• No results found

Een correctie op of uitbreiding van een nieuw imago

Dahls regisseertechnieken

3.1 Een correctie op of uitbreiding van een nieuw imago

In de loop van de jaren zeventig werd Dahl steeds zichtbaarder als publiek persoon. In de periode daarvoor had hij zijn privépersoon afgeschermd van de publiciteit. Dit komt ongetwijfeld doordat hij vanaf de vijftigerjaren een fulltime huisvader van een jong gezin was. Daarnaast waren de verschillende catastrofes binnen zijn gezin een belangrijke motivatie om niet in de schijnwerpers te willen staan; zijn vrouw Patricia Neal nam deze taak, vanwege haar beroep, tenslotte al voor haar rekening. Tegen de tijd dat Dahl zich meer openlijk uitsprak over zijn werk, had hij jaren de tijd gehad om zijn gedachten over zijn schrijven te formuleren, al dan niet kunnen aanscherpen dankzij de kennissen, critici en redacteuren waarmee hij bijvoorbeeld sprak.172

Vanwege zijn ongekende, stijgende populariteit als kinderboekenschrijver, en met zijn bestsellers die braken met de conventies in de jeugdliteratuur was hij een geliefd onderwerp voor tijdschriften en kranten. Dahl werd ongetwijfeld vanwege zijn succes hiervoor benaderd. Hij bleek hier gevoelig voor aangezien hij zich vanaf de jaren zeventig steeds gewilliger liet interviewen en fotograferen. Daarnaast bracht hij, weliswaar via de teksten van anderen geleidelijk meer informatie over zijn leven in de openbaarheid. Via de interviews die hij vanaf de jaren zeventig is gaan geven, heeft Dahl de interpretatie van zijn kinderboeken, zijn visie op jeugdliteratuur en de biografische beeldvorming rondom zijn persoon weten te sturen. Alhoewel Dahl altijd heeft geopperd dat hij zich niets aantrok van wat anderen, met name het literaire establishment, over hem dachten, voelde hij toch de noodzaak te reageren op de verstarde beeldvorming rondom zijn werk. Dahl oefende op actieve wijze invloed uit op zijn versteende imago van macabere fantast, die wrede onverwachtse plots voor een volwassen publiek schreef. Doordat Dahl de thema’s die zijn werk voor volwassenen hadden gekenmerkt, zoals wrede menselijke gebreken en kritiek op 171 Sturrock, D. (2011): Pag. 597

172 In dit verband zou het interessante gegevens kunnen opleveren, wanneer Dahls gehele archief wordt vrijgegeven, of er over dergelijke gedachten is gecorrespondeerd.

de maatschappij, ook verwerkte in zijn kinderverhalen, werden zijn kinderboeken door deskundigen ongeschikt bevonden. Met verschillende verwoordingen probeerde hij zijn kinderboeken te legitimeren en officiële erkenning als kinderboekenschrijver te behalen. Dahl was een welbespraakt man en het lukte hem grotendeels door middel van een vast arsenaal aan uitdrukkingen critici en interviewers zijn eigen opvattingen over zijn werk voor jonge lezers te laten uitdragen. Treffende omschrijvingen of uitdrukkingen bleef hij herhalen tot aan het eind van zijn leven. Daarnaast was Dahl een meester in het sturen van interviews. Hieronder ga ik in op een aantal van zijn uitdrukkingen in die hij heel consistent in interviews bleef herhalen totdat ze op zichzelf gingen staan. Deze expressies zijn van wezenlijke invloed geweest op het bijschaven van zijn controversiële, macabere imago als kinderboekenschrijver

‘Wreed’? Leuk zul je bedoelen!173

In 1972 verbleef Dahl in Amsterdam voor een serie interviews. De Nederlandse journalisten bestempelden hem als ‘chagrijnig’.174 Een van deze interviewers was de pittige dame Bibeb.175 Zij had een reputatie verworven op het

gebied van indringende interviews. Tijdens haar interview met Roald Dahl raakt de schrijver geïrriteerd doordat Bibeb alsmaar doorzaagt over ‘wreedheid als een van zijn belangrijkste thema’s.’176 Later die dag woont Bibeb een

persconferentie van Dahl bij. Hij negeert al haar vragen, en vertelt de pers een anekdote over een journaliste die ‘zo bezeten was van het verlangen een bekende schrijver te interviewen dat ze op zijn lievelingshondje was gaan zitten, waardoor het diertje subiet overleed. Ze propte het lijkje tersluiks in haar tas en op weg naar huis smeet ze het in de vuilnisbak. Maar het interview had ze’.177 Het feit dat Bibeb zich zo toespitste op wreedheid als Dahls voornaamste

