opgenomen. Het gesprek doet sterk voorkomen alsof de Nederlandse journalist Dahl een nieuw inzicht geeft in autobiografieën voor kinderen. Dahl zou de ‘eerste’ kinderboekenschrijver zijn die een autobiografie voor een jong publiek schrijft, en de Britse auteur zou zich daar tot op dat moment nog niet bij stil hebben gestaan. Dahl veinst op nonchalante wijze alsof hij zich daar niet bewust van zou zijn geweest. Voorop moet worden gesteld dat Dahl doelbewust zijn twee fictieve autobiografieën voor kinderen schreef. Ten eerste omdat hij in deze fase van zijn carrière uitsluitend verhalen schreef voor kinderen, maar ook omdat hij in deze autobiografieën gemakkelijk zaken die hem niet bevielen kon weglaten. Het herschrijven van zijn eigen leven tot een fictief verhaal was tenslotte een procedé waar hij in het begin van zijn carrière ook al gebruik van maakte.298 Daardoor kon Dahl een romantisch

beeld van zichzelf scheppen zoals hij zichzelf graag zag: buitengewoon avontuurlijk, zachtaardig, fantasierijk met een scherp voor het absurde detail. Maar misschien is het geschetste beeld nog wel belangrijker voor hoe hij door anderen gezien wilde worden.

Daarnaast bracht het schrijven van zijn ‘niet- autobiografie’ alleen maar voordelen met zich mee. Doordat hij omwille van zijn jeugdige publiek geen noten- of bronnenapparaat heeft opgenomen, wordt de lezer min of meer gedwongen erop te vertrouwen dat de anekdotes die hij uitlicht waar zijn. Dahl vertelt dan ook conform de

Bildungsroman299 alleen die anekdotes en feiten over zijn leven die in verband staan met zijn latere ontwikkeling als

294 Denk aan het opraken voor plots voor zijn korte verhalen. Toch heeft de kritiek deze verklaring overgenomen. Zo staat er in de

vooraankondiging voor de release van Going Solo dat ‘Dahl kinderboeken ging schrijven omdat hij geen ideeën meer had voor korte verhalen’. (Van Dijl (1980): Recensie Uncle Oswald.

295 Leistra, G. (1988): ‘De ideeën komen gewoon uit mijn hoofd’

296 Hij heeft het hier specifiek over Boy. Dahls tweede biografie verschijnt een jaar na dit interview.

297 Van Dijl, F. (1985): Het Vrije Volk. Nr. 33

298 Denk aan zijn eerste verhaal: ‘A Piece of Cake’ dat later in ‘Shot Down Over Lybia’ werd veranderd.

kinderboekenschrijver. Hij plant daardoor de zaadjes voor zijn creatieve verhalen bij de lezer, die veelal stroken met zijn absurde, non-conformistische houding als macabere fantast. De anekdotes die hij in Boy opnam, dienen ter verduidelijking van zijn inspiratiebronnen. Ze vormen een logische voedingsbodem voor zijn latere kinderverhalen. Deze anekdotes hebben hierdoor een mythische status verworven, die blijvend worden uitgelicht door critici en daardoor worden bekrachtigd: ‘Wanneer je Boy hebt gelezen, begrijp je meteen hoe Roald Dahl aan de onderwerpen voor zijn boeken gekomen is’.300 Zo constateerde Max Verbeek dat Dahl in Boy die gebeurtenissen uitlicht die al een

écht Dahlverhaal markeren: ‘het is bizar, komisch en gruwelijk’.301 Zo buit de schrijver alle mogelijkheden uit in de

anekdote waarin hij met een stel vriendjes een kwajongensstreek bij een bejaarde eigenaresse van een snoepwinkel uithaalt, en hoe zij daar overdreven hard voor worden aangepakt.302 Kenmerkend voor Dahl is dat hij de spanning

zorgvuldig opbouwt. Hij beschrijft eerst uitvoerig hoe centraal de snoepwinkel in zijn schoolbestaan was; hoe doordringend de geur en smaak en kleur van het snoepgoed was, en hoe ze zich afvroegen hoe de toverballenfabriek het voor elkaar kreeg dat toverballen in alle kleuren van de regenboog konden veranderen. Met deze beschrijving plant Dahl overduidelijk het zaadje voor zijn inspiratie voor Charlie and the Chocolate Factory. Ook in deze anekdote doemt het schrikbeeld van volwassenen op. De oude vrouw, mevrouw Pratchett, die de winkel bezat wordt afgebeeld als een bekend archetype binnen zijn werk:

Het afschuwelijkste van mevrouw Pratchett was haar smerigheid. Haar schort was grauw en vettig. Aan haar blouse kleefden stukjes van haar ontbijt, broodkruimels en theevlekken en spatjes opgedroogd eigeel. Maar het waren haar handen die ons het meest dwarszaten. Ze zagen eruit alsof ze de hele dag kolen op het vuur hadden geschept.303

Hierop volgt een klassieke Dahl scene: de daders worden door de schoolmeester bestraft met stokslagen, terwijl de krijsende ‘heks’ Pratchett de meester aanspoort tot nog hardere klappen. Een tweede, typerend sadistische

omschrijving is de anekdote waarin Dahl een auto-ongeluk meemaakt en door de voorruit voor de auto vliegt. Het kenmerkende voor zijn schrijfstijl zit hem vooral in de gedetailleerde lugubere beschrijving van hoe zijn neus bijna van zijn gezicht werd afgesneden, en erbij hing aan een klein reepje huid.304

Waar veel critici de twee fictieve autobiografieën van Dahl om bewonderen is zijn tone of voice. Met name in Going Solo, deel ik deze bewondering. Dahl vestigt terloops de aandacht op het tot wanhoop stemmende beeld van de inefficiëntie waarmee er in 1940-1941 door de Engelsen oorlog werd gevoerd. En het zorgeloze gemak waarmee er vanaf bovenaf met mensen werd gespeeld alsof het fiches waren in een gokspel in het casino. Dahl beschrijft dat allemaal zonder zich daar verder druk over te maken of er een beschuldigende vinger voor te heffen: ‘[…] het is gemakkelijk om achteraf kritiek te leveren op je commandant. Dat is een spelletje dat alle lagere rangen maar al te

300 Aalsvoort, vd. M. (1989): Pag.12

301 Verbeek, M. (1991): Documentatieblad 5

302 Op een onbewaakt moment stopt de jonge Dahl een muis in een van de stopflessen die op de toonbank van de winkel staan.

303 Dahl, R. (1985 -1986): Pag. 38

graag spelen. En het is een fout te veel aan die neiging toe te geven’.305 Dahl toont het ware gezicht van de oorlog in

indrukwekkende observaties zonder in gemoraliseer- of sentimentaliteit te vervallen. Hij behandelt zijn jonge publiek omwille van het zware onderwerp nergens neerbuigend.306 Hij neemt ze serieus en schrijft in zekere zin een

volwassenboek voor hen, zonder dingen mooier voor te stellen dan ze zijn en zonder uitbundig heldendom. Met weinig woorden weet Dahl veel te zeggen en weet met zijn korte beschrijvingen veel te suggereren. Een techniek die hij vanuit zijn eerdere carrière als schrijven van korte verhalen heeft verworven.