thema, was typerend voor de algemene kritiek uit die tijd.178 In de jaren zeventig werd er door journalisten in

interviews vaak ingezoomd op de grillige en onverwachte plots waarin menselijke wreedheid centraal stond. In deze periode laten veel critici en interviewers Dahls werk voor volwassenen en kinderen nog door elkaar lopen. Juist doordat de standaardtyperingen over zijn korte verhalen bleven rondcirkelen werd de schrijver in interviews voor zijn kinderboeken geïntroduceerd als ‘De fantastische, korte griezelverhalen- schrijver’179 of als ‘de meester in het

aannemelijk maken van lugubere waarachtigheden met een karakteristiek wrede en obscene clou’180. Dergelijke

standaard-introducties fungeerden als een schil rondom zijn werk en persoon.

Zoals in het theoretisch kader uiteengezet hebben Smelik, Buikema en Meijer geconstateerd dat er drie niveaus van beeldvorming zijn.181 Het eerste niveau is materialiteit; denk hierbij aan de macabere korte verhalen in

173 Happel, F. (1982): Haagsche Courant

174 Mooren, P. et al. (2004): Pag. 144

175 Pseudoniem van Elisabeth Maria Lampe-Soutberg

176 Mooren, P. et al. (2004): Pag. 144

177 Bibeb (1972): Vrij Nederland

178 Ik spits me in dit onderzoek toe op Engelse en Nederlandse kritieken.

179 Haagsche Courant 10-6-1964

180 Algemeen Handelsblad 6-3-1964

bundels als Someone Like You en Kiss Kiss. 182 Deze korte verhalen hebben tot een bepaalde beeldvorming geleid

doordat veelal Amerikaanse critici Dahls werk in dag- en weekbladen Dahls werk recenseerden, waardoor er een zekere stereotypering voor Dahls werk ontstond. Het tweede niveau is het effect, de totstandkoming van mentale beelden resulterend in gedrag; zoals de Nederlandse journalisten die in interviews de beeldvorming klakkeloos overnamen.183 Het derde niveau is de beïnvloeding van de beeldvorming met nieuwe tekstuele of visuele middelen.

Dahl heeft in de laatste twintig jaar van zijn leven steeds meer middelen ingezet om de versteende typering van obscene wreedheid te corrigeren, beginnend met de sturing van teksten en beelden van anderen, en later door zelf ingezette visuele en tekstuele middelen, als de autobiografie en zijn schrijfhutje waar een mystiek schrijfproces plaatsvindt, wat uiteindelijk in nieuwe beeldvorming resulteerde.

In het begin van de jaren zeventig verkeert de kritiek in een transitiefase. In de eerste vraaggesprekken uit deze tijd maken veel interviewers geen onderscheid tussen de macabere kant in Dahls korte verhalen en zijn kinderboeken. Omdat Dahl tijdens de Tweede Wereldoorlog oorlogspiloot voor de RAF was, en veel van zijn korte verhalen in het begin van zijn carrière over piloten en luchtgevechten gingen, brachten journalisten de choquerende wreedheden in zijn latere werk in verband met de oorlog. 184 De oorlog in combinatie met zijn chronische pijn in

hoofd en rug zou een trieste, maar vooral duistere kant in hem hebben losgemaakt.185 In latere interviews weerlegt

Dahl echter dergelijke suggesties. Zo verklaart hij in zijn interview met Bibeb in 1972:

Nee, niet als gevolg van de oorlog. Toen waren we samen… ik bedoel er was een grote eensgezindheid. Samen tegen de nazi’s. De wreedheden waren het gevolg van wat daarna kwam. Ach, we hadden toch allemaal de illusie dat het allemaal beter zou worden. Maar na de eendracht kwam de verdeeldheid terug, het egoïsme… […]’.186

Dahl stelt in latere interviews dat hij niet door wreedheid is gefascineerd: ‘Ik haat wreedheid. Mijn wrede verhalen zijn bedoeld als kritiek op de maatschappij. Na de oorlog ben ik cynischer geworden’.187 Toch is het thema

wreedheid duidelijk aanwezig in zowel zijn verhalen voor volwassenen als kinderen; ze zitten boordevol sadistische mensen en situaties. In zijn korte verhaal Pig (1959) illustreert Dahl wreed gedrag in een beschaafde samenleving. Dit korte verhaal gaat over een wees die na het overlijden van zijn tante de hardheid en de gruwel van de grote stad en zijn inwoners ondervindt. Nadat hij voor het eerst in zijn leven varkensvlees eet, bezoekt hij een slachthuis. Daar wordt hij net als geslachte varkens aan een haak geslagen en in kokend water gesmeten.188 Een hardvochtig verhaal,

182 Zijn korte verhalen werden over het algemeen gekenmerkt als ‘macaber’ vanwege de absurdistische, obscene en wrede plotontwikkeling. In de jaren vijftig typeerde de pers het werk als: fantasierijk, boosaardig, shockend, geraffineerd, wreed, extravagant en vooruitziend. Dit zijn slechts een paar van de vele karakteriseringen die voortdurend werden genoemd.

183 Waarschijnlijk omdat vertaald werk altijd later op de markt wordt uitgebracht.

184 Enkele voorbeelden van deze korte verhalen staan in de bundel Over to You (1946)

185 Bibeb. (1972): Vrij Nederland

186 Bibeb. (1972): Vrij Nederland/ Het is opmerkelijk dat Dahl precies hetzelfde zegt in zijn interview met Bibeb in 1982.

187 Bibeb. (1972): Vrij Nederland

met een typerend thema dat ook in zijn kinderboek The Fantastic Mr. Fox is terug te zien. Zo wordt in dit verhaal kritiek geuit op de machtigen in de toenmalige samenleving; de machtigen die de machtelozen onderdrukken.189 Wat

Dahl zelf onder ‘wreed’ gedrag verstaat, is een onderwerp dat hij verder uit de weg gaat. Wanneer Bibeb doorvraagt over de wreedheid van het morbide verhaal over de wees in het varkensslachthuis antwoordt Dahl simpelweg: ‘Dat weet ik niet, het is zo lang geleden dat ik het me nauwelijks kan herinneren’.190 Een reactie waarin Dahl Bibeb

bespeelt. Dahl had de neiging indringende vragen waar hij geen antwoord op had af te kappen of ontwijkende antwoorden te geven. Een interviewster als Bibeb, ster of niet, kon in zo’n geval weinig anders doen dan mee te gaan, deed ze dat niet, zou het gesprek hoogstwaarschijnlijk zijn vastgelopen. In dit geval is de sturing vanuit Dahl sterk.

Met de reacties die Dahl in de jaren zeventig gaf op het thema wreedheid, stuurde hij de interpretatie van zowel zijn werk voor volwassenen als voor kinderen, maar corrigeerde daarmee ook heel geleidelijk zijn griezelige imago. Kenmerkend aan deze reacties was dat ze luchtig overkwamen, maar tegelijkertijd erg dwingend waren. Wanneer interviewers de bekende, grillige kant van zijn werk belichten en over de ongewone hoeveelheid mutilaties en moorden bleven doorzagen, kon Dahl met zijn laconieke reacties het gesprek volledig naar zijn hand zetten. ‘But with humour, I hope. If there have been any imitators of this –and I think there may have been – they’ve usually fallen down because they’ve done it straight, without humuor. The macabre stuff, done without humour, is terrible’. Vervolgens suggereert de interviewer Justin Wintle: ‘Perhaps though it's the humorous edge that makes them “sick jokes”. Mutilation made to look rather bright and…’ ‘funny’, aldus Dahl.191 Juist doordat Dahl zich op een sterk

sturende, maar op lichtvoetige wijze uitsprak, bracht hij zijn visie op het macabere des te overtuigender over bij interviewers. Want het is duidelijk: het heeft voor Dahl geen zin om macabere verhalen te schrijven als ze niet gepaard gaan met een scherpe grap. Een treffend voorbeeld van een opvatting die Dahl in latere interviews naar voren bleef schuiven. Zo stelt Dahl in een interview met Elsevier Magazine dat het boosaardige simpelweg leuk is.192

En dat in fictie het macabere fundamenteel humoristisch is.193 Dahl beweert dan ook in een interview met Antoinette

Heimeriks dat hij ‘agressie en wreedheid altijd [laat] vergezellen met humor’.194

De beeldvorming van Dahl als schrijver van macabere, wrede verhalen voor volwassenen vormde dus de basis voor zijn imago gedurende zijn loopbaan als kinderboekenschrijver. Hoewel het een aannemelijke gedachte zou zijn dat Dahl van zijn gevestigde imago zou af willen omdat het niet bepaald kindvriendelijk is en er kritiek op bestond, deed hij dat niet. Hij maakte juist van de verstarde beeldvorming gebruik. Dahl benadrukt in zijn

kinderboeken zijn subversieve, zwarte humor, waardoor anderen het ook steeds vaker in interviews belichtten: ‘The nastier, the better for the popularity of Roald Dahls childrens books’.195 Alles wat zijn verhalen voor volwassenen

189 Bibeb. (1972): Vrij Nederland

190 Bibeb. (1972): Vrij Nederland

191 Wintle, J. (1974): The Pied Pipers

192 Duys, W. (1978): Elsevier Magazine. Opvallend aan deze stelling is dat Dahl hier altijd hetzelfde voorbeeld voor bleef gebruiken. Namelijk het verhaal van de lamsbout.

193 Onbekend (1978): Bzzlletin 7. Nr. 59

194 Heimeriks, A. (1981): Inzicht 15

had gekenmerkt, zoals: humor, spanning, fantasie, weerzinwekkende situaties en een onverwachte afloop, was ook van toepassing op zijn kinderboeken. Hij gebruikte zijn reeds bestaande reputatie van “macabere schrijver”, en begon deze verder te exploiteren. Zo spitste hij, de inmiddels bekende vereenzelviging van zijn macabere verhalen met zijn karakteristieke humor, toe op de gedachtegang van zijn jonge publiek. Deze combinatie was volgens hem uitermate geschikt voor zijn jonge lezers omdat deze vereenzelviging het kind zelf is: kinderen zijn uitermate geestig, maar zijn ook sadistisch en onbarmhartig. Vanwege de terugkerende thema’s vanuit zijn werk voor volwassenen, werden Dahls kinderverhalen sterk bekritiseerd. Volgens bibliothecarissen in de Verenigde Staten en in het Verenigd Koninkrijk zouden zijn verhalen angst oproepen. Hieruit blijkt dat het kindbeeld dat Dahl van zijn publiek had niet strookte met het kindbeeld dat critici en bibliothecarissen hadden. Naar eigen zeggen wilde Dahl alleen maar laten zien ‘hoe stuitend het [wreedheid] is’.196 Het is naar Dahls mening dan ook geen wreedheid dat hij in zijn werk

verwerkt, maar griezel.197 Hij onderbouwt zijn argument met het gegeven dat kinderen volgens hem gek zijn op

geweld, veel kunnen hebben, en dat de gebeurtenissen in zijn boeken buiten de werkelijkheid staan. Het feit dat de griezelige elementen angst uitlokken is alleen maar ‘aardig’.198 De aardigheid van angst zit hem in het feit dat je er de

draak mee kunt steken. Zo stelt Dahl in 1975 in een interview voor Ouders van nu dat verhalen voor kinderen best griezelig mogen zijn. ‘Griezelen is belangrijk voor de ontwikkeling van een kind’.199 Naar zijn zeggen vinden

kinderen het geweldig wanneer een eng en slecht personage iets afschuwelijks overkomt. Het griezelige is iets wat ze enorm aantrekt. Wanneer Barber van der Pol in zijn interview in 1978 hier nog niet van overtuigd is, haalt de interviewer een aantal griezelige scenes uit Dahls kinderboeken naar voren. Denk aan de dikke, gulzige Caspar Slok die in Charlie and the Chocolate Factory in marsepein verandert. ‘Vinden kinderen dát leuk?’. Volgens Dahl vinden kinderen dat fantastisch, juist omdat ze van de combinatie horror en humor houden. Hij vindt dan ook dat critici niet over wreedheid moeten spreken, ‘het is allemaal duidelijk fantasie’.200 Daarnaast voerde Dahl ter verdediging de

sprookjes van Grimm aan. ‘Hoeveel koppen vallen daar, en al dat bloed! Ik laat geweld vergezeld gaan met

humor[…] Natuurlijk vallen er slachtoffers, maar het gaat in mijn verhalen er vrij mild aan toe’.201 Om het geweld in

zijn werk te nuanceren droeg hij in interviews, die hier over doorvroegen, dit treffende voorbeeld aan.202 Zijn

opvatting over de vereenzelviging van humor en horror bracht Dahl de laatste vijftien jaar van zijn carrière zeer eenduidig naar buiten waardoor de kritiek geleidelijk aan zijn stellingname overnam. Zo stelt Gerlof Leistra in 1988: ‘De verhalen van Dahl zijn stuk voor stuk verrassend. Zijn verhalen zijn grillig en bizar en kenmerken zich door een

196 Pol, vd., B. (1978): Bzzlletin 7

197 Ikzelf vond het verschil hierin lastig te maken. Om die reden heb ik de Van Dale geraadpleegd: griezel is een vorm van ‘hoogste afkeer’, afschuw dat bepaalde rillingen oproept. Wreedheid is het erop toeleggen anderen leed aan te doen en daarin behagen te scheppen: het nodeloos hardvochtig zijn.

198 Peschar, H. (1981): Viva

199 Raymakers, M. (1975): Ouders van nu

200 Pol, vd., B. (1978): Bzzlletin 7

201 Van Raephorst, M. (1977): Elseviers Weekblad

combinatie van horror en humor’.203

Een kinderlijke geest, die niet altijd kinderlijk is

Sturrock beschrijft in zijn biografie dat Dahls behoefte om in het openbaar controversieel te zijn werd verergerd door zijn irritatie over het feit dat hij niet serieus werd genomen op de manier zoals hij wilde. Vanwege zijn versteende imago van macabere fantast en de onorthodoxe thema’s die hij in zijn kinderboeken verwerkte, bleef hij in het Verenigd Koninkrijk door het literaire establishment onbesproken, en werden zijn kinderboeken door

bibliothecarissen niet op hun rechte waarde geschat. 204 Hoewel hij streefde naar erkenning, deed Dahl in de

tachtigerjaren afstand van zijn verlangen om indruk te maken op het literaire establishment. Hij nam de rol op zich van ‘de onverlaat die elke, in zijn ogen al te zelfvoldane, heersende opvatting aanviel en er genoegen in schepte de doorn in het oog te zijn van wat hij als autoriteit of algemeen aanvaarde waarheid zag’.205 Volgens Sturrock had Dahl

het gevoel dat hij zich moest onderscheiden, dat hij tegen de heersende opvatting moest vechten en daardoor radicaal, schokkend en controversieel moest zijn. Zijn biograaf wijdt deze radicalisering aan zijn eigen kwetsbaarheid.

Met het toenemende succes van zijn kinderboeken wakkerde hij zijn reputatie als gevaarlijke

excentriekeling verder aan. Als reactie op de afwijzing die hij nog steeds bij vele critici voelde, had Dahl meer waardering voor kinderen dan voor volwassenen. ‘Ik houd vooral van het schrijven van kinderen omdat het veel meer de moeite waard is […] – omdat kinderen enorm reageren’.206 Dahl positioneerde zichzelf als een kindervriend

die altijd de kant van kinderen koos. Hierdoor distantieerde hij zich automatisch van volwassenen. Een lijn die hij ook doortrok in zijn kinderboeken. Zijn kinderboeken zijn een eeuwigdurende ondermijner van het ouderlijk gezag. ‘Ouders zijn natuurlijke vijanden van kinderen’.207 Dahl erkende tijdens een interview met Peter Lennon voor The

Times (1983) dat volwassenen in zijn ogen ‘geen aardige mensen’ waren. Hier voegde hij aan toe dat hij zich meestal

prettiger voelde bij kinderen. Die waren eerlijker en gemakkelijk in de omgang.208 Dahl vond dat volwassenen

letterlijk op kinderen neerkeken, dus opperde hij nogal theatraal: ‘adults should get down on their knees for a week, in order to remember what it’s like to live in a world in which the people with all the power literally loom over you’.209 Hoogstwaarschijnlijk meende hij het oprecht toen hij zei dat volgens hem alleen kinderen konden beoordelen

203 Leistra, G. (1988a): Onbekend

204 Dit gebeurde echter ook in de Verenigde Staten./ In het interview dat hij in 1982 wederom met Bibeb heeft, wijdt Dahl kort uit over het gegeven dat het Britse, literaire establishment hem doodzwijgt: ‘Mijn laatste boek is wederom niet besproken, dat gebeurt pas als er een aparte pagina over kinderboeken verschijnt, dan krijgt iedereen een klein stukje tekst’. Vier jaar later komt hij hier wederom op terug. In een interview met het Veluws Dagblad in 1986 stelt Dahl: ‘Ik weet ook niet waarom, het kan me niets schelen. Zelfs als er pagina’s aan kinderboekenschrijvers worden gewijd, sta ik er niet tussen’.

205 Sturrock, D. (2011): Pag. 544

206 Tjoeng, M. (1982): Literama/ Hij koos zoals op pag. 37 dan ook publiekelijk en in zijn verhalen de kant van kinderen waardoor hij als nog excentrieker werd bestempeld dan dat hij al was.

207 Leistra, G. (1988b): Gooi en Eemlander

208 Sturrock, D. (2011): Pag. 576

of een boek dat voor hen was geschreven wel of niet goed was. In 1962 had hij al aan een ‘jeugdige’ recensent van

James and the Giant Peach laten weten dat tot nog toe een heleboel volwassenen kritieken hadden geschreven, maar

geen van hen wist echt waar ze het over hadden ‘want een volwassene die over een kinderboek praat, is als een man